NJB 2014/2215:De curator van A verkoopt en levert met een eigendomsvoorbehoud de activa van A aan B. De bank van B is pandhouder van de inventaris van B en wil overgaan tot executieverkoop. De curator van A voert hierover overleg met de bank. De executieverkoop gaat door. B gaat failliet. De curator van B vordert schadevergoeding van de bank wegens onrechtmatigheid van de executieverkoop, gelet op het eigendomsvoorbehoud. Het hof oordeelt dat de executieverkoop niet onrechtmatig was, omdat aangenomen moet worden dat de curator van A afstand had gedaan van het eigendomsvoorbehoud. HR: 1. Afstand van recht. Vertegenwoordiging. Afstand van een bij de overdracht van een zaak gemaakt eigendomsvoorbehoud wordt gedaan door een daartoe strekkende overeenkomst met de wederpartij. Het oordeel van het hof dat een afstand van recht namens de wederpartij ook door een daartoe bevoegd vertegenwoordiger kan worden aanvaard, is juist. 2. Bekrachtiging (convalescentie/heling). Om aan te nemen dat de onmiddellijk belanghebbenden een rechtshandeling als geldig hebben aangemerkt in de zin van art. 3:58 lid 1 BW, is voldoende dat zij zich niet op de nietigheid hebben beroepen of zich hebben gedragen op een wijze die onverenigbaar is met de geldigheid van de rechtshandeling