Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-07-2016, nr. 000059-16/000060-16
ECLI:NL:GHARL:2016:5789
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-07-2016
- Zaaknummer
000059-16/000060-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:5789, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑07‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 18‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Schadevergoeding ex artikel 89 Sv. Inzet van het debat in deze zaak is de vraag of bij berekening van de toe te kennen vergoeding zowel de eerste als de laatste dag van de inverzekeringstelling moeten worden meegeteld dan wel slechts een van beide. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS) heeft gestreefd naar een zekere uniformering in de afdoening van dergelijke zaken. Gekozen is toen voor een systeem dat gebaseerd is op standaardbedragen per dag. Onderdeel van het systeem is dat de eerste dag als volledige dag wordt vergoed (ongeacht het tijdstip van inverzekeringstelling), maar de dag van invrijheidstelling niet. Dit hof past het aldus vastgestelde systeem toe omdat het de rechtszekerheid en de rechtseenheid ten goede komt en tijdige afwikkeling van verzoeken bevordert. Waar de billijkheid dat eist kan en wordt in een individueel geval van het systeem afgeweken, maar een dergelijk geval doet zich hier niet voor.
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN,
LOCATIE LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 18 juli 2016 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het verzoek ex artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
verschenen in persoon en bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Anker,
advocaat te Leeuwarden.
De inhoud van het verzoek
Verzoeker vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane detentie in een strafzaak heeft geleden ten bedrage van € 210,-, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
Voorts vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening van het verzoekschrift.
De behandeling in raadkamer
Het hof heeft in openbare raadkamer van 4 juli 2016 gehoord de advocaat-generaal, alsmede verzoeker en diens advocaat.
Voorts heeft het hof gezien de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken.
De beoordeling van het verzoek
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken:
- -
tegen verzoeker is een strafzaak aanhangig geweest, behandeld in eerste aanleg onder parketnummer 18-189362-14 door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland en vervolgens in hoger beroep onder parketnummer 21-007622-14 door dit hof op 30 oktober 2015;
- -
verzoeker is op 31 augustus 2014 te 14:05 uur in verzekering gesteld. Op 1 september 2014 te 14:39 uur is hij in vrijheid gesteld;
- -
verzoeker is bij arrest van dit hof op 30 oktober 2015 vrijgesproken van het feit, waarop voormelde detentie betrekking had;
- -
voormeld arrest is onherroepelijk geworden op 14 november 2015;
- -
de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel;
- -
verzoeker heeft ten gevolge van voormelde detentie schade geleden;
- -
verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend.
Het hof is van oordeel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker ter zake van immateriële schade een schadevergoeding toe te kennen. Inzet van het debat in deze zaak is de vraag of bij berekening van de toe te kennen vergoeding zowel de eerste als de laatste dag van de inverzekeringstelling moeten worden meegeteld dan wel slechts een van beide.
Verzoeker heeft overgelegd een brief van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juli 2008, waarin wordt vermeld dat in dit hof wordt afgeweken van het standpunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS), inhoudende dat ingevolge het bepaalde in artikel 27, tweede lid, van het wetboek van Strafrecht, bij de berekening van het aantal dagen voorarrest de eerste dag van de verzekering als een volle dag wordt gerekend en dat de dag waarop zij is geëindigd buiten beschouwing blijft. Het hof te ‘s-Hertogenbosch rekent dus zowel de eerste als de laatste dag van de inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis mee bij de vaststelling van het naar billijkheid toe te kennen schadevergoedingsbedrag. Verzoeker heeft voorts genoemd een tweetal uitspraken van rechtbanken waarin dat ook gebeurt alsmede een uitspraak van dit hof, waarin in ieder geval de eerste dag als te vergoeden dag wordt aangemerkt. Verzoeker bepleit dat dit hof het Bossche beleid overneemt en in deze zaak dus twee dagen vergoeding toekent.
Het hof volgt de verdediging niet in die wens. Daaraan ligt de volgende overweging ten grondslag.
Verzoeken als de onderhavige komen veelvuldig voor en zijn onderling over het algemeen zeer vergelijkbaar. Om die reden heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS) gestreefd naar een zekere uniformering in de afdoening ervan. Gekozen is toen voor een systeem dat gebaseerd is op standaardbedragen per dag. Onderdeel van het systeem is dat de eerste dag als volledige dag wordt vergoed (ongeacht het tijdstip van inverzekeringstelling), maar de dag van invrijheidstelling niet. Alle gerechten, behalve het hof te 's-Hertogenbosch, hebben, overtuigd van de billijkheid ervan, destijds ingestemd met dit voorstel waarna het, laatstelijk op 9 mei 2014, als zogenaamd oriëntatiepunt is vastgesteld.
Dit hof past het aldus vastgestelde systeem toe omdat het de rechtszekerheid en de rechtseenheid ten goede komt en tijdige afwikkeling van verzoeken bevordert. Waar de billijkheid dat eist kan en wordt in een individueel geval van het systeem afgeweken, maar dat doet niet af aan het feit dat het gros van de ter beoordeling aan dit hof voorgelegde gevallen wordt afgedaan op basis van het geschetste systeem. Het hof het 's-Hertogenbosch heeft het systeem als zodanig ook omarmd, maar is op het punt van de dagenberekening een eigen koers blijven varen door, standaard, de eerste en de laatste dag van de inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis mee te rekenen. Ook een enkele lagere rechter heeft aldus geoordeeld. Dat neemt echter niet weg dat het in de LOVS-oriëntatiepunten vervatte beleid nog steeds het in den lande overwegend toegepaste beleid is en uit een oogpunt van rechtszekerheid, rechtseenheid en tijdige afwikkeling van verzoeken toepassing daarvan in de rede ligt. De verdediging heeft zich nog beroepen op een beschikking van dit hof van 13 juli 2015, Nieuwsbrief Strafrecht 2015, 199, maar in die zaak was slechts aan de orde de vraag of toekenning van een vergoeding ter hoogte van één volle dag billijk was in de situatie dat verzoeker (op één dag) slechts 4,5 uur in verzekering had doorgebracht. Het hof beantwoordde die vraag met ja, hetgeen geheel in lijn is met de LOVS-oriëntatiepunten waarin nu juist een systeem is vastgelegd dat werkt met forfaitaire bedragen en periodes.
In de nu beoordeelde zaak is verzoeker op 31 augustus 2014 in verzekering gesteld en op 1 september 2014 weer in vrijheid gesteld. Dat maakt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat in deze zaak een vergoeding voor de periode van één dag kan worden toegekend. Bijzondere omstandigheden die maken dat een dergelijke toekenning als onbillijk moet worden aangemerkt zijn niet gebleken.
De kosten van het verzoekschrift moeten worden vergoed overeenkomstig de ter zake landelijk gehanteerde uitgangspunten, en wel tot een bedrag van € 550,-.
Gelet op het vorenstaande zal het hof aan verzoeker de volgende vergoeding ten laste van de Staat toe kennen voor de schade, welke hij tengevolge van voormelde detentie in voormelde strafzaak heeft geleden:
- 1 dag ondergane detentie: 1 dag politiebureau ad € 105,- € 105,-
- kosten indiening verzoek € 550,-
totaal € 655,-
De beschikking
Het hof:
kent aan verzoeker [verzoeker] op grond van het bepaalde in artikel 89 Sv toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 105,-;
kent aan verzoeker [verzoeker] op grond van het bepaalde in artikel 591a Sv toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 550,-;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. Fuhler als voorzitter, mrs. Ter Berg en Van Holten, in tegenwoordigheid van mr. Koers als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging ten aanzien van het bedrag van € 655,- door overmaking van dat bedrag op bankrekeningnummer [nummer] ten name van Stichting Derdengelden Anker & Anker Advocaten onder vermelding van dossiernummer 20150697.
Voorzitter