Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 6
Artikel 197 [Beperking verhaalsrecht]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
06-03-2019, Stb. 2019, 116 (uitgifte: 19-03-2019, kamerstukken: 35041)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2019, Stb. 2019, 132 (uitgifte: 29-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
1.
De artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 blijven buiten toepassing:
- a.
bij de vaststelling van het totale bedrag waarvoor aansprakelijkheid naar burgerlijk recht zou bestaan, vereist voor de berekening van het bedrag waarvoor verhaal bestaat krachtens artikel 107a en de artikelen 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 4:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten[lees: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten], 52a van de Ziektewet, 61 van de Algemene nabestaandenwet, artikel 10.2.2 van de Wet langdurige zorg, artikel 2.4.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 8 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;
- b.
bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 3 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren waarboven de gehoudenheid krachtens die wet of krachtens artikel 75 van de Wet privatisering ABP zich niet uitstrekt.
2.
Rechten uit de artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 zijn niet vatbaar voor subrogatie krachtens artikel 962 van Boek 7, behoudens voor zover de uitkering door de verzekeraar de aansprakelijkheid van de verzekerde betreft en een ander krachtens deze artikelen mede aansprakelijk was.
3.
Degene wiens verhaal of subrogatie door de vorige leden wordt uitgesloten, kan de in het tweede lid bedoelde rechten evenmin krachtens overeenkomst verkrijgen of te zijnen behoeve door de gerechtigde op diens naam doen uitoefenen.