Rb. Amsterdam (vzr.), 16-04-2010, nr. 456618 / KG ZA 10-747 SR/MB
ECLI:NL:RBAMS:2010:BM1465
- Instantie
Rechtbank Amsterdam (Voorzieningenrechter)
- Datum
16-04-2010
- Magistraten
Mr. M. Balk
- Zaaknummer
456618 / KG ZA 10-747 SR/MB
- LJN
BM1465
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2010:BM1465, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam (Voorzieningenrechter), 16‑04‑2010
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6989, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 16‑04‑2010
Mr. M. Balk
Partij(en)
in de zaak van
[eiser],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
eiser in conventie bij conceptdagvaarding,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. de Bont te Alkmaar en mr. P.P.C.M. Waarts te Amsterdam,
tegen
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SBS BROADCASTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
- 2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENDEMOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
- 3.
P.R. DE VRIES,
wonende te Amsterdam/Hilversum,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. J.A. Schaap te Amsterdam.
Gedaagden zullen ook gezamenlijk (in enkelvoud) SBS c.s. worden genoemd en afzonderlijk SBS, Endemol en De Vries.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, en mr. M. Balk, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- —
aan de zijde van eiser: mrs. T. de Bont en P.C.C.M. Waarts;
- —
aan de zijde van SBS c.s.: A. Kramer en I. Wiendels, bedrijfsjuristen van SBS, G. Heeneman, bedrijfjurist van Endemol en P.R. de Vries, alsmede mr. J.A. Schaap.
Ter zitting hebben partijen hun wederzijdse standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities. Vervolgens is de zitting geschorst. Na heropening heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan en daarbij het volgende overwogen.
In het vonnis van 9 april 2010 heeft de voorzieningenrechter aan SBS c.s. alle ruimte gegeven om te berichten over hetgeen naar voren is gekomen in de gesprekken en contacten tussen eiser en zijn jeugdvriend. Gedaagden mogen de door de jeugdvriend verkregen informatie gebruiken, zij mogen eiser zelfs letterlijk citeren en zijn brieven in beeld brengen.
In het vonnis van 9 april 2010 heeft de voorzieningenrechter het uitzenden van heimelijk gemaakte beeld- en geluidsopnamen van eiser niet gerechtvaardigd geacht en daarom verboden.
Eiser vordert thans dat die verboden opnieuw worden opgelegd met een hogere dwangsom en dat nu ook De Vries wordt veroordeeld, terwijl SBS c.s. in reconventie vordert om voor wat betreft de door haar geplande uitzending van 18 april 2010 een uitzondering op het vonnis van 9 april 2010 te maken. Volgens SBS c.s. zijn de onthullingen over de relatie tussen een rechter en eiser in de voorgenomen uitzending zo schokkend, en in eerste instantie zo ongeloofwaardig, dat het noodzakelijk is dat het publiek de bekentenissen van eiser hierover in beeld ziet en hoort.
Nu eiser thans ook een vordering tegen De Vries heeft ingesteld zal de gehele vordering en niet alleen de hoogte van de dwangsom opnieuw moeten worden beoordeeld.
De uitspraak in deze zaak zal na afloop van de zitting in een zogenaamd kop-staartvonnis worden gegeven. Dat vonnis en het proces-verbaal zullen zo spoedig mogelijk op www.rechtspraak.nl worden gezet. De uitwerking van het vonnis komt later. Bij de beslissing is het volgende in aanmerking genomen.
Hetgeen is overwogen in het vonnis van 9 april 2010 met betrekking tot het in dat vonnis opgelegde verbod wordt door mij in grote lijnen onderschreven. Op de punten die namens De Vries nog naar voren zijn gebracht over formuleringen zal in het (uitgewerkte) vonnis worden ingegaan.
Voorts voeg ik er nog het volgende aan toe.
Het hanteren van een verborgen camera is in het strafrecht een middel dat alleen mag worden ingezet wanneer de rechter-commissaris daarvoor toestemming heeft gegeven. Opnamen die zonder toestemming van de rechter-commissaris zijn gemaakt worden als onrechtmatig verkregen bewijs ter zijde geschoven en kunnen niet tot een veroordeling bijdragen.
Op grond van het civiele recht mag geen gebruik worden gemaakt van heimelijke opnamen van privégesprekken, tenzij daarbij bijvoorbeeld misstanden aan de orde worden gesteld die op geen andere wijze openbaar kunnen worden gemaakt. Dan kan een uitzondering worden gemaakt op dit verbod.
In het besloten gedeelte zijn onthullingen over de relatie van eiser met een rechter gedaan. Als deze juist zijn kunnen deze als een ernstige misstand worden gekwalificeerd. Ingevolge het vonnis van 9 april jl. is het aan gedaagden toegestaan de door hen gestelde onthullingen te openbaren door gebruik te maken van de informatie die eiser aan zijn jeugdvriend heeft gegeven.
Om de door gedaagden gestelde misstanden aan de kaak te stellen is het tonen van het beeldmateriaal en het laten horen van geluidsopnamen in beginsel niet nodig. De raadslieden van eiser hebben zich niet over de onthullingen willen uitlaten, maar vooralsnog worden deze niet ontkend. Zolang eiser de onthullingen niet ontkent, is het voor het aan de orde stellen van de misstand niet noodzakelijk dat hij zelf in beeld komt met de onthullingen. Als bewijsmateriaal behoeven de opnamen dan ook vooralsnog niet te dienen. De stelling dat de onthullingen zo verbijsterend zijn dat je het verteld moet zien worden om te kunnen geloven, betekent niet dat De Vries wanneer hem niet wordt toegestaan het heimelijke materiaal te tonen, beperkt is in zijn mogelijkheid om de misstand aan de orde te stellen. Hij heeft immers de ruimte om te berichten over hetgeen naar voren is gekomen in de gesprekken en contacten tussen eiser en zijn jeugdvriend over die onthullingen. Hij mag de verkregen informatie gebruiken en eiser zelfs letterlijk citeren alsook zijn brieven in beeld brengen.
Dat het belangrijk is dat het kijkerspubliek ziet wat en hoe eiser de dingen zegt wordt niet gevolgd. Waar het om gaat is dat gedaagden niet beknot mogen worden in hun vrijheid om over door hen gesignaleerde misstanden te rapporteren. Nu zij de verkregen informatie mogen gebruiken is van een beperking van hun vrijheid van meningsuiting geen sprake. Het tonen van het gezicht van eiser en het laten horen van zijn stem heeft geen invloed op die vrijheid. Dat dat wellicht meer overtuigingskracht geeft, gaat pas een rol spelen als blijkt dat De Vries zonder het heimelijk materiaal te gebruiken, de misstand niet over het voetlicht krijgt. Vooralsnog is dat niet gebleken.
De Vries heeft immers naar voren gebracht dat hij de onthullingen aan de orde heeft gesteld bij de voorzitter van het college van P.G.'s en nadien door de Minister van Justitie is ontvangen om over de zaak te praten.
Onder deze omstandigheden geldt de hoofdregel dat beelden of geluidsopnamen gemaakt met heimelijke apparatuur niet openbaar mogen worden gemaakt. De vordering in reconventie zal op dat punt worden afgewezen.
Voor wat betreft de in reconventie gevorderde uitzondering op het publicatieverbod met betrekking tot de twee portretfoto's van eiser die op de website van Peter R. de Vries te zien waren, geldt het volgende.
Deze portretten zijn niet afkomstig uit de verborgen camera actie maar zijn in een beginstadium van de contacten tussen eiser en zijn jeugdvriend door eiser aan die jeugdvriend gezonden.
De portretten zijn ook te zien geweest in de eerste uitzending die in het tussenvonnis van 2 april 2010 door de voorzieningenrechter is toegestaan.
Die portretten zijn nadien in andere media vrij gebruikt. Zo heeft een van de foto's ‘ongebalkt’ op de voorpagina van De Telegraaf gestaan en is de foto van eiser in verschillende actualiteitenrubrieken getoond.
In aanmerking wordt genomen dat eiser er zelf voor heeft gekozen deze foto's naar zijn jeugdvriend te sturen. Daarmee heeft hij het risico genomen dat de foto's ook ter beschikking van derden worden gesteld. Nu de foto's bovendien inmiddels bij het publiek bekend zijn en zich in het publieke domein bevinden, geldt het verbod niet langer voor deze twee foto's. In die zin wordt voor de toekomst een andere beslissing geven dan in het vonnis van 9 april 2010. Voor het overige worden de in het vonnis van 9 april 2010 gegeven verboden overgenomen.
Aan de verboden zal een dwangsom verbonden worden voor elke keer dat het opgenomen materiaal in zijn geheel of een gedeelte ervan wordt uitgezonden of anderszins openbaar gemaakt. Bij het bepalen van de dwangsom is de rechtbank er tot voor kort altijd vanuit gegaan dat de media veroordelende vonnissen nakomen. De dwangsom werd dan ook meer beschouwd als een onderstreping van de veroordeling dan als een prikkel tot nakoming. Inmiddels is gebleken dat er bij deze gedaagden niet zondermeer vanuit kan worden gegaan dat de veroordeling wordt nagekomen. Dat leidt ertoe dat een zware prikkel aan de veroordeling dient te worden verbonden. De dwangsom bedraagt € 500.000,- (vijfhonderd duizend euro) voor ieder keer dat al het opgenomen beeld- en geluidsmateriaal of een deel ervan wordt uitgezonden of openbaar gemaakt. De dwangsom op het uitzenden van het programma dat gedaagden voornemens zijn zondag 18 april 2010 te presenteren bedraagt derhalve voor een eenmalige uitzending één keer vijfhonderd duizend euro.
Het verzoek tot afgifte van de banden etcetera wordt afgewezen, nu is beslist dat gedaagden de informatie uit de banden wel mogen gebruiken en het afgeven van de banden en kopieën daarvan, die mogelijkheid zou beperken.
Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in conventie in de kosten van het geding worden veroordeeld, in reconventie zullen de kosten worden gecompenseerd. Een algehele kostenveroordeling, zoals door eiser gevorderd, op grond van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan niet worden toegewezen, nu het portretrecht geen recht van intellectuele eigendom is.
Waarvan proces-verbaal, mr. M. Balk mr. Sj. A. Rullmann