Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-04-2022
- Bronpublicatie:
09-03-2022, PbEU 2022, L 88 (uitgifte: 16-03-2022, regelingnummer: 2022/431)
- Inwerkingtreding
05-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2022, PbEU 2022, L 88 (uitgifte: 16-03-2022, regelingnummer: 2022/431)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
(gecodificeerde versie) (voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 137, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
Naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van bescherming en gezondheid kunnen garanderen wat betreft de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk, is dwingend vereist om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen en beoogt tevens een niveau van minimale bescherming van alle werknemers in de Gemeenschap mogelijk te maken.
- (3)
De onderhavige richtlijn is een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (4). De bepalingen van laatstgenoemde richtlijn zijn derhalve ten volle van toepassing met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan carcinogene of mutagene agentia, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen.
- (4)
Een consistent niveau van bescherming tegen de risico's in verband met carcinogene of mutagene agentia wordt voor de Gemeenschap als geheel verwezenlijkt en dat beschermingsniveau wordt niet door uitgebreide voorschriften maar door een kader van algemene principes bereikt teneinde de lidstaten in staat te stellen de minimumvoorschriften op consistente wijze toe te passen.
- (5)
Kiemcelmutagene agentia zijn stoffen die een blijvende verandering in de hoeveelheid of de structuur van het genetisch materiaal van een cel kunnen veroorzaken, leidend tot een verandering van de fenotypische kenmerken van die cel, die op afstammende dochtercellen kan worden overgedragen.
- (6)
Kiemcelmutagene agentia hebben gezien hun werkingsmechanisme waarschijnlijk carcinogene effecten.
- (7)
In bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (5) zijn criteria voor de indeling en de nadere bepalingen voor het kenmerken van de onderscheiden stoffen opgenomen.
- (8)
In Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (6) zijn bijzonderheden betreffende de indeling en het kenmerken van deze preparaten opgenomen.
- (9)
Werknemers dienen in alle arbeidssituaties te worden beschermd met betrekking tot preparaten die één of meer carcinogene of mutagene agentia bevatten alsmede met betrekking tot op het werk vrijkomende carcinogene of mutagene verbindingen.
- (10)
Voor sommige agentia dienen alle absorptiemogelijkheden, waaronder huidpenetratie, te worden nagegaan, teneinde een optimaal beschermingsniveau te waarborgen.
- (11)
Het is bij de huidige stand van de wetenschappelijke kennis weliswaar niet mogelijk een niveau vast te stellen waaronder er geen gezondheidsrisico's meer bestaan, maar een beperking van de blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia zal deze risico's desalniettemin verminderen.
- (12)
Om bij te dragen tot het verlagen van deze risico's, dienen grenswaarden en andere daarmee rechtstreeks verband houdende bepalingen te worden vastgesteld voor al die carcinogene of mutagene agentia waarvoor de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, zulks mogelijk maken.
- (13)
Grenswaarden voor beroepsblootstelling dienen te worden beschouwd als een belangrijk bestanddeel van de algemene maatregelen ter bescherming van werknemers. Dergelijke grenswaarden dienen te worden herzien wanneer dit op grond van wetenschappelijke gegevens van recentere datum noodzakelijk wordt.
- (14)
Het is zaak het voorzorgsbeginsel toe te passen op de bescherming van de gezondheid van werknemers.
- (15)
Voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van aan carcinogene of mutagene agentia blootgestelde werknemers dienen preventieve maatregelen te worden genomen.
- (16)
Deze richtlijn vormt een concreet element in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt.
- (17)
Overeenkomstig Besluit 74/325/EEG van de Raad (7) heeft de Commissie het Raadgevend Comité voor de veiligheid en de gezondheid op de arbeidsplaats geraadpleegd voor de uitwerking van de voorstellen voor de in de onderhavige richtlijn opgenomen richtlijnen.
- (18)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage IV, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 368 van 20.12.1999, blz. 18.
Advies van het Europees Parlement van 2 september 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2004.
Advies van het Europees Parlement van 2 september 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2004.
PB L 196 van 26. 7. 1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/38/EG (PB L 138 van 1. 6. 1999, blz. 66).
Zie bijlage IV, deel A.
PB L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB 196 van 16. 8. 1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
PB L 200 van 30. 7. 1999, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.