Rb. Limburg, 15-01-2013, nr. 96.254706.12, nr. 13-1
ECLI:NL:RBLIM:2013:BY9366
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
15-01-2013
- Zaaknummer
96.254706.12
13-1
- LJN
BY9366
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2013:BY9366, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 15‑01‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2013/24 met annotatie van mr. W.H. Regterschot
Uitspraak 15‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Gevolg bestuursrechtelijke invorderingsprocedure voor strafrechtelijke invordering rijbewijs.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Sector strafrecht
Parketnummer : 96.254706.12
Kenmerk : 13-1
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Limburg op het klaagschrift ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 van:
naam : [klager],
voornamen : [voornamen],
geboren : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [plaats],
Feiten.
Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt door de politie Limburg-Noord onder nummer [nummer]. Uit dit proces-verbaal (met bijlagen) blijkt dat klager op
- 15.
december 2012 een personenauto heeft bestuurd op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Andersonweg, te Roermond. Ter controle op de naleving van de Wegenverkeerswet 1994 gaven verbalisanten klager een stopteken, waaraan hij voldeed. Uit een ter plekke afgenomen ademtest volgde een indicatie dat klager meer dan de toegelaten hoeveelheid alcohol genuttigd had. Uit een analyse van door klager uitgeademde lucht bleek van 835 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, een forse overschrijding van de wettelijke grens. Het rijbewijs van klager werd op 15 december 2012 ingevorderd.
Door de officier van justitie is op 28 december 2012 beslist het rijbewijs in te houden tot uiterlijk 12 augustus 2013.
Op 2 januari 2013 is door de rechtbank ontvangen een klaagschrift van klager d.d.
30 december 2012.
De rechtbank heeft op 15 januari 2013 de officier van justitie en klager, bijgestaan door
mr. [naam], gehoord.
Standpunt van klager en van de officier van justitie.
Het klaagschrift richt zich tegen het onder zich houden door de officier van justitie van het ingevorderde, op naam van klager gestelde rijbewijs. Verzocht is om teruggave van het rijbewijs aan klager gelet op zijn persoonlijk belang en in verband met het feit dat er ook een bestuursrechtelijk vorderingsprocedure loopt.
De officier van justitie is van mening dat het algemeen belang van de verkeersveiligheid zwaarder dient te wegen dan de persoonlijke belangen van klager. De officier van justitie concludeert tot afwijzing van het verzoek tot teruggave.
Overwegingen.
Uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat tegen klager als bestuurder van een motorrijtuig ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 door Politie Limburg-Noord, proces-verbaal is opgemaakt. Klagers rijbewijs is overeenkomstig de wettelijke voorschriften ingevorderd en is door de officier van justitie overeenkomstig de wettelijke voorschriften besloten dat rijbewijs ingevorderd te houden.
Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat het rijbewijs van klager inmiddels op basis van een besluit door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op grond van een vorderingsprocedure volgens de artikelen 130-134a Wegenverkeerswet 1994 met ingang van 7 januari 2013 is geschorst. Daarbij is tevens besloten een onderzoek naar de geschiktheid van klager op te leggen. Bedoeld geschiktheidsonderzoek zal echter niet vóór 18 maart 2013 plaatsvinden. Het CBR kan naar aanleiding van de uitslag van het onderzoek, eventueel aangevuld met een tweede onderzoek, het rijbewijs van klager alsnog ongeldig verklaren. Mocht ongeldigverklaring niet volgen, dan legt het CBR aan klager een alcoholslotprogramma op op grond van artikel 134 WVW 1994 en artikel 17, eerste lid sub g van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. Een en ander betekent dat klager voorlopig niet, of slechts in een auto met alcoholslot zal mogen rijden. Gezegd kan worden dat met de ingezette bestuursrechtelijke vorderingsprocedure het recidivegevaar aanzienlijk beperkt wordt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of naast de te volgen bestuursrechtelijke vorderingsprocedure bij het CBR, de strafrechtelijke invordering gehandhaafd moet worden.
Met de strafrechtelijke invorderingsprocedure wordt net als met de bestuursrechtelijke procedure beoogd het recidivegevaar op de korte termijn tegen te gaan. Nu ten aanzien van klager de bestuursrechtelijke vorderingsprocedure is ingezet, is daarmee tevens het recidivegevaar op de korte termijn aanzienlijk beperkt. Klager mag immers voorlopig niet, of slechts in een auto met alcoholslot rijden. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank de facto het belang bij het langer ingevorderd houden van het rijbewijs komen te vervallen. Aan een belangenafweging tussen het algemeen belang bij invordering en het persoonlijk belang van klager bij teruggave van het rijbewijs komt de rechtbank derhalve niet meer toe.
Daarnaast merkt de rechtbank overigens op dat zij door de gevolgen van het bestuursrechtelijk ingrijpen ook niet meer kan stellen, dat het niet onwaarschijnlijk moet worden dat klager, gelet op de aard en de ernst van de verweten gedraging - indien bewezenverklaard - een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal worden opgelegd van langere duur dan de huidige invordering
Het klaagschrift wordt gelet op het vorenstaande gegrond verklaard.
BESLISSING
De rechtbank:
- -
verklaart het klaagschrift van [klager] voornoemd gegrond;
- -
gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager met ingang van heden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.B.Th.G. Steeghs, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013.