Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 231 Intern model van een groep
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 30-06-2021.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stcrt. 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2177)
- Inwerkingtreding
30-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stcrt. 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2177)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en haar verbonden ondernemingen, of de verbonden ondernemingen van een verzekeringsholding gezamenlijk een aanvraag indienen om zowel het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te mogen berekenen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in onderling overleg of zij deze aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.
De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen bij de groepstoezichthouder ingediend.
De groepstoezichthouder stelt de andere leden van het college van toezichthouders, waaronder de EIOPA, in kennis van de ontvangst van de aanvraag en zendt de volledige aanvraag, met inbegrip van de door de onderneming ingediende documenten, onverwijld door aan die leden. Op verzoek van een of meer betrokken toezichthoudende autoriteiten, kan de EIOPA op grond van artikel 8, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 1094/2010 technische bijstand verlenen aan de toezichthoudende autoriteit(en) die om de bijstand heeft (hebben) verzocht met betrekking tot de beslissing over de aanvraag.
2.
De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen zes maanden na de datum van ontvangst door de groepstoezichthouder van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.
3.
Indien één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van zes maanden als bedoeld in lid 2 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schort de groepstoezichthouder zijn besluit op en wacht hij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het besluit van de EIOPA. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.
De EIOPA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de EIOPA na het einde van de termijn van zes maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.
Indien de EIOPA geen besluit als bedoeld in de tweede alinea van dit lid aanneemt overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, neemt de groepstoezichthouder het definitieve besluit. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van zes maanden wordt beschouwd als de verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening.
4.
Ter vergemakkelijking van gezamenlijke besluiten, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken waarin eenvormige voorwaarden nader worden omschreven voor de toepassing van het in lid 2 bedoelde gezamenlijk besluitvormingsproces over de in lid 1 bedoelde aanvragen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
5.
Indien de betrokken toezichthoudende autoriteiten een gezamenlijk besluit hebben genomen als bedoeld in lid 2, doet de groepstoezichthouder aan de aanvrager een document toekomen dat een volledige opgaaf van redenen bevat.
6.
Indien er binnen zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag geen gezamenlijk besluit is vastgesteld, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag.
Bij het nemen van zijn besluit houdt de groepstoezichthouder naar behoren rekening met de tijdens de termijn van zes maanden door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden.
De groepstoezichthouder doet aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen een document met zijn uitvoerig met redenen omkleed besluit toekomen.
Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.
7.
Ingeval één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten van mening is dat het risicoprofiel van een onder haar toezicht staande verzekerings- of herverzekeringsonderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het op groepsniveau goedgekeurde interne model, en zolang deze onderneming niet afdoende aan de verwachtingen van de toezichthoudende autoriteit tegemoet is gekomen, kan deze autoriteit overeenkomstig artikel 37 besluiten op het uit de toepassing van dit interne model voor deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste een opslagfactor toe te passen.
In uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke opslagfactor niet gepast is, kan de toezichthoudende autoriteit verlangen dat de betrokken onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste berekent op basis van de in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1 en 2, bedoelde standaardformule. Overeenkomstig artikel 37, lid 1, onder a) en c), kan de toezichthoudende autoriteit op het uit de toepassing van de standaardformule resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming een kapitaalopslagfactor toepassen.
De toezichthoudende autoriteit licht eventuele in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten toe aan zowel de verzekerings- of herverzekeringsonderneming als de andere leden van het college van toezichthouders.
De EIOPA kan richtsnoeren opstellen ter waarborging van een consequente en coherente toepassing van dit lid.