Einde inhoudsopgave
Aanwijzingen voor de regelgeving
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20921 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 3815813)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20921 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 3815813)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Staatsrecht / Wetgeving
Eerste lid. Bij het in het eerste lid bedoelde onderzoek over uitvoeringswetgeving wordt in overleg met de afdeling Verdragen van de Directie Juridische Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ook bezien of het verdrag bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen binden en niet verenigbaar zijn met binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften, zodat aanpassing van die voorschriften nodig is. Dit omdat artikel 94 van de Grondwet bepaalt dat binnen het Koninkrijk geldende voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, en het, met het oog op de duidelijkheid van het geldende recht en ter vermijding van een onnodige werklast voor de rechter, wenselijk is wettelijke voorschriften die op grond van deze bepaling niet meer zullen worden toegepast, aan te passen.
Tweede lid. De resultaten van dat onderzoek worden opgenomen in de toelichting op het verdrag. Zie ook artikel 2, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, alsmede aanwijzing 8.13.
Derde lid. Deze aanwijzing verplicht niet in alle gevallen tot gelijktijdige indiening of inwerkingtreding van goedkeuringswet en uitvoeringswet. Bij uitzondering kunnen de goedkeuringswet en uitvoeringswet afzonderlijk bij de Tweede Kamer worden ingediend. Hierdoor kan de wet tot goedkeuring van het verdrag eerder tot stand komen en in werking treden dan de in de regel wat complexere formele uitvoeringswetgeving. Het verdrag kan dan sneller worden geratificeerd. Dit kan wenselijk zijn in geval van politiek belangrijke verdragen, waarvan verwacht wordt dat de inwerkingtreding ervan lang op zich zal laten wachten en het wenselijk wordt geacht dat ons land het verdrag in een vroeg stadium ratificeert. De uitvoeringswetgeving moet uiteraard wel van kracht zijn of worden op het moment dat het verdrag in kwestie in werking treedt om te voorkomen dat internationale verdragsverplichtingen niet (kunnen) worden nagekomen.
Het ontwerp voor een mogelijk noodzakelijke algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling moet met inachtneming van de aanwijzingen 2.33 en 4.15, tweede lid, ook op een zodanig moment in procedure worden gebracht dat tijdige inwerkingtreding is gegarandeerd.
Bij verdragen die deels betrekking hebben op bevoegdheden van de EU en deels betrekking hebben op bevoegdheden van Nederland, wordt bij de toepassing van deze aanwijzing rekening gehouden met ratificatie door de EU, met inbegrip van het tijdstip van ratificatie en de vaststelling van eventuele bindende EU-rechtshandelingen.