Rb. Maastricht, 23-07-2010, nr. AWB 10 / 460
ECLI:NL:RBMAA:2010:BN2727
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
23-07-2010
- Zaaknummer
AWB 10 / 460
- LJN
BN2727
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2010:BN2727, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 23‑07‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Strafontslag politieagent wegens mishandeling partner en aggressieve opstelling tegenover politiefunctionarissen. Gedrag is ernstig plichtsverzuim en niet te tolereren van politieagent. Eerder gewaarschuwd wegens mishandeling. Beroep ongegrond. Verklaringen collega’s over gedrag niet meegewogen, deze had verweerder moeten meewegen bij een oordeel over het functioneren i.h.k.v. een (hier niet opgemaakte) beoordeling.Gedrag is toerekenbaar, behandeling door pscholoog is pas gestart na de buitenfunctiestelling.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 460
Uitspraak
in het geding tussen
[eiser],
wonend te 52538 Selfkant, Duitsland, eiser,
en
de korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 24 februari 2010
Kenmerk: BIZ 09.044
1. Procesverloop
Eiser heeft tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft eisers verzoek om versnelde behandeling bij uitspraak van 8 april 2010 toegewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 27 mei 2010, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde J.B.J.G.M. Schyns, advocaat te Venlo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.P.C.W. Tummers, werkzaam bij verweerder.
2. Overwegingen
Eiser was sinds 1992 hoofdagent surveillancehondengeleider bij de Politieregio Limburg Zuid. Nadat eiser buiten functie was gesteld in verband met het vermoeden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim is hem, na intern onderzoek, bij besluit van 11 november 2009 de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag met ingang van 25 november 2009 opgelegd.
Bij het in de aanhef vermelde besluit heeft verweerder het tegen dit besluit gemaakte bezwaar conform het uitgebrachte advies ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) is bepaald dat de ambtenaar die een hem opgelegde verplichting niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair kan worden gestraft. Onder plichtsverzuim wordt verstaan zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
In het eerste lid van artikel 77 van het Barp worden de straffen, die kunnen worden opgelegd, toenemend in zwaarte opgesomd. De zwaarste straf is - als bepaald in het eerste lid, onder j, van dat artikel - (ongevraagd) ontslag.
Het Bureau Interne Zaken van de Politieregio Limburg Zuid heeft een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een melding over mishandeling door eiser. Hierbij is eiser op 14 oktober 2009 als verdachte verhoord, proces-verbaal is opgemaakt.
Uit het onderzoek is volgens verweerder gebleken dat eiser in 2009 meerdere malen, te weten op 6 mei en 1 juli, heftige en langdurige ruzies heeft gehad met zijn partner, welke gepaard gingen met verbaal en fysiek geweld. Hij heeft haar meerdere malen krachtig vastgepakt waardoor zij blauwe plekken en letsel aan de duim opliep. Na de mishandeling op 1 juli 2009 zijn twee politiefunctionarissen naar de woning van de partner gegaan na haar melding dat zij door eiser was mishandeld, dat hij haar de hele nacht had wakker gehouden en dat hij haar niet wilde laten gaan. Eiser reageerde verbaal agressief op de beide politiefunctionarissen en liep met gebalde vuisten en dreigende taal op hen af.
Op basis van de voorhanden zijnde gedingstukken acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat eiser geweld heeft gebruikt tegen zijn partner in zodanige mate, dat dit niet
acceptabel is voor een politiefunctionaris. Deze dient te beschikken over een hoge mate van zelfbeheersing om te kunnen omgaan met conflictsituaties en daarbij geweld waar mogelijk te mijden. Ook eisers onprofessionele gedrag tegenover twee door zijn partner gewaarschuwde collega’s kan niet worden getolereerd. Eisers latere ontkenningen over de feiten worden voldoende weersproken door de consistente verklaringen van beide collega’s en door datgene wat zijn partner in het verhoor door Interne Zaken heeft verklaard. De omstandigheid dat eisers partner, na te zijn geconfronteerd met de gevolgen ervan, deels op haar verklaring is teruggekomen doet aan de geloofwaardigheid en deugdelijkheid van die eerdere verklaring geen afbreuk.
De rechtbank is van oordeel dat zeker van een politieman niet getolereerd kan worden dat hij geweld gebruikt tegen zijn partner op de wijze zoals beschreven in de opgemaakte proces-verbalen noch dat hij zich agressief opstelt tegenover andere politiefunctionarissen.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat voornoemd gedrag, dat moet worden gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim, aan eiser valt toe te rekenen. De door eiser overgelegde verklaring van de behandelende psycholoog doet hier niet aan af. Deze verklaring geeft geen concrete aanknopingspunten dat het verweten gedrag eiser ten tijde hier van belang niet kan worden toegerekend. Daarnaast is de behandeling van de psycholoog pas na de buitenfunctiestelling begonnen.
Door verweerder zijn voorts vijf verklaringen van collega’s van eiser over zijn functioneren overgelegd. De rechtbank overweegt dat voor oordelen over het functioneren volgens de daarvoor geldende richtlijnen een beoordeling dient te worden opgemaakt. Een dergelijke procedure, waarbij dergelijke verklaringen kunnen worden meegewogen, is hier niet gevolgd. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank deze verklaringen niet in dit beroep zal meewegen.
Met betrekking tot de evenredigheid tussen eisers gedragingen en de hem opgelegde disciplinaire straf van ongevraagd ontslag overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de feiten moet worden vastgesteld dat er in eisers geval sprake is van herhaald (doorgaand) gedrag. Vast staat dat verweerder eiser bij besluit van 12 maart 2002 al disciplinair heeft gestraft, omdat eiser niet had voldaan aan zijn verplichtingen als werknemer. Verder heeft verweerder eiser bij brief van 14 januari 2004 wegens mishandeling van zijn toenmalige echtgenote expliciet gewaarschuwd dat disciplinaire maatregelen zullen volgen bij herhaling van dergelijk gedrag.
De rechtbank acht bovengenoemde eerdere incidenten voldoende om vast te stellen dat eiser geen onberispelijke staat van dienst heeft. Nu eiser wederom niet voldoet aan zijn verplichtingen als ambtenaar bestaat dan ook geen aanleiding tot het opleggen van een lichtere straf. Bij het huidige herhaalde plichtsverzuim komt de rechtbank vervolgens tot het oordeel dat het verleende ontslag niet onevenredig is aan de aard en de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
Het beroep is ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door T.E.A. Willemsen, voorzitter, en M.A.H. Span Henkens en H.J.O. Martens, leden, in tegenwoordigheid van F.A.W. van Gils als waarnemend griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2010.
w.g. F.A.W. van Gils w.g. Willemsen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 23 juli 2010
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.