Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1654 en Hoge Raad 3 januari 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4191.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, nr. 21, 1619
ECLI:NL:RBZWB:2022:4118
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
25-07-2022
- Zaaknummer
21_1619
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2022:4118, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25‑07‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2022/1613
Uitspraak 25‑07‑2022
Inhoudsindicatie
inlichtingen belastingdienst, belastingrente
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1619
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] (belanghebbende)
(gemachtigde: [naam] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur).
1. Inleiding
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 maart 2021. Het beroep is alleen gericht tegen de beslissing van de inspecteur in de uitspraak op bezwaar over de in rekening gebrachte belastingrente.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.569.
1.3.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 283 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.4.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2022 op zitting behandeld. Partijen waren met kennisgeving aan de rechtbank niet aanwezig op de zitting.
2. Feiten
2.1.
Belanghebbende en [naam] (de echtgenoot) waren in 2017 samen woonachtig in de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (de woning). Zij zijn elkaars fiscaal partners.
2.2.
De echtgenoot was in 2017 voor de helft eigenaar van de woning. De andere helft van de eigendom was in bezit van [naam 2] (de ex-echtgenote).
2.3.
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2017 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning dat als volgt is opgebouwd.
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking | € 15.851 | |
Loon uit vroegere dienstbetrekking | € 10.884 | |
Eigenwoning forfait | € 990 | |
Aftrekbare rente | € 14.245 (-/-) | |
Saldo eigen woning | € 13.255 | |
Aandeel inkomsten eigen woning | € 10.000 (-/-) | |
Specifieke zorgkosten | € 924 (-/-) | |
Belastbaar inkomen werk en woning | € 15.811 |
2.4.
Als gevolg van de ingediende aangifte is aan belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd naar een te ontvangen bedrag.
2.5.
De inspecteur heeft de definitieve aanslag IB/PVV 2017 vastgesteld in afwijking van de ingediende aangifte. Daarbij heeft de inspecteur het saldo inkomsten eigen woning gecorrigeerd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd.
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking | € 15.851 | |
Loon uit vroegere dienstbetrekking | € 10.884 | |
Eigenwoning forfait | € 495 | |
Aftrekbare rente | € 4.979 (-/-) | |
Saldo eigen woning | € 4.484 | |
Aandeel inkomsten eigen woning | € 2.242 (-/-) | |
Specifieke zorgkosten | € 924 (-/-) | |
Belastbaar inkomen werk en woning | € 23.569 |
Verrekening van het bedrag van de voorlopige aanslag en de ingehouden loonheffing met de verschuldigde IB/PVV over het vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning heeft geleid tot een bij de aanslag te betalen bedrag van € 3.158. De inspecteur heeft daarover € 283 belastingrente in rekening gebracht, waardoor het totaal te betalen bedrag op € 3.441 is vastgesteld.
3. Beoordeling door de rechtbank
Geschil en oordeel
3.1.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht belastingrente in rekening heeft gebracht bij de definitieve aanslag IB/PVV 2017. Meer specifiek in geschil is of de belastingrente achterwege diende te blijven vanwege informatie verstrekt door de Belastingtelefoon. De beoordeling door de rechtbank vindt plaats aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbendes beroep op de informatie van het Belastingtelefoon niet slaagt. Dat betekent dat de inspecteur de belastingrente terecht in rekening heeft gebracht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inlichtingen Belastingtelefoon
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de belastingrente overeenkomstig de wettelijke regeling in rekening is gebracht. Belanghebbende is echter van mening dat in zijn geval belastingrente achterwege had moeten blijven. Belanghebbende voert aan dat er contact is geweest met de Belastingtelefoon over onder meer de aftrek van de hypotheekrente als alimentatie en dat toen aan haar is gemeld dat zij verder niets hoefde te doen aan de aftrek van hypotheekrente. Naar aanleiding van die – wat achteraf blijkt – foutieve informatie heeft belanghebbende de aangifte ingediend en geld ontvangen via een voorlopige teruggaaf. Het is volgens belanghebbende dan onterecht als belastingrente in rekening wordt gebracht bij de vaststelling van de definitieve aanslag.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat informatie van de Belastingtelefoon een inlichting van de Belastingdienst betreft. De inspecteur is in de regel niet gebonden aan onjuistheden of onvolledigheden in die voorlichting. Voor een uitzondering daarop bestaat aanleiding indien een belastingplichtige de onjuistheid of onvolledigheid niet had hoeven te beseffen. Verder moet zij, afgaande op - achteraf bezien onjuiste of onvolledige - informatie, een handeling hebben verricht of nagelaten als gevolg waarvan een hoger bedrag van hem wordt geheven dan zij op basis van die informatie meende te moeten betalen.1.Als het uitsluitend aan onzorgvuldige voorlichting van de Belastingdienst te wijten is dat een belanghebbende belastingrente verschuldigd is, verzet het zorgvuldigheidsbeginsel zich ertegen dat de inspecteur deze belastingrente in rekening brengt.2.Op belanghebbende rust de bewijslast feiten en omstandigheden aan te dragen die de conclusie rechtvaardigen dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.
3.5.
In dit geval volgt uit de stellingen van belanghebbende niet welke vragen belanghebbende heeft gesteld en welke feiten en omstandigheden zij daarbij aan de Belastingtelefoon heeft voorgelegd. Ook is niet volledig duidelijk wat de Belastingtelefoon precies heeft gezegd. De gestelde voorlichting over de hypotheekrente is zo algemeen geformuleerd dat daaruit niet kan worden afgeleid welke inlichting al dan niet zou zijn verstrekt. Verder is niet toegelicht of, en zo ja, welke voorbehouden door de betreffende medewerker zijn gemaakt. Aangezien de inspecteur gemotiveerd betwist dat de voorlichting is gegeven en dat – als de voorlichting is gegeven – dit vertrouwen bij belanghebbende heeft kunnen wekken, had het op de weg van belanghebbende gelegen om een nadere toelichting te geven. De rechtbank kan nu niet goed beoordelen of belanghebbende op basis van de informatie van de Belastingtelefoon ervan mocht uitgaan dat zij de aangifte moest invullen zoals zij heeft gedaan. Verder kan de rechtbank niet beoordelen of belanghebbende had moeten beseffen dat de gestelde voorlichting onjuist of onvolledig was. Gelet hierop heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het vertrouwensbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel ertoe leiden dat de inspecteur geen belastingrente in rekening had mogen brengen.
3.6.
Voorgaande betekent dat de belastingrente terecht in rekening is gebracht. Belanghebbende heeft geen andere gronden aangevoerd tegen de hoogte van de belastingrente of de wijze waarop die is berekend. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
4. Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de belastingrentebeschikking blijft gehandhaafd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 25 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑07‑2022
HR 24 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1206.