HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, rov. 3.5.3.
HR, 21-12-2010, nr. 09/00227
ECLI:NL:HR:2010:BO3372
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21-12-2010
- Zaaknummer
09/00227
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BO3372
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BO3372, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO3372
ECLI:NL:PHR:2010:BO3372, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑11‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO3372
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Gegronde bewijsklacht. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte en de in die bewijsmiddelen genoemde B. een en dezelfde persoon zijn.
21 december 2010
Strafkamer
Nr. 09/00227
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 mei 2008, nummer 21/001550-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 18 februari 2004, in de gemeente Almelo en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- in de periode van 27 oktober 2003 tot en met 18 februari 2004, te Amsterdam en/of te Almelo, bij [A] en/of [betrokkene 1], een hoeveelheid relatiegeschenken en
- in de periode van 7 oktober 203 tot en met 17 december 2003, te Vleuten en/of te Almelo, bij [B] B.V. een hoeveelheid appels en een hoeveelheid peren en
- in de periode van 21 oktober 2003 tot en met 17 november 2003, te Bodegraven en/of te Almelo, bij [C] B.V. meermalen hoeveelheden noten en hoeveelheden zuidvruchten en
- in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 3 februari 2004, te Zundert en/of te Almelo, bij [D] B.V. meermalen hoeveelheden kruiden en
- in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 12 februari 2004, te Borne en/of te Almelo, bij [E] B.V. 81, een (groot) aantal kerstpakketten en
- in de periode van 30 oktober 2003 tot en met 13 februari 2004, te Stompwijk en/of te Almelo, bij [F] B.V. meermalen hoeveelheden kalkoen en/of kalkoendelen en
- in de periode van 6 oktober 2003 tot en met 10 februari 2004, te Alkmaar en/of te Almelo, bij [G] B.V., een hoeveelheid appels."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"In 2003 zei [betrokkene 3] zij dat hij een baantje voor mij had. Ik zou gaan werken bij het bedrijf [H], dat was gevestigd te Almelo. Er werkten daar ook twee Turken. Één van die Turken heeft mij uitgelegd wat ik moest doen. Ik moest bedrijven op bellen om te vragen of ze een prijslijst wilden opsturen en wat hun leverings- en betalingsvoorwaarden waren. In het begin was er niet gesproken over mijn verdiensten.
[betrokkene 4] was de baas van [H]. Dit stond op alle papieren. Volgens mij waren de Turken feitelijk de baas, want die regelden alles. Ik bedoel daarmee dat zij de personen waren die mij opdroegen wat ik moest doen. Zij gaven aan welk bedrijf ik moest bellen. Mijn werkopdrachten kwamen altijd van die Turken.
Er werden voor [H] onder andere goederen gebracht door het transportbedrijf [I] te Almelo met koelwagens en deze goederen werden gebracht naar [J] te Hengelo.
Ik was de enige vrouw die bij [H] werkte. Ik belde groenten- en fruitbedrijven af. Toen ik daar kwam legde de dikke Turk mij uit wat mijn werkzaamheden waren. Hij vertelde mij bovendien, dat er eerder een vrouw werkte met de naam [betrokkene 5]. Ze vroegen mij of ik de naam [betrokkene 5] wilde aanhouden. Als ik de telefoon opnam dan meldde ik mij met de naam [betrokkene 5].
Ik heb door mijn bel-activiteiten bij [H] ook daarwerkelijk bestellingen binnen gehaald, onder andere kerstpakketten en relatiegeschenken. Er staat mij ook nog iets bij van dadels en kalkoenproducten. Ik weet niet wie de afnemers van [H] waren. De Turken regelden dat zelf. De dikke Turk met de naam [betrokkene 6] kwam met een Volkwagen Golf.
[betrokkene 4] was meer de huishoudelijke dienst van [H]. Hij haalde koffie en w.c.papier. Op het gebied van groente en fruit heb ik hem nooit bezig gezien. Degenen die wel verstand van groente en fruit hebben waren de Turken.
Als ik een fax had verstuurd, dan werd deze met de fax die terugkwam en een eventuele prijslijst opgeborgen in een ordner. De Turken gingen met deze gegevens aan de slag en zij bepaalden wat er besteld moest worden. Zij belden dan met anderen in het Turks en dan kwamen ze weer bij mij om de leverancier te benaderen. Meer dan de ordner(s) die ik net noemde was er niet. Dat was de hele boekhouding voorzover je van boekhouding kunt spreken. Als er bank- of giroafschriften binnen waren gekomen gaf ik dat door aan die Turken.
Toen ik er al werkte werd afgesproken dat ik 50 Euro per dag zou verdienen. Als ik veel zou binnenhalen zouden zij ook meer verdienen en zou ik meer krijgen. Dat is zou door die Turken met mij afgesproken."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"[H] staat sedert 1 augustus 2003 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Die inschrijving heb ik zelf gedaan. [betrokkene 3] sprak mij op enig moment aan of ik niet interesse had om zelf een bedrijf te beginnen. Ik zei tegen hem dat ik het wilde gaan doen.
Een paar dagen later kwamen er twee Turken bij [betrokkene 3]. Ik was daar toen ook. We hebben toen met zijn vieren om de tafel gezeten en de zaak doorgesproken. Het gesprek werd in hoofdzaak gevoerd door [betrokkene 3] en een van de Turken met de naam [betrokkene 6]. De andere Turk heette [verdachte]. De achternamen van deze personen ken ik niet. [betrokkene 3] en de Turken [betrokkene 6] en [verdachte] zijn de initiatiefnemers voor de opstart van [H]. [betrokkene 6] en [verdachte] waren de feitelijk leidinggevende in dat bedrijf. Ik hoorde dat het een bedrijf zou worden in groente en fruit en levensmiddelen. De Turken [betrokkene 6] en [verdachte] zijn de initiatiefnemers van [H]. [verdachte] en [betrokkene 6] waren de feitelijk leidinggevende van [H]. [betrokkene 5] ofwel [betrokkene 2] deed de administratie en zij maakte ook gebruik van de computer. Ook [betrokkene 6] en [verdachte] deden dit wel.
Ik hoefde (het hof begrijpt: bij [H]) helemaal niets te doen, het werk zou door anderen gedaan worden. Ik zou een paar procenten van de winst krijgen.
Ik kwam weleens bij [H]. Als ik er kwam was [betrokkene 3] er altijd, die twee Turken waren er en [betrokkene 5]. Later kwam ik er achter dat zij niet [betrokkene 5] heette maar [betrokkene 2].
Na het gesprek met [betrokkene 3], [verdachte] en [betrokkene 6] heb ik op aandringen van hen een zakelijke rekening geopend bij de Postbank. Deze rekening stond op naam van [H]."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben eigenaar van het bedrijf en gerechtigd tot het doen van een aangifte gepleegd tussen 24 november 2003 en 18 februari 2004 te Almelo.
Op 27 oktober 2003 ben ik benaderd door mevrouw genaamd [betrokkene 5]. Zij wilde informatie over relatiegeschenken voor haar relaties. Ik heb haar hierop folders gestuurd naar de firma [H] te Almelo. In november 2003 werd ik weer gebeld door [betrokkene 5]. Zij heeft aan mij een bestelling opgegeven. Ik heb een opdrachtbevestiging per fax ontvangen. Na twee weken was er nog niet betaald. Hierop heb ik een aanmaning gestuurd. Hierop is niet gereageerd. De bestelde goederen zijn eind november 2003 afgeleverd, maar nog steeds niet betaald."
d. een factuur, voor zover inhoudende:
"[A]
[H]
[adres]
Amsterdam, 24 november 2003
Factuur Nr. [001]
Aantal Prijs Totaal
119 pscTookcit5044,062.203,00
Citybag 600 D2002,87574,00
61,369 Executive1004,05405,00
Case Logic cd-ordner5018,50925,00
Flatlight zilverkleurig1001,20120,00
Verzendkosten22,50
Subtotaal€ 4.249,50
BTW 19% bij benadering807,41
Totaal €5.056,91
betalingsconditie: 14 dagen
betalingskorting 1% over €4.29,50 = € 42,50
Hartelijk dank voor het gestelde vertrouwen
[betrokkene 1]"
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik kan mij de man [A] uit Amsterdam (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) wel herinneren. Het klopt dat ik de eigenaar van [A] heb gebeld. Het klopt dat op mijn verzoek folders naar [H] zijn opgestuurd. Het klopt dat ik [betrokkene 5] ben. Ik heb inderdaad de bestelling aan dat bedrijf doorgegeven. Ik kan mij herinneren dat het om gereedschapssetjes, citybags en digitale wereldtijdenklokken gaat. De goederen zijn uiteindelijk eind november 2003 aan
[H] geleverd. Ik kan u niet vertellen waarom die goederen niet zijn betaald. Het kwam vaker voor dat geleverde goederen niet betaald waren."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Ik kan mij de levering van relatiegeschenken door [A] aan [H] herinneren. Dit betrof een levering van tassen, gereedschapsetjes, klokjes en nog wat andere dingen. De goederen zijn afgeleverd. Ik weet dat de goederen zijn besteld door [betrokkene 5]. Ik weet dat de Turken [betrokkene 6] en [verdachte] de artikelen hebben meegenomen. Ik heb hen geholpen met inladen."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7]:
"Ik doe aangifte van oplichting namens [B] B.V. Ik doe deze aangifte op verzoek van mijn baas [betrokkene 8]. Op 7 oktober 2003 ontving ons bedrijf een fax van een bedrijf uit Almelo, genaamd [H] met verzoek om informatie over te leveren fruit en daarbij behorende prijzen. Naar aanleiding van dit contact werd door het bedrijf
[H] een bestelling gedaan. We hebben besloten om de koop op rekening door te laten gaan. Op 24 oktober 2003 kwam een vrachtauto die was ingehuurd door [H] de bestelling van appels en peren ophalen. Dit fruit had een waarde van € 6.562,20 ex BTW. Het bedrijf [H] had 21 dagen de tijd om de rekening te betalen. Er werd geen geld overgemaakt."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"De naam Vernooij komt mij bekend voor. Het is één van de vele bedrijven die ik heb gebeld voor informatie. Die Turken (het hof begrijpt: [verdachte] en [betrokkene 6]) kwamen dan later bij mij terug en dan kreeg ik opdracht om een bestelling bij dat bedrijf te plaatsen. Dit was een algemene werkwijze die toegepast werd bij [H]."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:
"Ik ben als hoofd verkoop van de firma [C] gevestigd te Bodegraven gerechtigd tot het doen van aangifte van oplichting gepleegd tussen 21 oktober 2003 en 30 januari 2004. Op 21 oktober 2003 heb ik op verzoek een prijslijst gestuurd naar het bedrijf [H] te Almelo. Omstreeks 27 oktober 2003 werd door [H] naar de afdeling verkoop van ons bedrijf gebeld. Het bedrijf bestelde 15 dozen amandelen, 60 dozen dadels en 30 dozen pistachio's. In totaal kostte die order € 4.787,19 (incl. BTW). Op 30 oktober 2003 is de bovengenoemde bestelling gebracht naar het adres van [H]. Op 31 oktober 2003 plaatste het bedrijf een nieuwe order. Die bestelling bestond uit 150 dozen dadels, 45 dozen pistachio's en 18 dozen amandelen. Die order van € 9.092,76 (incl. BTW) hebben wij op 3 november 2003 geleverd op hetzelfde adres als de eerste levering. Op 4 november 2003 werd een derde opdracht gedaan door [H]. Deze order werd ook per fax bevestigd door [betrokkene 5]. Op dat moment krijgen wij argwaan. Ik heb tegen [betrokkene 5] gezegd dat wij eerst het geld van de eerste twee leveringen wilden ontvangen. Op 17 november 2003 heb ik een incassoopdracht gegeven. Tot op heden is nog steeds niet betaald."
j. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring [betrokkene 2]:
"Ik ken het bedrijf [C]. Ik heb in opdracht van één van die twee Turken opgebeld naar het bedrijf. Ik gebruikte de naam [betrokkene 5] omdat mij dat door die Turken gevraagd was. Ik kreeg opdrachten van die Turken om een bestelling te plaatsen."
k. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 10]:
"Ik doe als gemachtigde van [D] B.V, te Zundert aangifte van oplichting gepleegd tussen 1 oktober 2003 en 3 februari 2004. Medio oktober werd een collega van onze binnendienst benaderd door het bedrijf [H] uit Almelo. Dat eerste contact gebeurde telefonisch. Op 5 november 2003 werd door ons bedrijf, [D] B.V., een eerste bestelling geleverd met als factuurbedrag € 5.912,39. Een volgende bestelling werd eveneens per fax van [H] ontvangen op 10 november 2003. Wij leverden naar aanleiding van deze bestelling goederen met een factuurwaarde van € 6.154,24. Na elke bestelling verwachten wij een betaling van de goederen binnen 30 dagen. Toen de eerste betaling achterwege bleef hebben wij geprobeerd [H] telefonisch te bereiken met het verzoek de twee facturen te betalen. De contacten waren allen telefonisch en per fax."
l. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik ken het bedrijf [D] BV te Zundert. Ik heb dat bedrijf telefonisch benaderd in mijn hoedanigheid van [betrokkene 5] in opdracht van één van die Turken."
m. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 11]:
"Ik ben als werkneemster bij [E] B.V. gevestigd te Borne gerechtigd tot het doen van aangifte van oplichting c.q. verduistering van goederen. Op 30 oktober 2003 werden er telefonisch 81 kerstpakketten besteld door het bedrijf [H] gevestigd te Almelo. De bestelling werd gedaan door iemand die zich voorstelde als [betrokkene 5], werkzaam bij [H]. De telefonische bestelling werd aangenomen en afgehandeld. Na de telefonische bestelling is er per post een opdrachtbevestiging gestuurd naar het bedrijf [H] gestuurd. Deze is voor akkoord getekend en per fax naar ons teruggestuurd. Alle 81 pakketten ter waarde van € 5.000,45 werden volgens afspraak geleverd bij [H]k op 11 november 2003. Men behoort 14 dagen van de afleveringsdatum te betalen. De pakketten werden tot op heden nooit betaald."
n. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Ik weet dat de kerstpakketten door het bedrijf [E] B.V. zijn afgeleverd op het adres van [H] te Almelo. Op enig moment zag ik die kerstpakketten daar staan."
o. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Het bedrijf [E] B.V. te Bome ken ik. Dat bedrijf moest ik bellen in opdracht van die ene Turk met de naam [verdachte]. Ik moest van [verdachte] een informatiebrochure opvragen. Die informatie is vervolgens per post binnengekomen en op een gegeven moment kreeg ik dus weer opdracht een bestelling te plaatsen bij dat bedrijf. Ik kreeg van [verdachte] of de andere turk [betrokkene 6] de opdracht voor de bestelling. Ik gebruikte in mijn contacten met dat bedrijf de naam [betrokkene 5]. Het ging om een bestelling van 81 kerstpakketten. Die kerstpakketten zijn door [E] B.V. afgeleverd op het adres van [H] te Almelo."
p. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 12]:
"Ik ben controller bij [F] B.V. Ik ben bevoegd tot het doen van aangifte. [F] B.V. is een groothandel in wild en gevogelte en is gevestigd in Stompwijk. Op 12 november 2003 is ons bedrijf benaderd door het bedrijf [H] uit Almelo voor kalkoenproducten. In totaal hebben wij vijf bestellingen afgeleverd aan [H]. Nadat wij de vijfde bestelling hadden afgeleverd, was er nog geen enkele rekening betaald. Het openstaande bedrag bedraagt in totaal € 26.341,07."
q. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik heb het bedrijf [F] BV benaderd in opdracht van [verdachte] of [betrokkene 6]. Ik deed dat met gebruikmaking van de naam [betrokkene 5]. Ik heb de orderbevestiging ondertekend met de handtekening van de door mij gebruikte naam [betrokkene 5]."
r. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 13]:
"Ik doe aangifte van oplichting. Ik ben werkzaam als inkoper-verkoper bij de firma [G] B.V. te Alkmaar en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte. Het bedrijf handelt in groenten, aardappelen en fruit. Op 6 oktober 2003 kregen wij op kantoor een fax binnen van het bedrijf [H] te Almelo. Het bedrijf vroeg om een offerte voor appelen. We hebben een prijslijst opgestuurd en naar aanleiding van deze bestelling heeft [H] een bestelling gedaan. Wij hebben een orderbevestiging gestuurd voor een bedrag van €14.450,81. Deze bestelling is telefonisch gedaan door [betrokkene 5]. Ik heb toen alles in orde gemaakt en op 3 november 2003 is de order afgeleverd bij het bedrijf [H]. De levering is nog niet betaald."
s. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"De naam [G] in combinatie met appels zegt mij wel iets. Ik kan me herinneren dat ik dat bedrijf ook heb moeten bellen. Ik deed dat weer in opdracht van die Turken, dus [verdachte] of [betrokkene 6]. In die contacten maakte ik gebruik van de naam [betrokkene 5]. Ik deed dat omdat mij dat gevraagd werd door een van die Turken die bij [H] werkten, [verdachte] of [betrokkene 6]."
t. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ken het bedrijf [H] te Almelo. In 2003 kwam ik daar 1 à 2 keer per week."
2.4. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat het de verdachte is geweest die de in die bewezenverklaring genoemde feiten heeft gepleegd, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt immers niet dat de verdachte dezelfde persoon is als de in die bewijsmiddelen genoemde [verdachte].
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 december 2010.
Conclusie 02‑11‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld bij arrest van 30 mei 2008.
2.
Namens verdachte heeft mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte de in de bewijsmiddelen genoemde Bulent is.
4.
De gebezigde bewijsmiddelen houden niet in dat de verdachte is herkend als de in de bewijsmiddelen genoemde [verdachte]. Het Hof heeft bij tussenarrest wel bevolen onderzoek te doen naar de vraag of de door de getuigen [betrokkene 2 en 4] (bewijsmiddelen 2, 6, 15, 17 en 19) genoemde [verdachte] de verdachte is, maar de resultaten van dat onderzoek zijn kennelijk niet zodanig geweest dat het Hof deze voor het bewijs heeft kunnen gebruiken. In die omstandigheden vergt het nadere motivering waarom uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte de door de getuigen genoemde [verdachte] was. Dit klemt temeer nu het Hof bij tussenarrest heeft vastgesteld dat zich in het dossier een foto bevindt van ‘een persoon, die ook de voornaam [van verdachte] heeft, namelijk [betrokkene 14], geboren op [geboortedatum] 1966 (fotonummer 13 op pagina 1381, ordner 2)’ en het arrest dus de vraag openlaat waarom het niet deze [voornaam verdachte] is die door de getuigen werd bedoeld.
5.
Het middel slaagt.
6.
Het tweede middel klaagt dat het beroep op onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [betrokkene 2 en 4] op ontoereikende gronden is weerlegd, en wel omdat het Hof er aan voorbijgaat dat die verklaringen juist onbetrouwbaar waren op het punt van het aanwijzen van de verdachte als dader.
7.
Bij de bespreking van dit middel heeft de verdachte geen belang. Zoals uit de bespreking van het vorige middel volgt houden die verklaringen, voor zover voor het bewijs gebezigd, niet in dat de verdachte de dader is.
8.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9.
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad in deze zaak uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het bestreden arrest om andere redenen niet in stand kan blijven en de zaak dient te worden teruggewezen of verwezen.1.
10.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 02‑11‑2010