Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 397 [Procesinleiding elektronisch indienen]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2023
- Bronpublicatie:
25-01-2023, Stb. 2023, 41 (uitgifte: 10-02-2023, kamerstukken: 36212)
- Inwerkingtreding
01-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 97 (uitgifte: 27-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
1.
De eiser of verzoeker dient de procesinleiding langs elektronische weg in bij de Hoge Raad. Partijen dienen gedurende de procedure ook overige stukken langs elektronische weg in. Anderen dan partijen, die bij de procedure worden betrokken, dienen stukken langs elektronische weg in, tenzij de wet of de Hoge Raad anders bepaalt.
2.
Waar dit wetboek voorschrijft dat handelingen schriftelijk geschieden, worden deze handelingen in cassatie langs elektronische weg verricht, tenzij de wet of de Hoge Raad anders bepaalt.
3.
Waar dit wetboek ondertekening voorschrijft, is in cassatie tevens aan dit vereiste voldaan indien het stuk is ondertekend met een elektronische handtekening die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Een stuk dat langs elektronische weg is ingediend in het digitale systeem voor gegevensverwerking van de Hoge Raad geldt als ondertekend.
4.
Indien niet is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit artikel of een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 33, stelt de Hoge Raad de desbetreffende partij in de gelegenheid dit verzuim te herstellen binnen een door hem te bepalen termijn. Maakt de eiser of verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan verklaart de Hoge Raad eiser of verzoeker niet ontvankelijk in zijn beroep in cassatie dan wel kan de Hoge Raad het stuk buiten beschouwing laten.