Einde inhoudsopgave
Besluit Participatiewet
Artikel 8b Voorschot uitkering wegens kosten in de jaren 2016 en 2017 ten behoeve van vergunninghouders
Geldend
Geldend vanaf 09-12-2016
- Bronpublicatie:
30-11-2016, Stb. 2016, 478 (uitgifte: 08-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2016, Stb. 2016, 478 (uitgifte: 08-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Onze Minister verleent in 2016 en 2017 indien het college hiertoe een aanvraag heeft ingediend een voorschot voor de uitkering, bedoeld in artikel 69 van de wet, die in de jaren 2018 tot en met 2026, aan het college zal worden verstrekt om het college van middelen te voorzien voor kosten van algemene bijstand, uitkeringen en loonkostensubsidies als bedoeld in dit besluit ten behoeve van vergunninghouders.
2.
Het voorschot dat in 2016 wordt verleend, wordt in gelijke delen verrekend met de uitkeringen in de jaren 2018 tot en met 2025. Het voorschot dat in 2017 wordt verleend, wordt in gelijke delen verrekend met de uitkeringen in de jaren 2019 tot en met 2026.
3.
Het voorschot bedraagt een door Onze Minister vast te stellen bedrag, dat wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:
Mvvt = AVt/TAVt * TBVt
Waarbij:
- a.
Mvvt staat voor het maximaal aan een gemeente te verlenen voorschot in jaar t;
- b.
AVt staat voor het aantal door een gemeente gehuisveste vergunninghouders in de periode januari tot en met november van jaar t vermenigvuldigd met het aantal maanden waarin deze vergunninghouders zijn gehuisvest in de gemeente;
- c.
TAVt staat voor het totaal van alle gehuisveste vergunninghouders in de periode januari tot en met november van jaar t in Nederland, vermenigvuldigd met het aantal maanden dat deze vergunninghouders zijn gehuisvest;
- d.
TBVt staat voor het totaal door Onze Minister voor jaar t beschikbaar gestelde bedrag dat als voorschot kan worden verleend;
- e.
t staat voor het jaar waarin het voorschot wordt verleend.
4.
Voor de bepaling van het aantal gehuisveste vergunninghouders wordt uitgegaan van de inlichtingen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5.
Als aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend aangemerkt een volledig ingevuld door Onze Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier dat uiterlijk op 25 november van het jaar waarin het voorschot wordt verleend door Onze Minister is ontvangen. Een verzoek dat wordt ontvangen na 25 november wordt niet behandeld.