Hof Arnhem-Leeuwarden, 15-05-2017, nr. WAHV 200.168.644
ECLI:NL:GHARL:2017:4021
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
15-05-2017
- Zaaknummer
WAHV 200.168.644
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:4021, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 15‑05‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 15‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Voor de apparatuur waarmee de roodlichtgedraging is geconstateerd is geen NMi-verklaring vereist op grond van de Regeling meetmiddelen politie of enige andere wettelijke bepaling. Het ontbreken van een ijkings-/keuringsrapport geeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de gebruikte apparatuur.
Partij(en)
WAHV 200.168.644
15 mei 2017
CJIB 181660617
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 19 januari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Op 27 februari 2015 is nog een brief van de betrokkene ontvangen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 mei 2014 om 23:24 uur op de Orthenseweg te 's-Hertogenbosch met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert aan dat de gedraging is vastgesteld door voor de meting ongeschikt en ongekeurd apparatuur. De betrokkene heeft een ijkrapport van het NMi overgelegd, waaruit blijkt dat de flitspaal op de betreffende locatie een radarsnelheidsmeter is en geen roodlichtmeter, dan wel dat deze slechts als zodanig is geijkt en goedgekeurd. Niet gebleken is dat de flitspaal eveneens als roodlichtmeter is geijkt en goedgekeurd. De foto's waarmee de gedraging is vastgelegd kunnen dan ook niet als betrouwbaar bewijs worden aangemerkt. Voorts heeft de betrokkene aangevoerd dat op de zwart wit foto's niet waarneembaar is dat het verkeerslicht op rood stond. Ook de positie van het voertuig ten opzichte van de stopstreep is op deze foto's niet duidelijk zichtbaar.
3. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De overtreding is geautomatiseerd met roodlichtapparatuur met twee foto's digitaal/fotografisch vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het licht reeds 0,9 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
(…)
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van geijkte radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.”
5. Roodlichtgedragingen als de onderhavige worden geconstateerd met behulp van apparatuur die bij rood licht wordt geactiveerd door twee achter elkaar liggende inductielussen in het wegdek dan wel radardetectie wanneer een voertuig de stopstreep passeert. Bij een dergelijke constatering worden twee foto's gemaakt, circa één seconde na elkaar. De film waarop die foto's staan wordt vervolgens door een opsporingsambtenaar bekeken op een monitor van beeldschermformaat. Daarbij kan voor een beter beeld worden ingezoomd op delen van de foto, bijvoorbeeld op de kentekenplaat van een voertuig. De gegevens die betrekking hebben op de constatering verschijnen in de databalk op de foto.
6. In het dossier bevinden zich twee zwart wit afdrukken van de foto's van de gedraging. De geregistreerde gegevens staan vermeld in de databalk onderaan de foto's.
Hoewel aan de betrokkene kan worden toegegeven dat deze foto's erg donker zijn, is het volgende daarop voldoende duidelijk zichtbaar. Op de eerste foto is te zien dat een voertuig met het kenteken [kenteken] zich vlak voor de stopstreep bevindt. Uit de databalk onder die foto blijkt dat het rode verkeerslicht op dat moment 0,9 seconde brandde. Op de tweede foto, die 0,97 seconde later is gemaakt, is te zien dat het voertuig verder is gereden en zich direct onder het verkeerslicht bevindt. Uit de databalk onder die foto blijkt dat het rode verkeerslicht op dat moment 1,9 seconde brandde en dat de snelheid van het voertuig op dat moment 56 km/h was. Op beide foto’s is te zien dat het bovenste verkeerslicht licht uitstraalt. Het is een feit van algemene bekendheid dat van een driekleurig verkeerslicht het bovenste licht het rode licht betreft.
7. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de meting. De enkele omstandigheid dat met de betreffende meetapparatuur snelheidsoverschrijdingen kunnen worden geconstateerd, maakt niet dat deze apparatuur ongeschikt zou zijn om tevens roodlichtgedragingen te constateren.
8. Op grond van de Regeling meetmiddelen politie is, anders dan bij een snelheidscontrolemeter, voor het gebruik van meetmiddelen die worden gebruikt voor het constateren van roodlichtgedragingen niet een verklaring van een onderzoek, afgegeven door het Nederlands Meetinstituut NMi vereist. Dit is ook niet op grond van enige andere wettelijke bepaling voorgeschreven. Reeds hierom kan de stelling van de betrokkene dat niet gebleken is dat de apparatuur waarmee de roodlichtgedraging is vastgesteld voor dat doel is geijkt en gekeurd, hem niet baten.
9. Nu ook overigens uit het dossier geen feiten en omstandigheden blijken die aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.