Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden
Artikel 8 Keuring van apparatuur die in gebruik is
Geldend
Geldend vanaf 26-07-2019
- Redactionele toelichting
Deze wijziging laat lopende procedures waarin een comité reeds advies heeft uitgebracht overeenkomstig art. 5 bis van Besluit 1999/468/EG, onverlet.
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Inwerkingtreding
26-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat apparatuur voor de toepassing van pesticiden die professioneel worden gebruikt, op periodieke tijdstippen aan een keuring wordt onderworpen. Het tijdvak tussen de keuringen mag tot 2020 niet meer dan vijf jaar en daarna niet meer dan drie jaar belopen.
2.
De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 26 november 2016 de apparatuur voor de toepassing van pesticiden ten minste eenmaal is gekeurd. Na die periode mag nog uitsluitend goedgekeurde toepassingsapparatuur professioneel worden gebruikt.
Nieuwe apparatuur wordt binnen vijf jaar na aankoop ten minste eenmaal gekeurd.
3.
In afwijking van de leden 1 en 2 en in aansluiting op een beoordeling van de menselijke gezondheids- en milieurisico's waarin tevens de schaal van het gebruik van de apparatuur wordt beoordeeld, kunnen de lidstaten:
- a)
andere tijdschema's en keuringsfrequenties toepassen op apparatuur voor de toepassing van pesticiden die niet voor het spuiten van pesticiden wordt gebruikt, op handapparatuur voor de toepassing van pesticiden, op rugspuiten, alsook op aanvullende apparatuur voor de toepassing van pesticiden die op zeer kleine schaal wordt gebruikt en die in de nationale actieplannen als bedoeld in artikel 4 moet worden opgenomen.
De volgende aanvullende apparatuur voor de toepassing van pesticiden wordt in geen geval beschouwd als apparatuur die op zeer kleine schaal wordt gebruikt:
- i)
op treinen of luchtvaartuigen gemonteerde spuitapparatuur;
- ii)
spuitbomen van meer dan 3 m, inclusief op zaaiapparatuur gemonteerde spuitbomen;
- b)
handapparatuur voor de toepassing van pesticiden en rugspuiten van keuring vrijstellen. In dit geval dragen de lidstaten er zorg voor dat de gebruikers zijn ingelicht over de noodzaak van regelmatige vervanging van de hulpstukken en over de specifieke risico's van die apparatuur en dat de gebruikers overeenkomstig artikel 5 zijn opgeleid in het correcte gebruik van die toepassingsapparatuur.
4.
Bij de keuring wodt geverifieerd of de apparatuur voor de toepassing van pesticiden voldoet aan de toepasselijke bepalingen van bijlage II, teneinde een hoog niveau van veiligheid en bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te bereiken.
Apparatuur voor de toepassing van pesticiden die in overeenstemming is met de overeenkomstig artikel 20, lid 1, ontwikkelde geharmoniseerde normen, wordt geacht te voldoen aan de essentiële gezondheids-, veiligheids- en milieueisen.
5.
Professionele gebruikers voeren regelmatig kalibraties en technische controles uit aan de toepassingsapparatuur conform de op grond van artikel 5 vereiste passende opleiding.
6.
De lidstaten wijzen de instanties aan die bevoegd zijn voor het toepassen van de keuringssystemen en stellen de Commissie daarvan in kennis.
Elke lidstaat zet een systeem van certificaten op aan de hand waarvan de keuringen kunnen worden geverifieerd, en zij erkennen certificaten die in andere lidstaten overeenkomstig de in lid 4 vermelde bepalingen zijn verleend en waarvan de periode sedert de laatste in een andere lidstaat verrichte keuring even lang of korter is dan de keuringsfrequentie die op het eigen grondgebied van toepassing is.
De lidstaten streven ernaar de in andere lidstaten afgegeven certificaten te erkennen, mits aan de in lid 1 bedoelde keuringsfrequenties wordt voldaan.
7.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 20 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang.