HR, 14-06-2019, nr. 18/04500
ECLI:NL:HR:2019:942
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-06-2019
- Zaaknummer
18/04500
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:942, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑06‑2019
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/04500
14 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 oktober 2018, nrs. BK-18/00534 en BK-18/00535, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/6489 en SGR 17/6491) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2019.