Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:128 [Verbod variabele beloning]
Geldend
Geldend vanaf 06-09-2024
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 241 (uitgifte: 30-08-2024, kamerstukken: 36442)
- Inwerkingtreding
06-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-08-2024, Stb. 2024, 246 (uitgifte: 05-09-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien een financiële onderneming in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel steun geniet of heeft genoten in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of elke andere openbare financiële steun op supranationaal niveau die als hij op nationaal niveau werd verstrekt, staatssteun zou vormen, worden de door die onderneming aan personen die haar dagelijks beleid bepalen en aan personen die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden over de periode, waarin steun wordt of is genoten, toe te kennen of uit te keren beloningen, alsmede de door die onderneming aan personen die haar dagelijks beleid bepalen en aan personen die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden over de periode, voorafgaande aan de steunverlening, toe te kennen of uit te keren beloningen, voor zover die beloningen op het tijdstip dat de steunverlening aanving nog niet waren toegekend of uitgekeerd, van rechtswege:
- a.
op een waarde van € 0 gesteld, voor zover het betreft variabele beloningen; en
- b.
op de waarde gesteld die zij hadden op het moment, onmiddellijk voorafgaand aan het van kracht worden van de steunmaatregel, voor zover het betreft vaste beloningen.
2.
Een financiële onderneming kent geen beloningen toe en keert geen beloningen uit in strijd met het eerste lid.
3.
Het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, ziet toe op de naleving van het tweede lid.
4.
Indien de steun is verleend aan een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een tot zodanige groep behorende rechtspersoon of vennootschap, wordt de aan het hoofd van die groep staande groepsmaatschappij voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid aangemerkt als de in die leden bedoelde financiële onderneming en gelden die leden tevens voor de tot die groep behorende banken en verzekeraars met zetel in Nederland.
5.
Indien de aan het hoofd van een groep als bedoeld in het vierde lid staande groepsmaatschappij haar zetel buiten Nederland heeft, wordt in afwijking van het vierde lid de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland aangemerkt als de in het eerste tot en met derde lid bedoelde financiële onderneming.