Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 14 Vermogenswinsten
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2003
- Bronpublicatie:
29-01-2002, Trb. 2002, 33 (uitgifte: 20-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-02-2004, Trb. 2004, 25 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van onroerende zaken, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, mogen worden belast in de Staat waar deze zaken zijn gelegen.
2.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de beide Staten in de andere Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een van de beide Staten in de andere Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een vrij beroep — daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of tezamen met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt — mogen in die andere Staat worden belast.
3.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming een inwoner is.
4.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
5.
Niettegenstaande de bepalingen van het vierde lid, mag een van de beide Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving, de betekenis van de uitdrukking ‘vervreemding’ daaronder begrepen, belasting heffen over voordelen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere Staat verkregen uit de vervreemding van aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderingen op, een lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal, dat volgens de wetgeving van de eerstbedoelde Staat inwoner is van die Staat, alsmede uit de vervreemding van een gedeelte van de in die aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen besloten liggende rechten, indien die natuurlijke persoon — al dan niet tezamen met zijn echtgenoot — dan wel een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn onmiddellijk of middellijk ten minste vijf percent bezit van het geplaatste kapitaal van een bepaalde soort van aandelen van dat lichaam. Deze bepaling vindt alleen toepassing wanneer de natuurlijke persoon die de voordelen verkrijgt in de loop van de laatste tien jaren voorafgaande aan het jaar waarin de voordelen worden verkregen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest en mits op het tijdstip waarop hij inwoner werd van de andere Staat werd voldaan aan eerdergenoemde voorwaarden ten aanzien van het aandelenbezit in eerdergenoemd lichaam.
In de gevallen waarin ingevolge de nationale wetgeving van de eerstbedoelde Staat aan de natuurlijke persoon een aanslag is opgelegd terzake van de bij diens emigratie uit de eerstbedoelde Staat aangenomen vervreemding van vorenbedoelde aandelen, geldt het vorenstaande alleen voor zover er van deze aanslag nog een bedrag openstaat.