Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/198
Noodweer. ’s Hofs oordeel dat een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door X noch een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor aannemelijk is geworden, is niet zonder meer begrijpelijk.
HR 05-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:6
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 januari 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
14/01129
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:6, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:1607, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑06‑2015
Essentie
Noodweer. ’s Hofs oordeel dat een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door X noch een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor aannemelijk is geworden, is niet zonder meer begrijpelijk.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, nummer 21/007646-13, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv.: mr. X.B. Sijmons, te Amersfoort.
Conclusie
Conclusie A-G mr. T.N.B.M. Spronken:
1.
Verdachte is bij arrest van 3 februari 2014 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “poging tot doodslag” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, waaraan het hof een proeftijd van twee ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.