CRvB, 22-04-2011, nr. 10-3950 WIA
ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2710
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
22-04-2011
- Zaaknummer
10-3950 WIA
- LJN
BQ2710
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2710, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 22‑04‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 22‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Vaststelling dagloon. Appellant kan niet worden aangemerkt als herintreder/starter als bedoeld in artikel 6 van het Besluit reeds omdat hij in de periode van 26 maart 2006 tot en met 30 april 2006 loon heeft ontvangen in de vorm van een WW-uitkering. Dat appellant in het kader van de ZW-uitkering door het Uwv, al dan niet terecht, wel als herintreder/starter is aangemerkt, leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep van appellant op toepassing van een hardheidsclausule respectievelijk dringende reden slaagt evenmin nu in het Besluit geen hardheidsclausule is opgenomen.
Partij(en)
10/3950 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 16 juni 2010, 09/1014 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Tracey, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2011. Zoals aangekondigd, was appellant niet aanwezig. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.W.A. Blind.
II. OVERWEGINGEN
- 1.
Appellant heeft, met uitzondering van de perioden 12 januari 2004 tot 17 mei 2004 en 6 juni 2005 tot 10 oktober 2005, van 1 augustus 2002 tot 26 maart 2007 een WW-uitkering ontvangen. Met ingang van 26 maart 2007 is appellant via een uitzendbureau werkzaam geweest als disciplineleider voor gemiddeld 37,85 uur per week. Op 17 april 2007 is hij in dat werk uitgevallen wegens hartklachten.
- 2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van 16 juni 2009, waarbij het Uwv - beslissend op bezwaar - heeft gehandhaafd zijn besluit het dagloon van de aan appellant met ingang van 14 april 2009 toegekende IVA-uitkering vast te stellen op een bedrag van € 68,58.
- 2.2.
De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het dagloon in overeenstemming met het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (hierna: Besluit) is vastgesteld op basis van de in het refertejaar, van 26 maart 2006 tot 26 maart 2007, genoten WW-uitkering. Appellant kan niet worden aangemerkt als herintreder/starter als bedoeld in artikel 6 van het Besluit reeds omdat hij in de periode van 26 maart 2006 tot en met 30 april 2006 loon heeft ontvangen in de vorm van een WW-uitkering. Dat appellant in het kader van de ZW-uitkering door het Uwv, al dan niet terecht, wel als herintreder/starter is aangemerkt, leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep van appellant op toepassing van een hardheidsclausule respectievelijk dringende reden slaagt evenmin nu in het Besluit geen hardheidsclausule is opgenomen.
- 3.
In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep aangevoerde gronden herhaald. Appellant is van mening dat hij ernstig wordt benadeeld door zijn IVA-uitkering te baseren op het vervolgdagloon van zijn WW-uitkering. Primair wordt gesteld dat hij, zoals bij de berekening van de ZW-uitkering, als herintreder moet worden aangemerkt zodat het dagloon wordt gebaseerd op zijn verdiensten bij de laatste werkgever. Subsidiair wordt gesteld dat appellant door buiten zijn invloedssfeer liggende omstandigheden in een situatie van overmacht verkeert welke een dringende reden oplevert om af te wijken van de geldende dagloonregels.
- 4.1.
De Raad overweegt als volgt.
- 4.2.
In hoger beroep heeft appellant volstaan met herhaling van de door hem in beroep aangevoerde en door de rechtbank in de aangevallen uitspraak besproken gronden, echter, zonder aan te geven waarom naar zijn opvatting het oordeel van de rechtbank over die gronden onjuist is. De Raad is van oordeel dat de rechtbank die gronden op juiste wijze heeft besproken en op juiste wijze heeft gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
- 4.3.
Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
- 5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter en G. van der Wiel en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2011.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) T.J. van der Torn.
EK