NJ 1926, p. 316
Strekking van art. 69 Fw. Niet om geding tot handhaving van persoonlijke rechten te vervangen. [Opvordering van motoren welke zich in motorschepen bevinden]. Moet de verzoeker stellen schuldeischer te zijn ?
HR 31-12-1925, ECLI:NL:HR:1925:301, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 december 1925
- Magistraten
Mrs. Bosch, Savelberg, Jhr. Feith, Visser en van den Dries.
- Zaaknummer
[311925/NJ_1926,_p._316]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS101217:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1925:301, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑12‑1925
- Wetingang
(Fw art. 69.)
Essentie
Strekking van art. 69 Fw. Niet om geding tot handhaving van persoonlijke rechten te vervangen. [Opvordering van motoren welke zich in motorschepen bevinden]. Moet de verzoeker stellen schuldeischer te zijn ?
Samenvatting
Het voorschrift van art. 69 Fw. is alleen gegeven om o. m. den schuldeischers invloed toe te kennen op het beheer van den faillieten boedel, geenszins om die schuldeischers in de gelegenheid te stellen op deze uiterst eenvoudige, maar ook weinig waarborgen biedende wijze aan hen persoonlijk toekomende rechten tegenover den boedel geldend te maken. Ten deze heeft de wet, behoudens hier niet ter zake doende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.