Rb. Noord-Nederland, 22-04-2020, nr. C/18/198426 / FA RK 20-990
ECLI:NL:RBNNE:2020:1771
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
22-04-2020
- Zaaknummer
C/18/198426 / FA RK 20-990
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2020:1771, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 22‑04‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
JGz 2020/67 met annotatie van Jong, J.J. de
Uitspraak 22‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Verzoek wijziging zorgmachtiging / Geen tijdelijke verplichte zorg / art. 6:4, tweede lid, Wvggz i.c.m. art. 8:12 Wvggz / Noodzakelijke aanpassing van zorgmachtiging / OvJ ontvankelijk in verzoek / Toewijzing voor de resterende duur van de initiële zorgmachtiging.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/198426 / FA RK 20-990
Wijziging zorgmachtiging
Beschikking van 22 april 2020 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1998,
wonende aan de [adres] te Hoogezand,
thans verblijvende in het [accommodatie] te Groningen,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. B.H. Werink, kantoorhoudende te Groningen.
1. Het procesverloop
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 21 april 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 19 februari 2020;
- de 'kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz' d.d.
19 februari 2020;
- een addendum d.d. 15 april 2020 op het zorgplan van 30 januari 2020;
- de gemotiveerde aanvraag wijziging zorgmachtiging door de zorgverantwoordelijke d.d. 16 april 2020;
- de aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging bij de officier van justitie d.d. 16 april 2020, en
- een historisch overzicht.
1.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de rechtbank besloten om de betrokkenen conform het landelijk geldende protocol telefonisch te horen.
1.3.1.
Het telefonisch horen heeft plaatsgevonden op 22 april 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen telefonisch gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , geneesheer-directeur, en
- mevrouw [naam 2] , psychiater/zorgverantwoordelijke.
1.4.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen en is door de rechtbank niet telefonisch gehoord.
2. Het verzoek
2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de zorgmachtiging van betrokkene te wijzigen en aan te vullen op de volgende onderdelen:
- de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid te verlengen van één maand naar zes maanden;
- de termijn voor onderzoek van woon- of verblijfsruimte te verlengen van één maand naar zes maanden;
- de zorgmachtiging aan te vullen met de verplichte zorg in de vorm van insluiten voor de duur van één maand;
- de zorgmachtiging aan te vullen met de verplichte zorg in de vorm van het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voor de duur van zes maanden.
3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
3.1.
Het verzoek van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 8:12 Wvggz. Tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting is gebleken dat er in casu geen sprake is van toegepaste tijdelijke verplichte zorg voor de duur van meer dan drie dagen, hetgeen een wijziging van de zorgmachtiging vereist. Inhoudelijk wordt thans verzocht om een wijziging van de in de zorgmachtiging en het zorgplan opgenomen vormen van verplichte zorg en een aanvulling op de daarin opgenomen vormen van verplichte zorg.
3.2.
De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat het verzoek van de officier van justitie niet kan worden toegewezen nu daarvoor niet een goede grondslag is aangevoerd nu er geen tijdelijk verplichte zorg is toegepast met een duur langer dan drie dagen.
3.3.
Ten aanzien van de juridische grondslag overweegt de rechtbank het volgende. De wet koppelt in artikel 8:12, vierde tot en met zevende lid, Wvggz een wijziging van de zorgmachtiging aan een noodzakelijk geachte wijziging en aanvulling van de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging en het zorgplan, als gevolg van toegepaste, niet in de zorgmachtiging opgenomen tijdelijk verplichte zorg. Een los daarvan staande wijziging van de zorgmachtiging kent de wet niet hetgeen aanleiding zou kunnen zijn te concluderen dat een wijziging van de zorgmachtiging in een dergelijk geval niet mogelijk is. Dat zou pas mogelijk zijn wanneer eerst tijdelijk verplichte zorg is toegepast van een vorm die niet in de zorgmachtiging is opgenomen of waarvan de in de zorgmachtiging opgenomen duur is geëxpireerd en die langer dan drie dagen zal gaan duren en derhalve een wijziging zorgmachtiging vereist.
3.3.1.
Gelet op de in artikel 6:4, tweede lid, Wvggz opgenomen mogelijkheid om in afwijking van het zorgplan andere vormen van verplichte zorg op te nemen in de zorgmachtiging, in combinatie met de in artikel 8:12 Wvggz opgenomen (beperkte) mogelijkheid tot wijziging van de zorgmachtiging, is de rechtbank van oordeel dat ook wanneer er, in strikte zin, geen sprake is van een noodzakelijke aanpassing van de zorgmachtiging vanwege toegepaste tijdelijk verplichte zorg, de officier van justitie wel ontvankelijk is in een dergelijk wijzigingsverzoek.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
Ten aanzien van betrokkene is op 19 februari 2020 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan.
Betrokkene is na de start van de zorgmachtiging in eerste instantie vier dagen op de gesloten afdeling verbleven en is daarna overgeplaatst naar de open afdeling waar hij vrijwillig wilde blijven. Op de open afdeling werd toe gewerkt naar herstart van school, het verbeteren van contact met moeder en werd een aanvang voor een plan gemaakt waar betrokkene in de toekomst wilde gaan wonen. Ook was het drugsgebruik en de behandeling van de psychose onderwerp van gesprek.
In de loop van de tijd bleek dat betrokkene steeds meer, en uiteindelijk continue, onder invloed van cannabis was, waardoor behandeling niet mogelijk was. Aangezien betrokkene geen vrijheden heeft, bestaat het vermoeden dat bezoek van betrokkene hem voorziet van cannabis.
Betrokkene is regelmatig wanhopig over zijn situatie. Bij oplopende spanning is betrokkene zijn enige copingsmechanisme om nog meer te gaan blowen. Doordat hij, als gevolg van een kortdurende insluiting, geen toegang meer had tot middelen, liep de spanning en agressie hoog op. Desalniettemin ziet betrokkene zijn drugsgebruik niet als groot probleem en acht dit ook geen onderhoudende factor in zijn psychotische klachten of in zijn maatschappelijke stagnatie.
Een klinische detoxificatie op een gesloten afdeling, gevolgd door een (klinische) medebehandeling en ambulante begeleiding is noodzakelijk om de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en te stabiliseren.
3.5.
Betrokkene verzet zich tegen deze (aanvullende) vormen van verplichte zorg. Hij voert daartoe aan dat hij totaal niet verslaafd is aan blowen. Betrokkene stelt zich goed te gedragen op de afdeling en is gefrustreerd dat hij nog steeds geen vrijheden krijgt. Een klinische detoxificatie ziet hij niet zitten, want hij is zelf wel sterk genoeg.
3.6.
Gebleken is echter dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met de voorgestelde wijziging is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank zal het verzoek toewijzen in die zin dat:
- de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid wordt verlengd;
- de termijn voor onderzoek van woon- of verblijfsruimte wordt verlengd;
- de zorgmachtiging wordt aangevuld met de verplichte zorg in de vorm van insluiten voor de duur van één maand;
- de zorgmachtiging wordt aangevuld met de verplichte zorg in de vorm van het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voor de duur van zes maanden.
3.8.
In afwijking van de door de officier van justitie verzochte duur voor de wijzigingen, dan wel aanvullingen van verplichte zorg, oordeelt de rechtbank dat de verplichte zorg niet langer mag zijn dan de resterende duur van de initiële zorgmachtiging. Derhalve kunnen de wijzigingen en aanvullingen maximaal voor de resterende duur van de zorgmachtiging worden toegewezen, te weten tot en met uiterlijk 19 augustus 2020.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijzigt de zorgmachtiging die op 19 februari 2020 is verleend ten aanzien van [betrokkene], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1998;
4.2.
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende (aanvullende) maatregelen kunnen worden getroffen;
- beperken van de bewegingsvrijheid voor de resterende duur van de machtiging;
- onderzoek van woon- of verblijfsruimte voor de resterende duur van de machtiging;
- insluiten voor de duur van één maand;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voor de resterende duur van de machtiging.
4.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 19 augustus 2020.
Deze beschikking is op 22 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M. Rozendal, de griffier, en op 28 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.