Einde inhoudsopgave
Wet op de kansspelen
Artikel 31g
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2021
- Bronpublicatie:
20-02-2019, Stb. 2019, 127 (uitgifte: 27-03-2019, kamerstukken: 33996)
- Inwerkingtreding
01-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-01-2021, Stb. 2021, 45 (uitgifte: 04-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bijzondere onderwerpen
Kansspelbelasting (V)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De houder van de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging in een staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
2.
De vergunninghouder heeft de rechtsvorm van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar het recht van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of een Europese vennootschap.
3.
De vergunninghouder verschaft inzicht in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van zijn onderneming, in die van het concern waartoe hij behoort en in de persoon van de uiteindelijke belanghebbende. De vergunninghouder is niet verbonden met personen in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die:
- a.
ingevolge het recht van een andere staat dat op die personen van toepassing is, of
- b.
door de ondoorzichtigheid van die structuur,
een belemmering kan vormen voor het doelmatig en doeltreffend uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet of de Sanctiewet 1977.
4.
De continuïteit van de vergunninghouder is redelijkerwijs gewaarborgd.
5.
De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, kan ontheffing verlenen van het vereiste, bedoeld in het eerste lid, indien de vergunninghouder zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft in een derde staat, indien het recht van die staat voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de vergunninghouder. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de ontheffing, bedoeld in het vijfde lid, en de continuïteit van de vergunninghouder.