Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 10 Dividenden
Geldend
Geldend vanaf 20-11-1994
- Bronpublicatie:
08-03-1994, Trb. 1990, 67 (uitgifte: 16-05-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-1991, Trb. 1991, 176 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2.
Deze dividenden mogen echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting 15 percent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden.
Dit lid laat onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
3.
De uitdrukking ‘dividenden’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
4.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5.
Indien een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, mag deze vaste inrichting in overeenstemming met de nationale wetgeving van die Staat worden onderworpen aan een belasting die wordt ingehouden aan de bron. Die belasting mag echter 15 percent van het brutobedrag van de voordelen van die vaste inrichting, zoals bepaald na de betaling van de op die voordelen betrekking hebbende vennootschapsbelasting, niet overschrijden.
6.
Indien een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die Staat gevestigde vaste inrichting behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
7.
De in het tweede en het vijfde lid bedoelde beperkingen van de belastingtarieven zijn niet van toepassing op dividenden of voordelen betaald voor het einde van het eerste kalenderjaar dat volgt op het jaar van ondertekening van deze Overeenkomst.