Einde inhoudsopgave
RvdW 2009, 1150
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; geldigheidsduur; ontvankelijkheid cassatieberoep; belang.
HR 02-10-2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ1283
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 oktober 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
09/02314
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BJ1283
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BJ1283, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑10‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BJ1283, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2009
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; geldigheidsduur; ontvankelijkheid cassatieberoep; belang.
Nu de geldigheidsduur van de door de rechtbank verleende voorlopige machtiging is verstreken, heeft betrokkene geen belang meer bij zijn beroep en moet hij om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep.
Partij(en)
[Betrokkene], te [woonplaats], verzoeker tot cassatie, adv.: mr. G.E.M. Later,
tegen
De Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam, verweerder in cassatie, adv.: mr. D. Stoutjesdijk.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 26 februari 2009, onder overlegging van een ondertekende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.