HR, 19-11-2013, nr. 11/05393
ECLI:NL:HR:2013:1346
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-11-2013
- Zaaknummer
11/05393
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1346, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑11‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1298, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1298, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1346, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Bewezenverklaarde geen strafbaar feit. Het bewezenverklaarde is gekwalificeerd als overtreding van art. 2.3 aanhef en onder a Aanvullend luchthavenreglement. Met ingang van 1 november 2009 is hoofdstuk VIIa, waarin art. 2 strafbaar was gesteld, komen te vervallen, terwijl overtreding van art. 2.3 ook niet elders strafbaar is gesteld. Nu t.t.v. het plegen van het feit hetgeen verdachte wordt verweten niet strafbaar was gesteld, kan het bewezenverklaarde geen strafbaar feit opleveren.
Partij(en)
19 november 2013
Strafkamer
nr. 11/05393
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2011, nummer 23/002370-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Pothast, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, vaststelling door de Hoge Raad dat het bewezenverklaarde feit geen strafbaar feit oplevert en tot ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte op die grond.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft aangenomen dat het bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert.
2.2.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 25 mei 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op het luchtvaartterrein, te weten het Jan Dellaertplein, niet zijnde een rijbaan als bedoeld in artikel 1 onder ad van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, heeft gevent, immers heeft hij, verdachte, zijn taxidiensten aangeboden aan aldaar aanwezige personen door aldaar personen aan te spreken en mondeling zijn taxidiensten aan te bieden."
2.3.
De voor de beoordeling van het middel van belang zijnde bepalingen luiden als volgt:
- art. 2, derde lid, van het Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol (hierna Aanvullend luchthavenreglement):
"Het is op het luchtvaartterrein, behoudens op een rijbaan als bedoeld in artikel 1, onder ad, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, verboden om zonder schriftelijke toestemming van de exploitant:
a. bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, te doen of laten uitvoeren;
b. te venten of te colporteren."
- Hoofdstuk VIIa
art. 9a van het Aanvullend Luchthavenreglement, zoals dat luidde tot 1 november 2009, op welke datum deze bepaling vervallen is:
"Overtreding van de artikelen 2, (...) wordt aangemerkt als een strafbaar feit."
-art. 38 onder D van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (Stcrt. 2009, nr. 16336):
"Het Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol wordt als volgt gewijzigd:
(...)
D Hoofdstuk VIIa vervalt."
2.4.
Het bewezenverklaarde is door het Hof gekwalificeerd als overtreding van het bepaalde bij art. 2, derde lid aanhef en onder a, van het Aanvullend luchthavenreglement. Overtreding van art. 2 van het Aanvullend luchthavenreglement was strafbaar gesteld in hoofdstuk VIIa van datzelfde reglement, welk hoofdstuk bij art. 38, onder D, van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen met ingang van 1 november 2009 is komen te vervallen, terwijl overtreding van art. 2, derde lid, van het Aanvullend luchthavenreglement ook niet elders strafbaar is gesteld.
2.5.
Nu derhalve ten tijde van het plegen van het onderhavige feit hetgeen de verdachte wordt verweten niet strafbaar was gesteld, kan het bewezenverklaarde geen strafbaar feit opleveren.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.
2.7.
De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen zelf de zaak afdoen en de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Haarlem van 31 mei 2011 is vernietigd;
verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2013.
Conclusie 24‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Bewezenverklaarde geen strafbaar feit. Het bewezenverklaarde is gekwalificeerd als overtreding van art. 2.3 aanhef en onder a Aanvullend luchthavenreglement. Met ingang van 1 november 2009 is hoofdstuk VIIa, waarin art. 2 strafbaar was gesteld, komen te vervallen, terwijl overtreding van art. 2.3 ook niet elders strafbaar is gesteld. Nu t.t.v. het plegen van het feit hetgeen verdachte wordt verweten niet strafbaar was gesteld, kan het bewezenverklaarde geen strafbaar feit opleveren.
Nr. 11/05393
Mr. Wortel
Zitting 24 september 2013
conclusie inzake
[verdachte]
1.1 Namens de verdachte is cassatieberoep ingesteld tegen een op 29 november 2011 uitgesproken arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte wegens ‘overtreding van het bepaalde bij artikel 2, derde lid aanhef en onder a van het Aanvullend Luchthavenreglement Luchthaven Schiphol’ is veroordeeld tot een één week hechtenis.
1.2 Namens de verdachte heeft mr. R. Pothast, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
1.3 Deze zaak vertoont samenhang met de zaak die bij de Hoge Raad aanhangig is onder griffienummer 11/05395, waarin ik heden eveneens concludeer.
2.1 De strekking van het middel is dat het Hof de verdachte van alle rechtsvervolging had moeten ontslaan zoals het Hof in andere zaken heeft gedaan na bewezenverklaring van dezelfde overtreding, begaan op andere tijdstippen.
Bij de schriftuur zijn gevoegd kopieën van twee tenlasteleggingen en twee (aantekeningen van mondelinge) arresten, waaruit volgt dat het Amsterdamse Hof de verdachte op 14 maart 2012 ter zake van de gedraging die hem ook in de onderhavige zaak wordt verweten maar met andere pleegdata (2 september 2009 en 15 maart 2010) van alle rechtsvervolging heeft ontslagen op de grond dat “[h]et bewezen verklaarde […] thans niet meer strafbaar [is] gesteld”.
2.2 De strafbaarstelling van overtreding van enkele bepalingen uit het Aanvullend Luchthavenreglement luchthaven Schiphol was te vinden in hoofdstuk VIIa van dat Reglement. Bij art. 38, onder D, van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (Stcrt. 2009,nr. 16336) is dit hoofdstuk VIIa van het Aanvullend Luchthavenreglement luchthaven Schiphol met ingang van 1 november 2009 vervallen.
De toelichting bij voornoemde regeling houdt in, voor zover hier van belang:
“In de artikelen 38 tot en met 46 zijn de bestaande luchthavenreglementen ‘omgehangen’ naar de wet luchtvaart. Dit betekent dat deze luchthavenreglementen ná de inwerkingtreding van de onderhavige regeling berusten op artikel 8a.1 van de Wet luchtvaart. In de Wet luchtvaart is overtreding van een voorschrift uit een luchthavenreglement niet langer strafbaar gesteld. Om die reden zijn de strafbaarstellingen uit de bestaande luchthavenreglementen verwijderd.”
2.3 Art. 8a.1 Wet Luchtvaart, luidende:
“Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld omtrent de aanleg, de inrichting, de uitrusting en het gebruik van luchthavens met het oog op de orde en de veiligheid op die luchthavens. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen categorieën luchthavens en tussen vormen van luchtvaart die gebruik maken van luchthavens.”
zou als een toereikende wettelijke grondslag voor een verbodsnorm als voorzien in art. 2, derde lid onder a of b, Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol beschouwd kunnen worden, maar in een strafbaarstelling voorziet die wet dus niet.
2.4 Het bevreemdt me dat medio 2010 – de bewezenverklaring in deze zaak noemt als pleegdatum 25 mei 2010 – nog processen-verbaal zijn opgemaakt ter zake van een overtreding die sinds november 2009 (althans in deze vorm) niet meer strafbaar is gesteld. Een verbazing die overigens ook wordt gevoed door mijn ervaring dat de Koninklijke Marechaussee, dat in deze zaken het opsporingsonderzoek heeft verricht, over het algemeen degelijk werk levert. Daarom heb ik geprobeerd te achterhalen of de strafbaarstelling van handelen in strijd met het in de tenlastelegging bedoelde verbod na 1 november 2009 in een andere wettelijke regeling is opgenomen. Dat was een zoektocht zonder resultaat.
Weliswaar vond ik in deze zaak een proces-verbaal van de KMar met de feitaanduiding “10 lid 1 APV […] / 95A APV […]”, maar dat lijkt me geen basis voor instandhouding van de in deze zaak uitgesproken veroordeling te kunnen zijn. Art. 95A van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Haarlemmermeer, zoals deze Verordening gold ten tijde van de bewezen verklaarde overtreding, bevat inderdaad een overeenkomstige verbodsnorm, met in art. 107 van de Verordening een (algemeen geformuleerde) strafbaarstelling, maar de in deze zaak uitgebrachte tenlastelegging sluit niet aan bij dat art. 95A van de toenmalige APV. Daarin gaat het namelijk (onder andere) om aanbieden van diensten “zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders”. Als bestanddeel van de delictsomschrijving verschilt dat te zeer van het in deze zaak tenlastegelegde “zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, N.V. Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Groep” (en art. 10 van die destijds geldende APV, betreffende gedragingen waardoor de openbare orde wordt verstoord, is al helemaal niet te beschouwen als een voortzetting van dezelfde verbodsnorm (met een andere wettelijke basis voor de strafbaarstelling)).
2.5 Het middel is derhalve terecht voorgesteld. De bestreden uitspraak kan niet in stand blijven. Het komt mij voor dat een nieuwe feitelijke behandeling niet tot een andere einduitspraak zou kunnen leiden dan hierna vermeld, zodat ik de Hoge Raad in overweging geef de zaak op de voet van art. 440, tweede lid, eerste volzin Sv zelf af te doen.
3. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, zal vaststellen dat het bewezen verklaarde feit geen strafbaar feit oplevert, en de verdachte op die grond zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
wnd A-G