HR, 05-06-2009, nr. 08/02581
ECLI:NL:HR:2009:BH7860
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
05-06-2009
- Zaaknummer
08/02581
- Conclusie
Mr. J. Spier
- LJN
BH7860
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BH7860, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑06‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH7860
ECLI:NL:PHR:2009:BH7860, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH7860
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Schadevordering na fraude (81 RO). Cassatie, aan middel te stellen eisen.
5 juni 2009
Eerste Kamer
08/02581
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
N.V. SUBARU BENELUX,
gevestigd te Brussel, België,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Subaru.
1. Het geding in feitelijke instanties
Subaru heeft bij exploot van 27 oktober 2004 [eiser], Bani Motors B.V., Niba Rotterdam B.V. en [betrokkene 1] (hierna gezamenlijk: [eiser] c.s.) gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd, kort gezegd:
- Bani, [eiser] en [betrokkene 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Subaru van een bedrag van € 22.014.799,-- tegen behoorlijk bewijs van kwijting, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2004, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- Niba, [eiser] en [betrokkene 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Subaru van een bedrag van € 680.534,-- tegen behoorlijk bewijs van kwijting, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2004, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding, wat [eiser] en [betrokkene 1] betreft, de kosten van de beslagen daaronder begrepen.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 mei 2006 de vorderingen toegewezen.
Tegen het vonnis hebben Bani, [eiser] en [betrokkene 1] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 24 januari 2008 heeft het hof verstaan dat de procedure tussen Bani en Subaru wegens faillietverklaring van Bani is geschorst als bedoeld in artikel 29 Faillissementswet en het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover daarbij de vordering tegen [betrokkene 1] is toegewezen en zij in de kosten is veroordeeld en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering afgewezen. Het vonnis voor zover dit is gewezen tussen Subaru en [eiser] heeft het hof bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Subaru heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft op 3 april 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Subaru begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 juni 2009.
Conclusie 20‑03‑2009
Mr. J. Spier
Partij(en)
Conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Subaru Benelux BV
(hiena Subaru)
1.
Subaru heeft onder meer [eiser] in rechte aangesproken wegens — kort gezegd — betrokkenheid bij een fraude waardoor zij schade heeft geleden. De Rechtbank Rotterdam heeft de vordering toegewezen. Dat vonnis is door het Haagse Hof bekrachtigd. Het Hof baseert zich daarbij onder meer op verklaringen van [eiser] afgelegd ten overstaan van de politie en een uitlating bij mvg. Onder de door het Hof geschetste — naar [eiser], blijkens zijn eigen stellingen, onderkende — zeer verdachte omstandigheden had [eiser] moeten nagaan of de door hem betaalde bedragen daadwerkelijk door Subaru waren ontvangen.
2.
De middelen komen er naar de kern genomen op neer dat het Hof onvoldoende is gaan sprokkelen in het dossier. Deze klacht mislukt omdat a) de door het Hof genoemde gronden — die als zodanig niet worden bestreden — zijn oordeel kunnen dragen en b) niet wordt vermeld waar in de gedingstukken aandacht is gevraagd voor de passages in het Ernst & Young-rapport en het p.v. van politie waarop thans beroep wordt gedaan.
3.
Voor zover de middelen nog meer of andere klachten proberen te ventileren zijn deze onbegrijpelijk.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepasssing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal