Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018060389, gesloten op 9 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 13-01-2020, nr. 05/881189-18
ECLI:NL:RBGEL:2020:146
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
13-01-2020
- Zaaknummer
05/881189-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2020:146, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 13‑01‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging algemene voorwaarden in verband met problematiek Wet USB.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/881189-18 en 05/720301-15 (tul)
Datum uitspraak : 13 januari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
28 december 2018, 22 maart 2019, 13 december en 30 december 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met
13 september 2018 te Harderwijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Harderwijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
-23,50 gram cocaïne en/of
-53,73 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van feit 1 en 2. Volgens de officier kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte over de gehele ten laste gelegde periode in cocaïne heeft gedeald, alsmede dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte langer dan de door hem bekende periode, te weten van mei tot en met september 2018, cocaïne heeft verkocht. Ter zake van feit 2 heeft de raadsman volledige vrijspraak bepleit. Volgens hem kan niet zonder enige twijfel worden vastgesteld dat de in de kluis aangetroffen cocaïne van verdachte was. Evenmin heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne zodat van medeplegen geen sprake is, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en 2
Gelet op de samenhang tussen feit 1 en 2 zal de rechtbank de van belang zijnde bewijsmiddelen gezamenlijk behandelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt voor het feit waarop het volgens zijn inhoud betrekking heeft.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vanaf juni tot en met september 2018 cocaïne heeft gedeald.2.Ook heeft verdachte verklaard dat hij de kluis die in de woning van [medeverdachte 1] stond, gebruikte voor de opslag van drugs(geld). De cocaïne die hij verkocht, haalde hij uit de kluis.3.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
Verder bevinden zich in het dossier voor verdachte belastende verklaringen, afgelegd door medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Het standpunt van de raadsman, dat de verklaringen van [medeverdachte 1] tegenstrijdig en onbetrouwbaar zijn, volgt de rechtbank niet. Zij is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op voor de tenlastelegging essentiële onderdelen gedetailleerd en voldoende specifiek en concreet zijn. Weliswaar wijken zijn verklaringen op enkele onderdelen van elkaar af, maar naar het oordeel van de rechtbank gaat het dan om kleine en voor het tenlastegelegde niet (voldoende) relevante details. [medeverdachte 1] heeft direct bij zijn aanhouding alsook later als getuige bij de rechter-commissaris steeds consistent verklaard over de rol van verdachte bij het tenlastegelegde. Voorts heeft [medeverdachte 1] er geen belang bij onjuist te verklaren over de betrokkenheid van verdachte, aangezien hij door zijn afgelegde verklaring ook van meet af aan zichzelf in ernstige mate heeft belast, terwijl de medeverdachten zich (lange tijd) beriepen op hun zwijgrecht. Bovendien worden de verklaringen van [medeverdachte 1] op relevante onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, die de rechtbank hieronder zal bespreken. De rechtbank zal onderstaande verklaringen van [medeverdachte 1] dan ook voor het bewijs gebruiken.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), evenals “ [bijnaam] ”, met wie [medeverdachte 1] medeverdachte [medeverdachte 2] bedoelt, in de ten laste gelegde periode op vaste dagen cocaïne hebben verkocht via dealtelefoon [telefoonnummer 1]. Verdachte en [medeverdachte 2] wisselden elkaar af met de dealtelefoon.4.Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1] op
11 februari 2019 verklaard dat hij zo’n anderhalf jaar terug voor het eerst cocaïne heeft gekocht bij verdachte. Als vaste cocaïne-afnemer van verdachte, is [medeverdachte 1] later, begin 2018, door verdachte en/of [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 3] ) benaderd voor het opslaan en bereiden/verwerken van cocaïne in zijn woning in ruil voor drugs. Ook in de laatste acht maanden vóór zijn aanhouding in september 2018, heeft [medeverdachte 1] geregeld cocaïne gekocht bij verdachte. [medeverdachte 1] maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3].5.Deze nummers staan ook in de onder verdachte in beslag genomen oude dealtelefoon ([telefoonnummer 4] ) onder het contact “ [naam 1] ”.6.[medeverdachte 1] is wel eens voor verdachte en medeverdachten ingevallen in de periode van januari tot en met september 2018 en maakte daarbij wel eens gebruik van dealtelefoon [telefoonnummer 1] . De opbrengst van de verkoop van de cocaïne gaf hij aan verdachte.7.
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode heeft gedeald in cocaïne.8.
Bij fouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de politie op 13 september 2018 een telefoon Samsung Galaxy Duos aangetroffen met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in het dossier aangemerkt als ‘nieuwe dealtelefoon’. In de telefoon stonden 323 telefoonnummers.9.Op de verblijfplaats van verdachte heeft de politie een telefoon Samsung Galaxy J1 Mini aangetroffen met duo IMEI nummer [nummer] (/2 en /4). Dit IMEI nummer is over de periode van
15 september 2017 tot en met 14 maart 2018, zijnde de periode waarover de historische verkeersgegevens zijn opgevraagd, gekoppeld geweest aan het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in het dossier aangemerkt als ‘oude dealtelefoon(nummer)’.10.Verdacht betwist niet dat deze telefoon van hem is. De politie heeft de contactbestanden van beide telefoons met elkaar vergeleken. Daaruit blijkt dat 197 van de 323 telefoonnummers opgeslagen in de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] tevens voorkomen in het toestel met nummer [telefoonnummer 4]. Uit onderzoek blijkt verder dat de telefoon met nummer [telefoonnummer 4] tot ongeveer februari 2018 in gebruik is geweest en dat daarna het toestel met nummer [telefoonnummer 1] in gebruik is genomen.11.
[medeverdachte 1] heeft notities overgelegd aan de politie met daarop 99 namen en telefoonnummers. Verbalisant hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat verdachte deze briefjes in zijn woning had gelegd in de tijd dat verdachte overstapte van de ene op de andere dealtelefoon. [medeverdachte 1] heeft verdachte toen desgevraagd geholpen met het invoeren van contacten in de nieuwe telefoon. Uit onderzoek van de politie blijkt dat 22 telefoonnummers op de aangetroffen briefjes ook voorkomen in het contactenbestand van de nieuwe dealtelefoon [telefoonnummer 1].12.
Tevens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte en/of [medeverdachte 3] in 2018 een kluis in zijn woning heeft/hebben gebracht, die door hen en [medeverdachte 2] werd gebruikt voor de opslag van cocaïne en geld in zijn woning. Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hadden toegang tot de kluis middels een sleutel. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij de laatste acht maanden vóór zijn aanhouding in september 2018 de cocaïne naar zijn woning brachten en daar afwogen, versneden en verpakten. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op 4 september 2018 in opdracht van verdachte cocaïne in ontvangst heeft genomen van een donkere jongen bij [naam 3] om de handelsvoorraad aan te vullen. Tevens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij wel eens drugs heeft opgehaald in Amsterdam bij medeverdachte [medeverdachte 3] en dat hij toen geld kreeg van verdachte om te tanken.13.
Telefoonnummer [telefoonnummer 5] staat in de ten laste gelegde periode op naam van verdachte.14.
Telefoongesprek van 4 september 2018 om 16:57 uur tussen [telefoonnummer 5] , verdachte, en [telefoonnummer 1]:
[telefoonnummer 5] : Kan je even naar de [naam 3] ?
[telefoonnummer 1] : Ja is goed (…)
om 17:06 uur
[telefoonnummer 5] : Hoe lang ben je bij [naam 3] ?
[telefoonnummer 1] : 5 minuten
[telefoonnummer 5] : Gas erop, die jongen heeft haast.
om 17:11 uur
[telefoonnummer 1] : Bij [naam 3] , zei je toch? Ik zie niemand.
[telefoonnummer 5] : Geen donkere jongen? (…) Blijf aan de lijn.15.
Op 13 september 2018 heeft de politie in een kluis in de woning van [medeverdachte 1] , gelegen aan de [adres 2] , 25,50 en 53,73 gram cocaïne aangetroffen.16.
Op 16 september 2018 heeft de politie bij fouillering van verdachte een sleutel aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat deze sleutel past op bovenstaande in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen kluis met cocaïne.17.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3]
Voorts hebben getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] voor verdachte belastende verklaringen afgelegd. Het verweer van de raadsman dat hun verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebruikt omdat zij verdachte (enkel) op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie hebben herkend, slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Een fotobewijsconfrontatie kan meervoudig of enkelvoudig plaatsvinden. De betrouwbaarheid van een herkenning bij een enkelvoudige confrontatie is in tegenstelling tot een meervoudige fotobewijsconfrontatie zwakker, maar dit is anders wanneer de getuige het confrontatiesubject goed kent. In deze zaak hebben de getuigen als vaste klant regelmatig cocaïne gekocht van verdachte en hem gedurende een lange periode veelvuldig gezien en kennen zij hem dus goed. Het gaat er bij de confrontatie dan enkel om vast te stellen of het confrontatiesubject wel degene is die door de getuige bedoeld wordt met de bij hem/haar bekende verkoper: een verificatie. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de herkenning door bovengenoemde getuigen op de aan hen getoonde foto’s van de al bij hen gedurende langere tijd bekende verdachte. Dat er meerdere dealers waren die bovenstaande dealtelefoon gebruikten doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van bovenstaande getuigenverklaringen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de getuigen bij de politie voldoende specifiek en gedetailleerd hebben verklaard over het profiel van de dealers en de periode waarin zij bij de door hen beschreven dealers hebben gekocht, hebben verankerd aan belangrijke gebeurtenissen in hun leven, dan wel op andere wijze afdoende hebben geconcretiseerd. De rechtbank zal onderstaande getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] dan ook gebruiken voor het bewijs. Niet in geschil is overigens dat verdachte degene is op de bewuste foto.
[getuige 1] , woonachtig in Harderwijk, heeft op 30 november 2018 bij de politie verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 6] is en dat hij cocaïne heeft gekocht via telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Wanneer hij dit nummer belde, kwamen meestal de volgende dealers: man 1 op donderdag tot en met maandag en man 2 op dinsdag en woensdag. Van beide dealers kocht hij sinds één à twee jaar, te rekenen vanaf zijn verhoor bij de politie. Bij het zien van de door de politie getoonde foto’s, heeft [getuige 1] desgevraagd verklaard dat de persoon op de foto van pagina 1152 en 1153 man 1 en is en dat de persoon op de foto van pagina 1154 en 1155 man 2 is.18.De persoon op de foto van pagina 1152 zag hij soms 10 maal in de week. De persoon op de foto van pagina 1154 heeft hij halverwege 2017 voor het eerst gezien, aan de beginperiode van de ziekte van zijn moeder. Laatst genoemde dealer zag hij 2 à 3 maal per week.19.Verbalisant heeft de persoon op de foto’s van pagina 124 en 125 – die zijn gemaakt door het observatieteam van de politie en dezelfde foto’s (alleen ander formaat) betreffen als de foto’s op pagina 1154 en 155 - herkend als verdachte.20.De persoon op de andere twee genoemde foto’s is door [medeverdachte 1] aangewezen als medeverdachte [medeverdachte 2] .21.
Het telefoonnummer van [getuige 1] [telefoonnummer 6] komt voor in het contactenbestand van zowel de oude dealtelefoon – die bij verdachte is aangetroffen en die vóór februari 2018 werd gebruikt – als de nieuwe dealtelefoon.22.
[getuige 2] , woonachtig in Harderwijk, heeft op 6 november 2018, relatief kort na de aanhouding van verdachte, verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 7] is en dat hij geregeld cocaïne heeft gekocht via telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat hij sinds ongeveer een half jaar belt. Daarvoor hadden de dealers van dit nummer een ander telefoonnummer. Hij koopt sinds ongeveer anderhalf jaar van deze dealers. [getuige 2] herkent de personen op de door de politie getoonde foto’s – dezelfde foto’s als getoond aan [getuige 1] – als de door hem bedoelde dealers.23.
Het telefoonnummer van [getuige 2] [telefoonnummer 7] komt voor in het contactenbestand van zowel de oude als de nieuwe dealtelefoon.24.
Bij de politie heeft [getuige 3] , woonachtig in Harderwijk, op 21 september 2018 verklaard dat zij gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer 8] en dat zij regelmatig cocaïne heeft gekocht via telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De dealers gekoppeld aan dit nummer waren de enigen bij wie zij in Harderwijk drugs kocht. Via laatst genoemd nummer nam zij sinds anderhalf jaar bij twee dealers cocaïne af. De dealers noemde zij [verdachte] . In haar telefoon heeft [getuige 3] het nummer [telefoonnummer 1] opgeslagen als ‘ [verdachte] ’. Zij belde het nummer zo’n twee maal in de week. [getuige 3] herkent de personen op de door de politie getoonde foto’s – dezelfde foto’s als getoond aan [getuige 1] - als de twee door haar genoemde dealers.25.
Het telefoonnummer van [getuige 3] [telefoonnummer 8] komt voor in het contactenbestand van zowel de oude als de nieuwe dealtelefoon.26.
Bewijsoverwegingen feit 1
Uit de verklaringen van [getuige 1] maakt de rechtbank op dat verdachte één van de twee vaste dealers was van wie [getuige 1] sinds één à twee jaar, dus in ieder geval beduidend langer dan de door verdachte verklaarde periode, cocaïne afnam. Ook uit de herkenning door [getuige 2] en [getuige 3] leidt de rechtbank af dat verdachte over een aanzienlijk langere periode, ongeveer anderhalf jaar, cocaïne heeft verkocht. De verklaringen van bovenstaande getuigen worden bevestigd door de omstandigheid dat hun telefoonnummers voorkomen in zowel de nieuwe als de bij verdachte aangetroffen oude dealtelefoon. Uit het dossier en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [getuige 2] - in onderlinge samenhang bezien – maakt de rechtbank verder op dat verdachte vóór februari 2018 is overgestapt op de nieuwe dealtelefoon. Dat verdachte ook vóór februari 2018 heeft gedeald, volgt tevens uit de verklaringen van [medeverdachte 1] , dat hij al zo’n anderhalf jaar cocaïne kocht bij verdachte en dat hij later, in 2018, als vaste afnemer van verdachte is benaderd voor de opslag en verwerking van cocaïne in zijn woning.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend dat verdachte niet alleen van juni tot en met september 2018 tezamen en in vereniging met anderen in cocaïne heeft gedeald en de overige tenlastegelegde handelingen heeft verricht, zoals hij heeft verklaard, maar dat hij dat heeft gedaan in de gehele ten laste gelegde periode vanaf 1 juli 2017.
Bewijsoverwegingen feit 2
Eveneens acht de rechtbank op basis van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 13 september 2018 in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne, aangetroffen in een kluis in de woning van [medeverdachte 1] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. Dat geen sprake is van een wezenlijke bijdrage van verdachte, zoals de raadsman heeft betoogd, wordt verworpen door de bewijsmiddelen. Verdachte had immers toegang tot de kluis met cocaïne middels de bij hem aangetroffen sleutel en maakte hiervan gebruik voor de handel in cocaïne.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met
13 september 2018 te Harderwijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
telkens opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 23,50 gram cocaïne en/of
- 53,73 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
20 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
Primair, uitgaande van een dealperiode vanaf juni 2018, heeft de raadsman gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maximaal gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarbij heeft de raadsman betoogd dat de LOVS-oriëntatiepunten voor het dealen van harddrugs niet op verdachte van toepassing zijn omdat verdachte slechts incidenteel heeft gedeald. Gelet hierop is er volgens de raadsman geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel. Subsidiair, in het geval de rechtbank uitgaat van een langere dealperiode, te weten vanaf februari 2018, heeft de raadsman gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Meer subsidiair, in het geval de rechtbank uitgaat van een nog langere dealperiode, heeft de raadsman een gevangenisstraf bepleit voor de maximale duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met oplegging van bovenstaande voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte zijn leven heeft gebeterd sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis, zoals ook blijkt uit het meest recente reclasseringsrapport, en dat de reclassering uitdrukkelijk een deels voorwaardelijke gevangenisstraf heeft geadviseerd. Verdachte heeft recent een postadres geregeld en een betaalde baan gevonden. Een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal een negatieve invloed hebben op deze eerste stap naar een meer stabiel leven en volgens de reclassering eerder recidiveverhogend dan -verlagend werken. Ook heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de (deels) bekennende verklaring van verdachte en de verantwoordelijkheid die hij hiermee voor zijn handelen heeft genomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gezien de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is onder meer rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 30 oktober 2019;
- reclasseringsadviezen van 19 september, 20 november 2018, 18 januari, 14 maart en
25 november 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met mededaders in een periode van zo’n veertien maanden een drugslijn gerund. De deals kwamen telefonisch tot stand, waarna de cocaïne op de afgesproken plaats op straat of in een auto aan de afnemer werd verstrekt. Gelet op het uitgebreide contactenbestand in de bij de verdachte en een mededader aangetroffen dealtelefoon, hebben zij een groot aantal drugsgebruikers bediend. De laatste acht maanden werd de drugs verhandeld vanuit de woning van een mededader. In de woning heeft de politie in een kluis een grote handelsvoorraad van ruim 75 gram cocaïne aangetroffen.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs zoals cocaïne schadelijk is voor de volksgezondheid en om deze reden door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijsten I zijn geplaatst. Daarnaast leidt de handel in harddrugs vaak tot ernstige nevencriminaliteit, die niet zelden gepaard gaat met geweldsdelicten. Voorts werkt het criminele geld dat ermee wordt verdiend ondermijnend in de samenleving. Hierdoor ondervinden anderen (ernstige) overlast van dit soort feiten en wordt de samenleving als geheel ernstige schade toegebracht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij bij het bewezenverklaarde slechts zijn eigen financiële gewin voor ogen heeft gehad en geen acht heeft geslagen op de negatieve gevolgen zoals hierboven zijn beschreven. Door zijn handelen heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Gelet op de ernst van de feiten en de lange periode waarin verdachte stelselmatig heeft gedeald, komt alleen een forse gevangenisstraf in aanmerking.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar die spreken niet in zijn voordeel. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij al eerder, in 2016, is veroordeeld voor het dealen in harddrugs tot een deels voorwaardelijk gevangenisstraf. Deze strafoplegging heeft echter niet kunnen voorkomen dat verdachte korte tijd na zijn vrijlating op 22 maart 2017 en tijdens de proeftijd is gerecidiveerd.
Verder heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten. Dat verdachte slechts incidenteel zou hebben gedeald, zoals de raadsman heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. De rechtbank acht de rol van verdachte bij het bewezenverklaarde vergelijkbaar met die van één van de andere dealers in deze zaak.
Alles afwegend, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat deze straf ertoe kan leiden dat verdachte zijn nieuwe baan verliest. Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, is de rechtbank echter van oordeel dat het persoonlijk belang van verdachte in dit geval moet wijken voor het maatschappelijk belang. Een straf gelijk aan de duur van het voorarrest dan wel een deels voorwaardelijk strafdeel, zoals de raadsman heeft bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de lange pleegperiode. Ook de LOVS-oriëntatiepunten geven daartoe geen aanleiding. Bovendien heeft een eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor een soortgelijk delict niet de gewenste uitwerking gehad.
8. Beslag
Onder verdachte is een personenauto Seat Ibiza (kenteken [kenteken] ) in beslag genomen (goednr. PL0600-2018060389-95), alsmede een zwarte Apple Iphone X (goednr. PL0600-2018060389-83),
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen auto is gebruikt voor het plegen van een strafbaar feit, te weten het dealen van drugs, en heeft daarom verbeurdverklaring gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto toebehoort aan de broer van verdachte en bepleit dat verbeurdverklaring van de auto daarom disproportioneel is. Ten aanzien van de Apple Iphone X heeft de raadsman aangevoerd dat met dit toestel geen strafbare feiten zijn gepleegd zodat de telefoon aan verdachte moet worden geretourneerd.
Beoordeling door de rechtbank
Vasstaat dat de in beslag genomen auto op naam staat van [naam 2] , de broer van verdachte (dossier p. 318). Uit het dossier komt verder naar voren dat verdachte de auto regelmatig heeft gebruikt terwijl hij bezig was met het dealen van cocaïne (feit 1). De rechtbank acht dit evenwel onvoldoende voor de conclusie dat de auto feitelijk toebehoort aan verdachte. Verder is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende harde aanwijzingen bevat dat [naam 2] wist dat verdachte zijn auto gebruikte voor de handel in cocaïne. Gezien het bovenstaande zal de rechtbank de teruggave van de auto gelasten aan de rechthebbende, [naam 2] .
Wat de in beslag genomen Iphone betreft, is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen biedt dat met dit toestel strafbare feiten zijn gepleegd. Ook overigens is er geen rechtsgrond die aan teruggave in de weg staat. De rechtbank zal daarom bepalen dat de telefoon aan verdachte wordt geretourneerd.
De in beslaggenomen documenten en sleutel worden verbeurd verklaard nu deze zijn gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
9. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling van
26 september 2018 van de officier van justitie, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van
9 september 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar in de zaak met parketnummer 05/720301-15. De proeftijd is ingegaan op 24 september 2016.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling moet worden toegewezen, nu verdachte het bewezenverklaarde, zijnde een soortgelijk feit, tijdens de proeftijd heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor afwijzing van de vordering. Daartoe heeft hij aangevoerd dat toewijzing van de vordering niet opportuun is vanuit het oogpunt van het voorkomen van recidive. Ook uit het meest recente reclasseringsadvies volgt dat tenuitvoerlegging een averechts effect kan hebben omdat het leven dat verdachte heeft opgebouwd, dan teniet zal worden gedaan, aldus de raadsman. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor toewijzing van de vordering, maar met volledige omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf zodat verdachte de nieuw ingeslagen weg onbelemmerd kan voortzetten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde heeft gepleegd, terwijl hij nog niet zo lang in de proeftijd liep in de zaak met parketnummer 05/720301-15 en dat het om soortgelijke strafbare feiten gaat, namelijk het dealen in drugs.
De rechtbank overweegt ambtshalve het navolgende.
Op 1 januari 2020 is in werking getreden de Wet USB (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Staatsblad 2017, 82). Met de invoering van die wet staat tegen een TUL-beslissing algemene voorwaarden geen hoger beroep meer open (art. 6:6:7 in combinatie 6:6:22 Sv).
Dit betekent dat de beslissing van de rechter in eerste aanleg tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens overtreding van (doorgaans) de algemene voorwaarde, te weten het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd, meteen onherroepelijk en executeerbaar is, ook in het geval hoger beroep wordt ingesteld tegen de veroordeling voor dat nieuwe strafbare feit. De TUL-beslissing algemene voorwaarde wordt derhalve na de beslissing door de rechtbank losgekoppeld van de uiteindelijke beoordeling van die nieuwe strafzaak, terwijl die nieuwe strafzaak de grondslag vormt voor een dergelijke TUL-vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is gezien de wetgevingsgeschiedenis onvoldoende duidelijk dat hiermee de situatie is onderkend en bedoeld te ondervangen dat in hoger beroep vrijspraak volgt. In dat geval doet zich de situatie voor dat niet bewezenverklaard wordt dat verdachte een (nieuw) strafbaar feit heeft gepleegd, terwijl dan inmiddels de eerdere - en van het rechterlijk oordeel in die nieuwe strafzaak afhankelijke - beslissing tot tenuitvoerlegging wegens het plegen van dat nieuwe strafbare feit onherroepelijk en executeerbaar is.
Eenvoudig gezegd: de betrokkene moet straf ondergaan (de eerdere voorwaardelijke veroordeling) om een reden (plegen nieuw strafbaar feit) die later geen stand blijkt te houden (alsnog vrijspraak). Dit komt er op neer dat die verdachte de eerdere voorwaardelijke straf dan dus heeft of zal ondergaan, niet omdat hij voor een nieuw strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld, maar alleen omdat hij verdachte is geweest in een nieuwe strafzaak.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever zich hierover heeft uitgelaten.
De rechtsvraag die hier aan de orde is, raakt aan fundamentele principes, zoals voortvloeiend uit de onschuldpresumptie en zoals neergelegd in (thans) artikel 6:1:16 Sv (557 Sv oud). Weliswaar voorziet de wet in een aantal uitzonderingen op het uitgangspunt dat een rechterlijke uitspraak pas ten uitvoer wordt gelegd als deze onherroepelijk is, maar deze gevallen zijn daarbij met waarborgen omringd (bijv. art. 6:6:6 Sv). Daarvan is bij artikel 6:6:7 Sv geen sprake. Bij (gedeeltelijke) vrijspraak in hoger beroep kan de in die strafzaak wegens overtreding van de algemene voorwaarde in eerste aanleg gelaste tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf desondanks worden voortgezet met een beroep op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Niet goed denkbaar is, dat deze onbillijke uitkomst is beoogd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gevolg van het bepaalde in art. 6:6:7 Sv in strijd met artikelen 5 en 6 EVRM (het recht op vrijheid en het recht op een eerlijk proces).
Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging van de eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens het plegen van een nieuw strafbaar feit dient te worden afgewezen, ook al acht de rechtbank de feiten in deze zaak bewezen. Dat de verdachte de feiten deels heeft bekend, maakt dit naar het oordeel van rechtbank niet anders. Ook in dat geval is immers niet uitgesloten dat de rechter in hoger beroep tot een gedeeltelijke vrijspraak en een beperktere bewezenverklaring komt dan de rechter in eerste aanleg, terwijl de wetsgeschiedenis niet duidelijk maakt of de wetgever ook in dat geval de ruimte van de appelrechter om de nieuwe strafzaak en de vordering tenuitvoerlegging wegens overtreding van de algemene voorwaarde in samenhang te bezien, heeft willen beperken.
10. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14g, 14h, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
11. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave van de in beslag genomen personenauto Seat Ibiza (kenteken
[kenteken] , (goednr. PL0600-2018060389-1662603) aan de rechthebbende, te weten
[naam 2] ;
gelast de teruggave van de in beslag genomen zwarte Apple Iphone X
(goednr. PL0600-2018060389-83) aan veroordeelde;
verklaart verbeurd de in beslag genomen documenten en de sleutel van de kluis;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 9 september 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden in de zaak met parketnummer
05/720301-15.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. T. Bertens en mr. A. Erades, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2020. Mr. A. Erades is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑01‑2020
Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2019, gelezen in onderlinge samenhang met de verklaring afgelegd ter zitting van 28 december 2018.
Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2019.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] p. 1297, 1301-1302, 1306, 1313.
Proces-verbaal getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 11 februari 2019 p. 4 en 7 en het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 1297, 1300 en 1306.
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek oude dealtelefoon p. 823-824 met bijlage p. 827.
Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] p. 1302, 1308-1310 en het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 11 februari 2019, p. 7, 9-11.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , nummer 2018060389-06022019.115, p. 3-5 (niet doorgenummerd).
Proces-verbaal van bevindingen p. 1223, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen aantreffen dealtelefoon [medeverdachte 2] p. 700-701 en het proces-verbaal vergelijking nummersp. 704-705.
Proces-verbaal van bevindingen aantreffen ‘oude’ dealtelefoon, p. 835-837.
Proces-verbaal vergelijking nummers oude en nieuwe telefoon p. 704-705.
Proces-verbaal van onderzoek klantenlijst p. 293 met bijlagen 295-301.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] p. 1297, 1301-1302, 1306, 1313.
Proces-verbaal verblijfplaats [verdachte] p. 302.
Telefoongespreken 463-464.
Het proces-verbaal in beslagname kluis p. 847, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 607 en rapporten van het NFI p. 613 en 615.
Proces-verbaal van bevindingen p. 849.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] p. 1146-1155.
Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris p. 3-6.
Processen-verbaal van bevindingen p. 122-125 en p. 126 en 128.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] p. 1313, 1316-1317 (foto’s 1 en 2).
Proces-verbaal bevindingen onderzoek gegenereerde gegevens Samsung Galaxy J1 Mini + bijlage 1, p. 823-824 en bijlage 827 en het proces-verbaal tactisch onderzoek Samsung Duos, p. 639-640 met bijlage 643.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , p. 1101-1110.
Proces-verbaal bevindingen onderzoek gegenereerde gegevens Samsung Galaxy J1 Mini + bijlage 1, p. 823-824 en bijlage 829 en het proces-verbaal tactisch onderzoek Samsung Duos, p. 639-640 met bijlage 647.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] , p. 978-980, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] , p. 5 (met pen genummerd).
Proces-verbaal bevindingen onderzoek gegenereerde gegevens Samsung Galaxy J1 Mini + bijlage 1, p. 823-824 en bijlage 826 en het proces-verbaal tactisch onderzoek Samsung Duos, p. 639-640 met bijlage 642.