Zie de bestreden beschikking.
HR, 27-11-2009, nr. 08/03508
ECLI:NL:HR:2009:BJ8842
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27-11-2009
- Zaaknummer
08/03508
- Conclusie
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BJ8842
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ8842, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑11‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ8842
ECLI:NL:PHR:2009:BJ8842, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ8842
- Wetingang
art. 319 Faillissementswet
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑11‑2009
Inhoudsindicatie
WSNP. Ontslag bewindvoerder; schending art. 319 F. door op het ontslagverzoek te beslissen zonder de bewindvoerder te hebben gehoord.
27 november 2009
Eerste Kamer
08/03508
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.L. Bakels.
Verzoekster tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als de bewindvoerder.
1. Het geding in feitelijke instantie
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 1 april 2008 is de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard ten aanzien van [betrokkene 1], met benoeming van de bewindvoerder als zodanig en mr. T. Pavicevic tot rechter-commissaris.
Op voordracht van de rechter-commissaris heeft de rechtbank bij beschikking van 18 juli 2008 de bewindvoerder ontslagen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de bewindvoerder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Utrecht van 18 juli 2008 en tot verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in cassatie om het volgende.
[Verzoekster] is bij vonnis van 1 april 2008 tot bewindvoerder benoemd in de schuldsaneringsregeling van [betrokkene 1]. Bij beschikking van 18 juli 2008 heeft de rechtbank op voordracht van de rechter-commissaris haar als bewindvoerder ontslagen.
3.2 Onderdeel 1 klaagt dat de rechtbank art. 319 F. heeft geschonden door op het ontslagverzoek te beslissen zonder de bewindvoerder te hebben gehoord.
De klacht is terecht voorgesteld. Nu uit de stukken van het geding niet valt op te maken dat de rechtbank de bewindvoerder heeft gehoord, kan de bestreden beschikking niet in stand blijven.
3.3 Dit brengt mee dat de overige onderdelen geen behandeling behoeven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 18 juli 2008;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 27 november 2009.
Conclusie 25‑09‑2009
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoekster]
Het gaat in deze schuldsaneringszaak over het ontslag van de bewindvoerder en de vraag of de rechtbank daarbij de fundamentele beginselen van een behoorlijk proces in acht heeft genomen.
1. Feiten en procesverloop1.
1.1
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 1 april 2008 is de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard ten aanzien van [betrokkene 1] met benoeming van verzoekster tot cassatie, hierna: de bewindvoerder, tot bewindvoerder en mr. T. Pavicevic tot rechter-commissaris.
1.2
Op voordracht van de rechter-commissaris heeft de rechtbank de bewindvoerder bij beschikking van 18 juli 2008 ontslagen en in haar plaats mr. T.F. Quaars benoemd aan wie de bewindvoerder rekening en verantwoording dient af te leggen.
1.3
De bewindvoerder heeft tegen deze beschikking tijdig2. beroep in cassatie3. ingesteld.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
De op één pagina vervatte beslissing van de rechtbank om de bewindvoerder als zodanig te ontslaan, luidt als volgt:
‘De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan de bewindvoerder te ontslaan en door een ander te vervangen.
De voordracht is op de daarbij gegeven reden toewijsbaar.’
2.2
Het cassatiemiddel bevat drie onderdelen.
Onderdeel 1 klaagt in de eerste plaats dat de rechtbank art. 319 Fw heeft geschonden door de bewindvoerder te ontslaan zonder haar op te roepen om te verschijnen ter zitting en zonder haar in de gelegenheid te stellen om haar standpunt op de voordracht van de rechter-commissaris toe te lichten. Indien de rechtbank van oordeel is geweest dat aan het vereiste van het horen van de bewindvoerder is voldaan omdat de bewindvoerder in haar briefwisseling met de rechter-commissaris voldoende duidelijk haar standpunt heeft kunnen uiteenzetten, is volgens de tweede klacht van dit onderdeel tevens sprake van een schending van art. 6 EVRM nu de bewindvoerder ook de gelegenheid had moeten worden gegeven om haar standpunt ten overstaan van de rechtbank toe te lichten.
2.3
Het onderdeel is terecht voorgedragen.
Ingevolge art. 319 Fw is de rechtbank bevoegd de bewindvoerder te ontslaan en door een ander te vervangen na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben4.. Uit de door de bewindvoerder overgelegde faxbrief van de waarnemend griffier van de rechtbank Utrecht van 21 juli 2008 blijkt dat er geen oproeping van de bewindvoerder en geen behandeling ter zitting van de rechtbank heeft plaatsgevonden.
2.4
Daarnaast blijkt noch uit de bestreden beschikking noch uit enig ander thans in cassatie overgelegd processtuk dat de bewindvoerder is gevraagd anderszins aan de rechtbank haar visie op het verzoek van de rechter-commissaris te geven5.. Wel blijkt uit het in cassatie overgelegde procesdossier dat er tussen de bewindvoerder en de rechter-commissaris voorafgaand aan het verzoek tot ontslag een geprikkelde briefwisseling is geweest die betrekking had op een verzoek van de bewindvoerder om de afwikkeling van een pauliana aan haar kantoorgenoot uit te besteden en dat de rechter-commissaris de bewindvoerder bij brief van 17 juli 2008 heeft meegedeeld dat bij de rechtbank een voordracht tot ontslag zou worden ingediend, welke voordracht dus daags daarna al tot de bestreden beschikking heeft geleid. De voordracht zelf ontbreekt.
2.5
Ook is de bestreden beschikking volstrekt onvoldoende gemotiveerd, waarover onderdeel 2 terecht klaagt.
Zoals hiervoor vermeld heeft de rechtbank het verzoek van de rechter-commissaris toegewezen op grond van de bij de voordracht gegeven reden. Nu de rechtbank niet heeft overwogen welke reden of redenen de rechter-commissaris voor haar voordracht tot ontslag van de bewindvoerder heeft aangevoerd, ontbreekt iedere motivering. Dit klemt temeer nu de voordracht van de rechter-commissaris door de rechtbank is gevolgd en de bewindvoerder is ontslagen6..
2.6
Onderdeel 3 ten slotte klaagt dat de schijn is gewekt dat de rechtbank niet objectief en onpartijdig heeft gehandeld en daarmee art. 6 EVRM heeft geschonden. Het onderdeel voert daartoe — verkort weergegeven — aan dat, naast de hiervoor in de onderdelen 1 en 2 genoemde gebreken in de behandeling van de rechtbank, in het formulier waarmee het ontslag van de bewindvoerder wordt gevraagd, de rechter wordt genoemd die de beschikking moet tekenen.
2.7
Nu de bestreden beschikking moet worden vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing zal moeten worden verwezen naar een ander gerecht, ontbreekt het belang bij de behandeling van dit onderdeel. Overigens ben ik van mening dat de in het onderdeel genoemde omstandigheden niet tot het oordeel leiden dat de rechtbank het fundamentele beginsel van onpartijdigheid uit het oog heeft verloren, maar veeleer de in de eerste onderdelen voorgedragen klachten onderstrepen.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Utrecht van 18 juli 2008 en tot verwijzing.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑09‑2009
Het cassatieverzoekschrift is op 14 augustus 2008 ingekomen ter griffie van de Hoge Raad.
Volgens B. Wessels, Insolventierecht, Bestuur en beheer na faillietverklaring, Deel IV, 2008, nr. 4018, kan in voorkomende gevallen een praktische aanpak zijn dat het horen van de rechter-commissaris door de rechtbank schriftelijk plaatsvindt en een afschrift van het advies van de rechter-commissaris aan de betrokkene (i.c. de bewindvoerder) ter hand wordt gesteld opdat daarop bij de rechtbank kan worden gereageerd.
Zie de noot van Van der Grinten onder HR 23 september 1983, NJ 1984, 202 over het ontslag van een curator en B. Wessels, Insolventierecht, Bestuur en beheer na faillietverklaring, Deel IV, 2008, nr. 4123.