Rb. Limburg, 23-03-2018, nr. 03/659148-15
ECLI:NL:RBLIM:2018:10035
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
23-03-2018
- Zaaknummer
03/659148-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2018:10035, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 23‑03‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659148-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat kantoorhoudende te Roermond.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de zitting van 23 maart 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door een elektriciteitskabel om de nek te binden en vervolgens met kracht aan die kabel te trekken, dan wel heeft geprobeerd om haar zwaar te mishandelen;
feit 2: [slachtoffer] heeft mishandeld.
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank is van oordeel dat het tijdverloop in deze zaak moet worden aangemerkt als een overschrijding van de redelijke termijn. Als beginpunt van de redelijke termijn neemt de rechtbank de datum waarop het feit is gepleegd, te weten 9 april 2015. Er zijn in de tussentijd 2 jaar en 11 maanden verstreken.
De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren en overweegt daartoe als volgt.
De tenlastelegging bevat feiten die zich beweerdelijk hebben voorgedaan op 9 april 2015. Het eindproces-verbaal is op 24 juni 2015 gesloten en op 25 juni 2015 bij het Arrondissementsparket ingeleverd. De rechtbank constateert dat er nadien geen onderzoekshandelingen meer zijn verricht.
Desgevraagd heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat aan verdachte in eerste instantie een voorwaardelijk sepot is aangeboden met een hulpverleningstraject voor de duur van 1 jaar. Verdachte is hier niet mee akkoord gegaan. De zaak is gemonitord door Veilig Thuis gezien de gezinsproblematiek. Veilig Thuis heeft aangegeven dat het vanuit hun optiek een complexe zaak is met eergerelateerde componenten. De zaak is gedurende deze periode niet aangebracht bij de rechtbank. Het openbaar ministerie brengt de zaak nu aan om de hulpverlening in te kunnen kaderen.
De raadsman heeft medegedeeld dat toen onderhavige zaak speelde, al snel duidelijk was dat de zaak niets met eergerelateerd geweld te maken had. Verdachte heeft het voorwaardelijk sepot destijds niet geaccepteerd, omdat hij verklaart zijn dochter niet te hebben gewurgd. De raadsman kan zich de exacte datum niet herinneren, maar hij deelt desgevraagd mede dat dit in het najaar van 2015 is geweest. De raadsman deelt mede dat hij de afgelopen periode herhaaldelijk contact heeft opgenomen met het openbaar ministerie om navraag te doen naar de stand van zaken. Eind 2017 heeft de verdediging vernomen dat de zaak gedagvaard zou worden.
Deze omstandigheden in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte disproportioneel en daarmee onaanvaardbaar lang heeft moeten wachten en dat het openbaar ministerie op deze manier het vervolgingsrecht heeft verspeeld. De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de (verdere) vervolging van de verdachte.
4. De beslissing
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.I. van Delft, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2018.
Buiten staat
Mr. D.C.I. van Delft is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 april 2015 in de gemeente Roermond
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet een electriciteits kabel
om de nek van genoemde [slachtoffer] heeft gebonden en vervolgens met kracht aan
die kabel heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 09 april 2015 in de gemeente Roermond
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet een
electriciteits kabel om de nek van genoemde [slachtoffer] heeft gebonden en
vervolgens met kracht aan die kabel heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 09 april 2015 in de gemeente Roermond
zijn dochter [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer] te slaan en/of
te trappen.