Rb. Amsterdam, 25-03-2014, nr. 13-730011-14
ECLI:NL:RBAMS:2014:2147
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
25-03-2014
- Zaaknummer
13-730011-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:2147, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑03‑2014; (Raadkamer)
Uitspraak 25‑03‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank overweegt dat het specialiteitsbeginsel (zoals neergelegd in artikel 14 van het Europees Uitleveringsverdrag) inhoudt dat de verzoekende staat tegen de opgeëiste persoon, behoudens uitzonderingen – waarvan in casu geen sprake is –, niet mag optreden met betrekking tot enig ander delict dan dat waarvoor de uitlevering is verzocht en verkregen. Nu verdachte niet ter zake van de ten laste gelegde feiten door Servië aan Nederland is uitgeleverd en nu voor enig optreden door het Openbaar Ministerie met betrekking tot die feiten ook geen aanvullende toestemming is verleend, wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ten aanzien van de onder 1, primair en subsidiair, 2 en 3 laste gelegde feiten.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/730011-14 (Promis)
Datum uitspraak: 25 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “[naam 1]” te [plaats 1].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. G.J. van Oosten en M.D. Rijnsburger naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 4 december 2009 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een Volkswagen Transporter (feit 1, primair), subsidiair aan de opzet-/schuldheling daarvan (feit 1, subsidiair). Tevens wordt verdachte ervan verdacht dat hij zich op 16 februari 2008 schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van een vals rijbewijs (feit 2) en de opzet-/schuldheling van een Seat Leon (feit 3).
3. Voorvragen
3.1.
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, aangezien verdachte niet ter zake van die feiten door Servië aan Nederland is uitgeleverd.
De officier van justitie heeft betoogd dat zij aanvullende toestemming aan Servië heeft gevraagd voor uitlevering ter zake van de ten laste gelegde feiten, maar dat die nog niet is verleend.
De rechtbank overweegt dat het specialiteitsbeginsel (zoals neergelegd in artikel 14 van het Europees Uitleveringsverdrag) inhoudt dat de verzoekende staat tegen de opgeëiste persoon, behoudens uitzonderingen – waarvan in casu geen sprake is –, niet mag optreden met betrekking tot enig ander delict dan dat waarvoor de uitlevering is verzocht en verkregen. Nu verdachte niet ter zake van de ten laste gelegde feiten door Servië aan Nederland is uitgeleverd en nu voor enig optreden door het Openbaar Ministerie met betrekking tot die feiten ook geen aanvullende toestemming is verleend, wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ten aanzien van de onder 1, primair en subsidiair, 2 en 3 laste gelegde feiten.
4. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van het onder 1, primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. J.L. Hillenius en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2014.
Bijlage 1 bij het vonnis van [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1, primair
hij op of omstreeks 04 december 2009 te De Lier, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Volkswagen Transporter met het kenteken [kenteken A] en chassisnummer [nummer], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 1, subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 04 december 2009 tot en met 08 december 2009 te De Lier, gemeente Westland en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een Volkawagen Transporter met kenteken [kenteken A] heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2
hij op of omstreeks 16 februari 2008 te Ridderkerk opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) rijbewijs, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemd rijbewijs
heeft getoond ter identificatie en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemd rijbewijs een onjuiste c.q. afwijkende reactie onder aanstraling met UV licht geeft en/of er bij voornoemd rijbewijs gebruik is gemaakt van onjuiste c.q. afwijkende druk/reproductie-technieken;
Feit 3
hij op of omstreeks 16 februari 2008 te Ridderkerk, in elk geval in Nederland, een (personen)auto merk Seat, type Leon kenteken [kenteken B] heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.