HR, 10-06-2016, nr. 16/00805
ECLI:NL:HR:2016:1168
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10-06-2016
- Zaaknummer
16/00805
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:1168, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑06‑2016; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:248, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:248, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1168, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. Onrechtmatige daad. Zaakschade aan auto tijdens ruzie ex-samenwoners. Stelplicht; passeren van bewijsaanbod.
Partij(en)
10 juni 2016
Eerste Kamer
16/00805
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[verweerster],wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 510457 CV EXPL 13-732 van de kantonrechter te Heerlen van 14 augustus 2013 en van de kantonrechter te Maastricht van 26 februari 2014;
b. de arresten in de zaak 200.151.487/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 augustus 2014 en 10 november 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 10 november 2015 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser].
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 20 april 2016 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 10 juni 2016.
Conclusie 08‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. Onrechtmatige daad. Zaakschade aan auto tijdens ruzie ex-samenwoners. Stelplicht; passeren van bewijsaanbod.
zitting 8 april 2016 (bij vervroeging)
mr. J. Spier
16/00805 ( 80a)
conclusie inzake
[eiser]
tegen
[verweerster]
1. In cassatie gaat het nog slechts om de schade “van minimaal € 5.000” die [verweerster] volgens [eiser] aan zijn auto zou hebben toegebracht. De Kantonrechter te Heerlen heeft die vordering afgewezen omdat [eiser] te weinig zou hebben gesteld. In zijn in cassatie tijdig bestreden arrest komt het Hof in rov. 7.7.5 tot dezelfde conclusie als de Kantonrechter.
2. De cassatiebezorger kan worden toegegeven dat enkele van de stellingen van [eiser], indien afzonderlijk bezien, net voldoende concreet zijn. Bij letterlijke lezing van ’s Hofs arrest valt dan ook het nodige af te dingen op zijn oordeel.
3.1 Duidelijk is evenwel dat het Hof zich hoffelijk heeft willen uitdrukken. Men behoeft nauwelijks tussen de regels door te lezen om te zien wat er werkelijk staat: het relaas van [eiser] is volstrekt ongeloofwaardig. Omdat zijn relaas, in zijn geheel bezien, volstrekt ongeloofwaardig is, heeft hij niet aan zijn stelplicht voldaan; onzin of louter speculatieve stellingen kunnen een vordering immers niet schragen.
3.2 Bovendien ligt in ’s Hofs oordeel voldoende duidelijk besloten dat [eiser] te weinig heeft gesteld over zijn schade (“De man heeft nagelaten zijn stelling (...) met enig stuk te onderbouwen”) zodat de vordering hoe dan ook niet voor toewijzing vatbaar zou zijn. Dat laatste oordeel wordt in cassatie niet bestreden. Na verwijzing zou dit oordeel een gegeven zijn zodat de klachten belang missen.
4. ’ s Hofs oordeel, gelezen als onder 3.1 vermeld, is bovendien bestand tegen de klacht(en). Blijkens het p.v. van de comparitie in prima heeft [eiser] verklaard zelf getuige te zijn geweest van “de vernieling van de ster aan de achterkant.” In appel merkt [eiser] zonder verdere toelichting op “er niet in alle gevallen bij” te zijn geweest (mvg p. 2). Hij noemt getuigen zoals “zekere Guido”, “”Dikke” Jo” en “zekere Marcel”; het is volstrekt begrijpelijk dat het Hof dergelijke stellingen niet ernstig heeft genomen. Zijn vordering is mede gebaseerd op het volgende: “[verweerster] is ook geen geloofwaardige partij. Zij liegt dikwijls en schroomt niet om te liegen”, wat met talloze nodeloos kwetsende, maar irrelevante, voorbeelden wordt uitgewerkt (mvg p. 3). Ten slotte bericht [eisers] rechtsbijstandbezorger dat twee autoreparatiebedrijven onafhankelijk van elkaar kwamen tot een schadebedrag van € 5.000 (mvg p. 5). Enig stuk waaruit dat blijkt, wordt evenwel niet overgelegd. Tegen deze achtergrond bezien, is onbegrijpelijk dat [eiser] aandringt op een deskundigenbericht en vergoeding vraagt van “in ieder geval € 5.000,00” (de originele inleidende dagvaarding is niet overgelegd).
5. Kortom: hoewel een ander oordeel mogelijk was geweest, is ’s Hofs oordeel dat geen (voldoende) serieuze stellingen zijn geëtaleerd om de vordering te kunnen schragen wellicht enigszins gewaagd, maar het is bestand tegen de cassatietoets. Met name gelet op het geloofwaardigheidsgehalte van [eiser]’s stellingen is veelzeggend dat hij over relevante bijzonderheden (zoals de datum of data waarop de auto zou zijn beschadigd) stilzwijgt.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkheidverklaring van [eiser].
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal