Rb. Overijssel, 21-01-2020, nr. 08.234754.19 (P) en 08.710055-17 (tul)
ECLI:NL:RBOVE:2020:167
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
21-01-2020
- Zaaknummer
08.234754.19 (P) en 08.710055-17 (tul)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:167, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 21‑01‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 21‑01‑2020
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel veroordeelt een 22-jarige man tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man heeft een half jaar lang gehandeld in wiet en XTC, waarbij hij fungeerde als een dealer. Naast de gevangenisstraf moet hij zich ook aan bijzondere voorwaarden houden, waaronder een behandelplicht.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Datum uitspraak: 21 januari 2020
Parketnummer: 08.234754.19 (P) en 08.710055-17 (tul)
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans verblijvende: P.I. Almelo te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 7 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 2 maart 2019 tot en met 30 september 2019:
feit 1: al dan niet samen met anderen heeft gedeald in MDMA(XTC) en/of amfetamine (speed);
feit 2: al dan niet samen met anderen heeft gedeald in hennep (wiet).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2019 tot en met 30 september 2019 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten en/of te Deventer en/of te Bathmen, althans op een of meer plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2019 tot en met 30 september 2019 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten en/of te Deventer en/of te Goor en/of te Bathmen, althans op een of meer plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens)
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte heeft deze feiten bekend en door of namens hem is daarna geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2019 tot en met 30 september 2019 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten en/of te Deventer en/of te Bathmen, althans op een of meer plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans en alleen, eenmaal,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2019 tot en met 30 september 2019 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten en/of te Deventer en/of te Goor en/of te Bathmen, althans op een of meer plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens)
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in strijd met artikel 3 onder B gegeven verbod, meermalen gepleegd;
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd in het rapport van 6 januari 2020, en met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat aan verdachte een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd waarvan het voorwaardelijk deel maximaal vijf maanden bedraagt, met daarbij bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering. Het onvoorwaardelijk deel van de straf dient gelijk te zijn aan de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Algemene overweging
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een half jaar schuldig gemaakt aan handel in wiet (hennep) en XTC (MDMA). Verdachte fungeerde daarbij als een dealer. Verdachte is medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat deze drugs stoffen zijn die sterk verslavend werken en die schadelijk zijn voor de gezondheid. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze soft- en harddrugs worden geproduceerd en waarin buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij een meisje van vijftien jaar oud heeft benaderd en in staat heeft gesteld om verschillende verdovende middelen te verkopen. De verdere verspreiding van zijn drugs onder schoolgaande kinderen door dat meisje had verdachte vervolgens kunnen verwachten. Dat heeft hem niet van zijn kwalijke handel weerhouden. En inderdaad is dit meisje later aangehouden omdat zij op het schoolplein verdovende middelen verkocht.
Een en ander rechtvaardigt als uitganspunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, nota bene nog op 7 februari 2019, kort voor de bewezen verklaarde periode van de bewezen verklaarde feiten
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 januari 2020. In dit rapport wordt geconcludeerd dat hoewel verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, niet kan worden gesproken van een delictpatroon. Volgens de inhoud van een NFIP-rapport van 25 september 2018 is verdachte een jongeman met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken. Hij is onder toezicht gesteld van de jeugdreclassering en had voor zijn detentie iedere twee weken contact met een psycholoog vanuit forensische polikliniek Transfore. Verdachte gebruikte in ieder geval tot voor kort veelvuldig softdrugs en cocaïne, veelal gecombineerd met alcohol. De reclassering maakt zich zorgen over het sociaal netwerk van betrokkene, zijn denkpatronen, impulsiviteit, middelengebruik en omgang met emoties. Positief te noemen valt dat hij gedurende het gesprek met de reclassering open is geweest over zijn middelengebruik en het niet kunnen/durven tonen van emoties. In overleg met de jeugdreclassering is een plan van aanpak opgesteld. Er is gekozen voor het commune strafrecht in combinatie met begeleiding van de volwassenenreclassering omdat alle mogelijkheden binnen ‘jeugd’ al zijn uitgeput. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Daarnaast is sprake van instabiliteit op diverse leefgebieden. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen en verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij als bijzondere voorwaarden te bepalen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en het zoeken naar een dagbesteding.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel een proeftijd verbinden van drie jaren, zodat verdachte nog voor langere tijd een flinke gevangenisstraf boven het hoofd heeft hangen die hem er van dient te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal daarbij voorts bepalen dat verdachte zich dient te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering worden geadviseerd, te weten: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en het zoeken naar een dagbesteding. Verdachte heeft zich ter terechtzitting op 7 januari 2020 bereid verklaard tot het naleven van deze voorwaarden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte tijdens en na zijn detentie ook daadwerkelijk met zichzelf aan de slag gaat. Verdachte is immers een jonge man, bij wie – ook nu nog – in beginsel de capaciteiten aanwezig zijn om een zinvol bestaan op te bouwen.
8. De vordering tenuitvoerlegging parketnummer 08-710055-17
Bij vonnis van 7 februari 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van vijf maanden, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 februari 2019.
De officier van justitie vordert dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van deze voorwaardelijke jeugddetentie.
De raadsman heeft om verlenging van de proeftijd verzocht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich kort na het vonnis van 7 februari 2019 en voor het einde van de in dat vonnis vermelde proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De vordering van de officier van justitie moet daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten indien het veroordelende vonnis in de zaak met parketnummer 08.234754.19 onherroepelijk is.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14g en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in strijd met artikel 3 onder B gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres: Dobbe 70-74, 8032 JX Zwolle, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij aanvang van het reclasseringstoezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- op zoek gaat naar dagbesteding en zodra hij een baan heeft gevonden, zich daarvoor zal inzetten;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast dat de voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden, die bij vonnis van 7 februari 2019 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 08.710055-17, ten uitvoer zal worden gelegd indien het veroordelende vonnis in de zaak met parketnummer 08.234754.19 onherroepelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Corthals, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019516640 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Opgave van bewijsmiddelen
- De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 7 januari 2020;
- Het proces-verbaal van bevindingen (Whatsapp gesprekken) en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 24 tot en met 75 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
- Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) (pagina 150 en 151 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisanten;
- Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking auto) (pagina 152 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
- Het proces-verbaal van bevindingen (chatberichten) en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 171 tot en met 173 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
- Het proces-verbaal van bevindingen (chatberichten) en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 242 tot en met 299 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
- Het proces-verbaal van bevindingen genummerd Pl0600-2019155204-95, inhoudende het relaas van de verbalisant;
- Een kennisgeving van inbeslagneming ( [adres] ) genummerd PL0600-2019155204-36 (zak hennep);
- Een kennisgeving van inbeslagneming ( [adres] ) genummerd PL0600-2019155204-41 (hennep);
- Een kennisgeving van inbeslagneming ( [adres] ) genummerd PL0600-2019155204-45 (plasticzakje met zaad);
- Het proces-verbaal van verhoor (pagina 330 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende de verkaring van [naam] ;
- Het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 336 en pagina 341 en 342 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
- Een kennisgeving van inbeslagneming (pseudokoop) genummerd PL0600-2019155204-28;
- Een proces-verbaal, ondezoek verdovende middelen genummerd PL0600-2019155204-82.