Einde inhoudsopgave
Mijnbesluit BES
Artikel 164
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Mijnverordening ter uitvoering der Curaçaosche mijnwet, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (27-09-2010, Stb. 366). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
21-09-2010, Stb. 2010, 445 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De concessionaris is verplicht tot volledige vergoeding van alle schade door de onderneming aan de rechthebbenden op of belanghebbenden bij den bovengrond en hetgeen daartoe behoort toegebracht, onverschillig of ontginningswerken al dan niet daaronder hebben plaats gehad, of de schade door eene opzettelijke daad zijnerzijds veroorzaakt is of niet, dan wel of zij al of niet had kunnen worden voorzien.
2.
Is de schade door twee of meet ontginningen veroorzaakt, dan zijn de concessionarissen daarvan gemeenschappelijk en wel tot gelijke deelen tot vergoeding der schade gehouden, onverminderd het recht om onderling terug te vorderen wat elk dientengevolge meer mocht hebben bijgedragen dan zijn aandeel in de schade bedraagt. Evenwel zal het aan de rechthebbenden op of belanghebbenden bij den bovengrond vrijstaan om, het bewijs leverende dat de verhouding van concessionarissen wat betreft elks aandeel in de toegebrachte schade anders is dan die van gelijke deelen, dienovereenkomstig hunne vordering tot schadevergoeding in te richten.
3.
De verplichting tot vergoeding strekt zich niet uit tot schade aan gebouwen of inrichtingen tot stand gekomen op een tijdstip dat het gevaar, waarmede die door de ontginning bedreigd worden, den rechthebbenden op of belanghebbenden bij den bovengrond bij gewone opmerkzaamheid niet onbekend had kunnen blijven. Behoort, tengevolge van het door de ontginning veroorzaakte gevaar, de oprichting van zoodanige werken boven den grond achterwege te blijven, dan kunnen rechthebbenden op of belanghebbenden bij den bovengrond daaraan geen aanspraak op schadevergoeding wegens waardevermindering ontleenen, indien het blijkt, dat hun geopenbaard voornemen om zoodanige werken op te richten kennelijk slechts het ontvangen van schadevergoeding ten doel heeft.