Hof Amsterdam, 14-06-2016, nr. 200.182.979/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:2314
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-06-2016
- Zaaknummer
200.182.979/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:2314, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑06‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2016-0718
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0718
Uitspraak 14‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet. Werknemer biedt op Marktplaats aan werkgever toebehorende zaak te koop aan. Kantonrechter heeft verzoek werknemer tot vernietiging van het ontslag afgewezen en tegenverzoek werknemer te veroordelen de gefixeerde schadevergoeding te betalen en de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden toegewezen. Bekrachtiging. Werknemer in de proceskosten veroordeeld, ook (alsnog) die in eerste aanleg.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.182.979/01
zaaknummers rechtbank : 4379872 EA VERZ 15-865 en 4472443EA VERZ 15-1004
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 juni 2016
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. H.W.E. Vermeer te Amstelveen,
tegen
AMBULANCEDIENST AMSTERDAM DIENSTVERLENING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.C. van Fenema te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en Ambulance Amsterdam genoemd.
[appellant] is bij verzoekschrift, ontvangen ter griffie van het hof op 31 december 2015, onder aanvoering van zeven grieven en aanbieding van bewijs, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovengenoemde zaaknummers op 29 oktober 2015 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof de beschikking zal vernietigen en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - het door Ambulance Amsterdam aan [appellant] op 7 juli 2015 gegeven ontslag zal vernietigen met bepaling dat [appellant] vanaf deze datum salaris toekomt, te vermeerderen met de wettelijke rente, de arbeidsverhouding tussen partijen zal herstellen, met bepaling van de dag waarop dat herstel zal ingaan en van de aan [appellant] toekomende vergoeding voor de duur dat de arbeidsovereenkomst ontbonden was, althans vaststelling van een billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, alles met veroordeling van Ambulance Amsterdam in de proceskosten van beide instanties.
Op 22 februari 2016 is ter griffie van het hof een verweerschrift tevens incidenteel beroepschrift , met bijlagen, van Ambulance Amsterdam ingekomen. In principaal appel concludeert Ambulance Amsterdam dat het hof - uitvoerbaar bij voorraad - de bestreden beschikking zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep en in incidenteel appel de bestreden beschikking zal vernietigen en met verbetering van gronden de verzoeken van [appellant] zal afwijzen en hem, naar het hof afleidt uit grief II in het incidentele appel, alsnog zal veroordelen in de kosten van beide instanties en de beschikking voor zover deze betrekking heeft op het door Ambulance Amsterdam ingediende verzoek in zoverre zal vernietigen dat [appellant] alsnog wordt veroordeeld in de kosten van beide instanties.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 16 maart 2016. Bij die gelegenheid hebben beide voornoemde advocaten het woord gevoerd. Zij hebben zich bediend van aan het hof overgelegde aantekeningen. Partijen hebben inlichtingen verschaft.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.
2. Feiten
2.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1 (1.1 tot en met 1.16) een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, behalve voor zover de kantonrechter heeft aangenomen dat Ambulance Amsterdam op 7 juli 2015 een filmopname heeft ontvangen die [A] op verzoek van Ambulance Amsterdam heeft gemaakt. Hiertegen komt [appellant] op in grief I. Volgens hem moet worden aangenomen dat werknemers van Ambulance Amsterdam de bewuste filmopnamen bij [A] in de schuur hebben gemaakt. Nu [appellant] niet betwist dat deze opnamen de situatie aldaar toentertijd weergaven faalt de grief bij gebrek aan belang. Het hof zal bij de hierna op te sommen feiten in het midden laten wie de filmopnamen heeft gemaakt. Verder voert [appellant] in deze grief aan dat niet is vastgesteld of een vrachtbrief van Ambulance Amsterdam op de flacons ruitenwisservloeistof zat toen deze in de schuur werden aangetroffen. Dat kan niet gelden als een toereikende betwisting, zodat grief I wat dit onderdeel betreft evenmin slaagt.
2.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [appellant] , geboren [in] 1969, is sedert 1 april 2002 in dienst van (de
rechtsvoorgangster van) Ambulance Amsterdam. Hij was werkzaam in de functie van
monteur in de ambulancewerkplaats. Het bruto salaris bedroeg laatstelijk € 2.496,60 bruto
per maand, exclusief vakantietoeslag.
b. Ambulance Amsterdam heeft op 24 september 2014 een overeenkomst met [X] (hierna: [X] ) gesloten uit hoofde waarvan zij gebruikte ambulances aan [X] heeft verkocht.
c. Eind 2014, begin 2015 is [appellant] een aantal malen niet op zijn werk verschenen. In ieder geval een keer was dat omdat [appellant] in voorlopige hechtenis zat in verband met de verdenking van bedreiging van zijn echtgenote, [A] , (hierna: [A] ), met wie hij in een echtscheidingsprocedure was verwikkeld.
d. In de loop van 2015 is [appellant] gedetacheerd bij een ander onderdeel van Ambulance Amsterdam, het facilitair bedrijf.
e. Begin mei 2015 heeft een neef van [A] zich gewend tot de leidinggevende van [appellant] , [B] , (hierna: [B] ), en deze verteld dat zaken van Ambulance Amsterdam, waaronder wervelplanken (gebruikt om patiënten op straat te mobiliseren) in de schuur van de echtelijke woning van [appellant] lagen. Naar aanleiding daarvan heeft [B] [appellant] gevraagd of hij eigendommen van Ambulance Amsterdam in zijn bezit had. Hierop heeft [appellant] ontkennend geantwoord.
f. Sinds 1 juni 2015 woont [appellant] niet meer in de echtelijke woning in [plaats A] , maar in [plaats B] .
g. Op enig moment in de week van 1 juli 2015 is [appellant] op verzoek van zijn
leidinggevende bij het facilitair bedrijf werkzaam geweest in de ambulancewerkplaats van Ambulance Amsterdam.
h. Op 1 juli 2015 is op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin een “Victron
phoenix compact multi 800-12-35” (hierna: Victron) wordt aangeboden. Een Victron is een spanningsomvormer. De advertentie vermeldt als contactpersoon “[…]”, het
mobiele nummer van [appellant] en woonplaats [plaats A] . Als beschrijving is
opgenomen: “(..) ongeveer 5 jaar. Voor uitbouw getest en 100% in orde”. Uit de
door Ambulance Amsterdam overgelegde advertentie blijkt dat tussen 3 juli 2015 en 7 juli 2015 bedragen zijn geboden oplopend van € 150,- tot € 220,-.
i. Op 6 juli 2015 heeft Ambulance Amsterdam twee ambulances geleverd aan [X] .
j. Op 7 juli 2015 heeft [X] Ambulance Amsterdam meegedeeld dat in beide
ambulances de Victrons ontbraken.
k. Op een filmopname die met een mobiele telefoon is gemaakt in de schuur van de echtelijke woning van [appellant] , is onder meer een bouwlamp te zien die eigendom is van Ambulance Amsterdam.
l. Tijdens een op 7 juli 2015 gevoerd gesprek heeft Ambulance Amsterdam [appellant] op staande voet ontslagen.
m. Op 8 juli 2015 hebben [B] en een collega [A] bezocht en aldaar de schuur geïnspecteerd. Daarin hebben zij een bouwlamp en een ventilator van Ambulance Amsterdam aangetroffen, alsmede zestig liter motorolie en vijftig liter ruitenwisservloeistof. Op een van de flacons met ruitenwisservloeistof was een vrachtbrief van Ambulance Amsterdam bevestigd.
n. De brief van 9 juli 2015, waarin Ambulance Amsterdam het ontslag op staande voet aan [appellant] heeft bevestigd, vermeldt - samengevat - als grond dat [appellant] zonder toestemming twee Victrons uit ambulances van Ambulance Amsterdam heeft gehaald, dat hij een Victron te koop heeft aangeboden op Marktplaats en dat zich in zijn schuur eigendommen van Ambulance Amsterdam bevonden, waaronder een bouwlamp en een ventilator. In de brief heeft Ambulance Amsterdam [appellant] verzocht om teruggave van haar eigendommen, waaronder de Victrons.
o. Bij e-mail van zijn voornoemde raadsman van 16 juli 2015 heeft [appellant] de nietigheid van het ontslag ingeroepen, meegedeeld dat hij zich beschikbaar hield voor de overeengekomen arbeid en aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon. Ambulance Amsterdam heeft hierop bij e-mail van 23 juli 2015 afwijzend gereageerd en aanspraak gemaakt op vergoeding van twee Victons en enkele andere in haar e-mail omschreven zaken.
p. Op 27 augustus 2015 heeft [A] een e-mail gestuurd aan [B] waarin
zij onder meer schreef:
“Met deze verklaring geef ik aan dat de heer [appellant] , mijn nu nog echtgenoot, aan mij gevraagd heeft de victrons op marktplaats te zetten. Tevens wil ik u meedelen dat de heer [appellant] mij in ons huwelijk ook diverse malen heeft geslagen. Ik heb dan ook hiervan 2 keer aangifte gedaan. Dit komt mede door zijn cocaïne en alcohol verslaving. Als het goed is moet hij er nu vanaf zijn. Althans dat beweert hij. (..) Ik heb u toestemming gegeven om in mijn schuur te kijken.”.
q. [A] heeft op 1 oktober 2015 een verklaring ondertekend waarin onder meer staat:
“Dat mijn schriftelijke verklaring, via e-mail, aan de heer [B] , van Ambulance Amsterdam, d.d. 27 augustus 2015 over de Victron op Marktplaats.nl niet conform de waarheid is. De advertentie op marktplaats.nl m.b.t. de Victron is zonder medeweten van [appellant] door mij geplaatst. Mijn bedoeling was om [appellant] , als wraak, in een kwaad daglicht te stellen bij zijn werkgever Ambulance Amsterdam. Dat op uitdrukkelijk verzoek van Ambulance Amsterdam ik toestemming heb gegeven aan de heren [B] en [C] , om de schuur van [appellant] te mogen betreden en de als door hen aangeduide eigendommen van Ambulance Amsterdam mee te laten nemen. (..)“.
2.3
[appellant] heeft de kantonrechter verzocht het door Ambulance Amsterdam gegeven ontslag te vernietigen met bevel aan Ambulance Amsterdam hem met onmiddellijke ingang tot zijn werkzaamheden toe te laten en Ambulance Amsterdam te veroordelen vanaf juli 2015 het gebruikelijke salaris te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging. Ambulance Amsterdam heeft een tegenverzoek ingediend ertoe strekkende dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 2.904,30, vermeerderd met wettelijke rente. Voor het geval de kantonrechter het ontslag vernietigt, heeft Ambulance Amsterdam verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [appellant] verzoeken afgewezen, die van Ambulance Amsterdam toegewezen en bepaald dat partijen hun eigen kosten dragen.
3. Beoordeling
3.1
In grief II stelt [appellant] dat de kantonrechter bij de waardering van de feiten onvoldoende acht heeft geslagen op wat [appellant] noemt de ‘losse gezagsverhoudingen’ binnen de werkplaats van Ambulance Amsterdam. De toelichting spreekt over vrijheden die de werknemers in de werkplaats zich in dat kader konden veroorloven. Wat daarvan zij, tot die vrijheden behoorde in elk geval niet het zonder meer meenemen van Victrons. [appellant] stelt in dit verband immers dat verschillende werknemers in het verleden met instemming van werkplaatschefs Victrons hebben kunnen meenemen. In het onderhavige geval staat vast dat [appellant] geen toestemming heeft gekregen. [appellant] heeft ook geen feiten gesteld waaruit hij heeft mogen afleiden dat hij de Victrons ook zonder goedvinden van Ambulance Amsterdam mocht meenemen. De grief faalt.
3.2
Grief III klaagt dat de kantonrechter voor zijn oordeel doorslaggevend heeft geacht dat de ambulances niet zouden worden gesloopt. Volgens [appellant] was de bestemming niet relevant, maar gaat het erom dat de ambulances dienden te worden ontmanteld. Ambulance Amsterdam heeft de koopovereenkomst overgelegd en gesteld dat daaruit blijkt dat de ambulances met Victron en al zijn verkocht. Daarbij heeft zij aangevoerd dat de koper er belang bij had dat de apparatuur werd meegeleverd omdat deze ook bij gebruik van de auto’s anders dan als ambulance van nut is. Dat het de bedoeling was dat de Victrons werden meegeleverd, aldus Ambulance Amsterdam, wordt onderstreept door het feit dat de koper terstond na aflevering heeft gereclameerd over het ontbreken daarvan. [appellant] heeft dit alles onvoldoende weersproken. Daarom moet als vaststaand worden aangenomen dat het niet de bedoeling was dat de Victrons werden uitgebouwd. Ambulance Amsterdam heeft bij verweerschrift in hoger beroep gesteld dat, anders dan [appellant] heeft betoogd, op het planbord niet stond dat de ambulances moesten worden ontmanteld. [appellant] is hierop bij de mondelinge behandeling niet meer teruggekomen. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat hij desondanks heeft mogen aannemen dat de Victrons moesten worden verwijderd. Ook deze grief is tevergeefs voorgedragen.
3.3
Grief IV bouwt voort op de twee daaraan voorafgaande grieven. In de toelichting heeft [appellant] volstaan met te verwijzen naar hetgeen hij dienaangaande heeft aangevoerd. Nu de beide eerdere grieven falen, moet grief IV het lot daarvan delen.
3.4
In grief V komt [appellant] op tegen de overweging van de kantonrechter dat het niet aannemelijk is dat [A] genoemde advertentie op Marktplaats heeft gezet. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van [appellant] gelegen om een deugdelijke verklaring ervoor te geven hoe [A] , ten aanzien van wie hij niet heeft gesteld dat zij verstand heeft van Victrons, zelfstandig de tekst van de advertentie zou hebben kunnen opstellen. Bovendien heeft Ambulance Amsterdam bij de mondelinge behandeling in hoger beroep onbestreden gesteld dat zij bij toeval op de advertentie is gestuit en dat zij daarop voorafgaande aan het ontslag niet is geattendeerd. Dat maakt de stelling van [appellant] dat zijn echtgenote uit wraakgevoelens de advertentie heeft geplaatst met het doel hem in een kwaad daglicht te stellen des te onwaarschijnlijker. Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter. Ook deze grief heeft geen succes.
3.5
Grief VI richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Ambulance Amsterdam een dringende reden had om [appellant] te ontslaan. Voor zover de toelichting verwijst naar de eerdere grieven mist zij doel op grond van hetgeen het hof dienaangaande heeft overwogen. De stelling in de toelichting dat Ambulance Amsterdam [appellant] in werkelijkheid heeft ontslagen omdat hij boventallig is geworden, acht het hof tegenover de gemotiveerde betwisting van Ambulance Amsterdam onvoldoende toegelicht, nog daargelaten dat het er in dit geding op aankomt of de door Ambulance Amsterdam daarvoor opgegeven reden het ontslag op staande voet kan dragen. Uit het voorgaande volgt dat het hof deze vraag met de kantonrechter bevestigend beantwoordt. De grief faalt.
3.6
[appellant] betoogt in grief VII dat, nu dat oordeel op dezelfde gronden is gebaseerd als die welke hebben geleid tot afwijzing van het verzoek het ontslag te vernietigen, de kantonrechter ten onrechte heeft ontbonden op grond van verwijtbaar handelen. Naar het hof aanneemt moet hetgeen [appellant] heeft aangevoerd in zijn grieven tegen eerstbedoeld oordeel dienen ter onderbouwing van deze grief. De grief faalt, nu ook de eerdere grieven tevergeefs zijn voorgedragen.
3.7
[appellant] heeft geen bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen.
3.8
Ambulance Amsterdam heeft geen belang bij haar incidentele grieven, behalve voor zover zij in de toelichting op haar tweede grief erover klaagt dat de kantonrechter de proceskosten in de eerste instantie, zowel in de procedure waarin [appellant] vernietiging van het ontslag heeft verzocht als in die waarin Ambulance Amsterdam voorwaardelijk heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden de kosten heeft gecompenseerd. De grief slaagt in zoverre dat het hof [appellant] , wiens verzoek door de kantonrechter terecht is afgewezen, zal veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg in de door hem tegen Ambulance Amsterdam aanhangig gemaakte procedure. Voor een kostenveroordeling in die instantie in de door Ambulance Amsterdam aanhangig gemaakte ontbindingsprocedure ziet het hof geen aanleiding.
3.9
De slotsom is dat de grieven in het principale appel falen. Grief I in het incidentele appel slaagt evenmin en grief II in dat appel is gegrond voor zover deze zich richt tegen de compensatie van kosten in eerste aanleg in de door [appellant] tegen Ambulance Amsterdam aangespannen procedure. In het principale appel moet [appellant] de proceskosten dragen. Nu partijen in het incidentele appel ieder ten dele in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten daarin worden gecompenseerd.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de proceskosten in eerste aanleg daarbij zijn gecompenseerd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot deze kosten aan de kant van Ambulance Amsterdam op € 400,-voor salaris;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten in het principale hoger beroep, aan de kant van Ambulance Amsterdam begroot op € 711,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris, en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten in het incidentele hoger beroep draagt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.F. Schütz, R.J.F. Thiessen en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016.