Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Belastingwet BES
Artikel 5.1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip inwerkingtreding: 00.00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 20995 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Belastingwet BES (16-12-2010, Stb. 845).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Buiten het Rijk gevestigde of georganiseerde kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele of wetenschappelijke instellingen en doelen bij welke de behartiging van het algemeen nut of een sociaal belang op de voorgrond staat, worden op verzoek door de inspecteur, onder door hem te stellen voorwaarden, aangemerkt als een buiten het Rijk gevestigde of georganiseerde instelling of doel ter zake waarvan inhouding van opbrengstbelasting achterwege kan blijven.
2.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk gedaan bij de inspecteur.
3.
De door de inspecteur te stellen voorwaarden dienen om na te gaan of de behartiging van het algemeen nut of een sociaal belang op de voorgrond staat. In dat kader kan de inspecteur voorwaarden stellen aan de regelgeving, administratie en de feitelijke werkzaamheden van de instelling. Uit die regelgeving, administratie of feitelijke werkzaamheden moet blijken dat:
- a.
bij de instelling het behartigen van het algemeen nut of een sociaal belang op de voorgrond staat;
- b.
bij de instelling geen sprake is van een winstoogmerk;
- c.
een natuurlijke persoon noch een rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen;
- d.
de instelling niet meer vermogen aanhoudt dan nodig is om het algemeen nut of een sociaal belang te dienen;
- e.
de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt ter zake van de door hen voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet bovenmatig vacatiegeld
- f.
de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan
- g.
de kosten van werving van gelden en de beheerkosten van de instelling in redelijke verhouding staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de instelling, en
- h.
dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo moet worden besteed ten behoeve van een andere het algemeen nut of een sociaal belang behartigende instelling.
4.
De administratie, bedoeld in het derde lid, van de instelling dient zodanig te zijn ingericht dat daaruit duidelijk blijkt:
- a.
wat de aard en de omvang is van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden;
- b.
welke kosten door de instelling zijn gemaakt ten behoeve van de werving en het beheer van gelden van de instelling, en
- c.
wat de aard en omvang is van de andere uitgaven van de instelling, van de inkomsten van de instelling en van het vermogen van de instelling.