Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/2302 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG
Artikel 18 Wederzijdse erkenning van bescherming bij insolventie en administratieve samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2015
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 326 (uitgifte: 11-12-2015, regelingnummer: 2015/2302)
- Inwerkingtreding
31-12-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 326 (uitgifte: 11-12-2015, regelingnummer: 2015/2302)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
1.
De bescherming bij insolventie die een organisator biedt op grond van de maatregelen ter omzetting van artikel 17 die zijn vastgesteld door de lidstaat waar hij is gevestigd, wordt door de lidstaten geacht te voldoen aan de eisen van hun eigen nationale omzettingsmaatregelen.
2.
Om de administratieve samenwerking en het toezicht op organisatoren die actief zijn in verschillende lidstaten, te vergemakkelijken, wijzen de lidstaten centrale contactpunten aan. Zij delen de contactgegevens van die contactpunten mee aan alle andere lidstaten en aan de Commissie.
3.
De centrale contactpunten stellen onderling alle nodige informatie beschikbaar over hun nationale eisen voor bescherming bij insolventie en de entiteit of entiteiten die instaan voor de bescherming bij insolventie voor specifieke organisatoren die op hun grondgebied zijn gevestigd. Deze contactpunten bieden elkaar toegang tot alle beschikbare overzichten van organisatoren die voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van bescherming bij insolventie. Dergelijke overzichten zijn openbaar toegankelijk, ook online.
4.
Indien een lidstaat twijfels heeft omtrent de bescherming bij insolventie van een organisator, vraagt hij de lidstaat van vestiging van de organisator om opheldering. De lidstaten beantwoorden verzoeken van andere lidstaten zo spoedig mogelijk, rekening houdend met de urgentie en complexiteit van de aangelegenheid. Een eerste antwoord wordt in elk geval niet later dan 15 werkdagen na de ontvangst van het verzoek gegeven.