AB 2020/36
Toepasselijkheid art. 8 EVRM in horizontale verhoudingen (huurovereenkomst). Klacht kennelijk ongegrond.
EHRM 06-11-2019, ECLI:CE:ECHR:2018:1106DEC007620216, m.nt. T. Barkhuysen en M.L. van Emmerik
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
6 november 2019
- Magistraten
L.A. Sicilianos, K. Turković, A. Pejchal, A. Harutyunyan, P. Koskelo, T. Eicke, G. Felici
- Zaaknummer
76202/16
- Noot
T. Barkhuysen en M.L. van Emmerik
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS179787:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
- Brondocumenten
ECLI:CE:ECHR:2018:1106DEC007620216, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 06‑11‑2019
- Wetingang
Essentie
Toepasselijkheid art. 8 EVRM in horizontale verhoudingen (huurovereenkomst). Klacht kennelijk ongegrond.
Samenvatting
Klaagster is een kwetsbare volwassene die psychiatrische- en gedragsproblemen ondervindt. Door haar mentale toestand zijn eerder twee private huurovereenkomsten opgezegd. Om hun dochter van huisvesting te voorzien, kochten de ouders van klaagster een huis en verhuurden dat aan hun dochter. Toen de ouders drie jaar later niet in staat bleken de hypotheekschulden tijdig af te lossen, schakelde de hypotheekverlener een incassobureau in. Toen de hypotheekachterstand opliep, besloten de schuldeisers het huis met een beroep op sectie 21 van de Britse Housing Act 1998 middels ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.