NJB 2014/742
Cassatie in het belang der wet inzake Overleveringswet. De Rechtbank heeft ten onrechte de in art. 6 lid 5 OLW gestelde voorwaarde van rechtsmacht buiten toepassing gelaten in een zaak die een niet-Nederlander betreft. Nu in casu tussen Nederland en de uitvaardigende EU-lidstaat niet een verdrag als bedoeld in art. 6 lid 3 OLW van kracht is op grond waarvan Nederland de tenuitvoerlegging van het vonnis kan overnemen, is het – anders dan zou gelden wanneer de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit zou hebben – niet mogelijk de door de buitenlandse rechter aan de opgeëiste persoon opgelegde gevangenisstraf overeenkomstig art. 6 lid 2 en lid 3 OLW in Nederland ten uitvoer te leggen. In samenhang met de omstandigheid dat bij niet-overlevering aan de andere EU-lidstaat de opgeëiste persoon niet alsnog in Nederland kan worden vervolgd voor het misdrijf waarvoor hij in die andere lidstaat is veroordeeld, terwijl een Nederlander in zo’n geval volgens art. 5 Sr wel alsnog hier te lande vervolgd kan worden, bestaat reeds daarom in het onderhavige geval een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling
HR 18-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:650
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 maart 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, N. Jörg en V. van den Brink
- Zaaknummer
13/05071
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:650, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2659, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 17‑12‑2013
- Wetingang
Essentie
Cassatie in het belang der wet inzake Overleveringswet. De Rechtbank heeft ten onrechte de in art. 6 lid 5 OLW gestelde voorwaarde van rechtsmacht buiten toepassing gelaten in een zaak die een niet-Nederlander betreft. Nu in casu tussen Nederland en de uitvaardigende EU-lidstaat niet een verdrag als bedoeld in art. 6 lid 3 OLW van kracht is op grond waarvan Nederland de tenuitvoerlegging van het vonnis kan overnemen, is het – anders dan zou gelden wanneer de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit zou hebben – niet mogelijk de door de buitenlandse rechter aan de opgeëiste persoon opgelegde gevangenisstraf overeenkomstig art. 6 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.