HR 17 juni 2008, BD2578, NJ 2008, 358, rov. 3.5.3 en 3.6.2 onder C.
HR, 28-09-2010, nr. 08/02672
ECLI:NL:HR:2010:BM9922
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-09-2010
- Zaaknummer
08/02672
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BM9922
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM9922, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑09‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM9922
ECLI:NL:PHR:2010:BM9922, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM9922
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het verdachte is geweest die heeft gereden zonder rijbewijs.
28 september 2010
Strafkamer
Nr. 08/02672
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 16 november 2007, nummer 21/002781-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij, op 19 mei 2006, te Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Groenendaalstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
"Ik, eerste verbalisant, zag/constateerde, dat een persoon als bestuurder van een motorrijtuig daarmee heeft gereden zonder rijbewijs voor de categorie waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Overtredingsgegevens
Datum: 19 mei 2006
Omstreeks: 15.35 uur
Plaats: Utrecht
Gemeente: Utrecht
Locatie: Groenendaalstraat, een voor het openbaar verkeer openstaande weg binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Nissan
Kenteken: [AA-00-BB]
Bij onderzoek bij het Centraal Register Rijbewijzen is gebleken dat aan verdachte geen geldig rijbewijs was afgegeven. Voor het besturen van dit motorrijtuig was vereist een rijbewijs B. Uitzonderingsbepalingen waren niet van toepassing.
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij, tweede verbalisant, daarnaar gevraagd, de volgende persoonsgegevens:
Naam : [betrokkene]
Voornamen : [betrokkene]
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1982 BS
Adres : [a-straat 1]
Postcode/woonplaats: [0000 AA woonplaats]
Nadat ik de verdachte had medegedeeld niet tot antwoorden te zijn verplicht, verklaarde deze:
'Ik heb inderdaad geen rijbewijs'."
b. een bij voornoemd proces-verbaal gevoegde "List bevragen CRB", voor zover inhoudende:
"Naam: [betrokkene]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1982
Geen hits gevonden."
2.4. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kan niet volgen dat het de verdachte, genaamd [verdachte], is geweest die de in de bewezenverklaring bedoelde gedraging heeft verricht. Het Hof heeft de bewezenverklaring derhalve onvoldoende gemotiveerd, zodat het middel doel treft.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 september 2010.
Conclusie 22‑06‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem bij arrest van 16 november 2007 wegens ‘overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken veroordeeld.
2.
Namens verdachte heeft mr. Veen, advocaat te Utrecht, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt terecht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed is, nu, blijkens het arrest van het Hof, [verdachte] door het Hof is veroordeeld maar de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen spreken van [betrokkene] en [betrokkene] zonder dat het Hof uiteenzet dat en waarom het hier niettemin gaat om [verdachte]. Dat beide personen op dezelfde dag en op dezelfde plaats zijn geboren acht ik onvoldoende om aan te nemen dat het hier ondanks het verschil in voornaam/eerste letter van de voornaam steeds om één en dezelfde persoon gaat. Het is immers denkbaar dat [verdachte] en [betrokkene] tweelingbroers zijn.
4.
Het middel slaagt.
5.
Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. Verdachte heeft op 16 juni 2008 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sedertdien meer dan 24 maanden zijn verstreken. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Wordt de zaak — zoals ik voorsta — verwezen of teruggewezen, dan kan het tijdsverloop bij het Hof aan de orde worden gesteld. Wordt het cassatieberoep verworpen dan kan gelet op de duur van de opgelegde straf worden volstaan met de enkele constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.1.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑06‑2010