Conc.: 1285
Rb. Noord-Holland, 23-12-2015, nr. C/15/220460 / HA ZA 15-43
ECLI:NL:RBNHO:2015:11985
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
23-12-2015
- Zaaknummer
C/15/220460 / HA ZA 15-43
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:11985, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 23‑12‑2015; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Geschil over de vraag wie eigenaar is van een boot. Naar het oordeel van de rechtbank is de boot constitutum possessiorum aan gedaagde geleverd. Niet gebleken van een met artikel 3:84 BW strijdige titel. Eiseres sub 1 komt geen beroep op derdenbescherming toe als bedoeld in artikel 3:86 BW. Geen sprake van een geldige longa manu levering
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/220460 / HA ZA 15-43
Vonnis van 23 december 2015
in de zaak van
1. naamloze vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht,
CREA YACHTING N.V.,
gevestigd te Mechelen, België,
2. [eiser2],
wonende te Santo [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. C.G. Huijsmans te Bergen op Zoom,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.B.C.R. Heemskerk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Crea Yachting, [eiser2] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 18 maart 2015
- -
het proces-verbaal van comparitie van 18 augustus 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser2] was eigenaar van een boot, [A.]. [gedaagde] mocht na afstemming met [eiser2] deze boot met zijn gezin gebruiken en heeft deze ook regelmatig gebruikt.
2.2.
In 2009 is tussen [eiser2] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening gesloten waarbij [eiser2] € 20.000,- heeft geleend van [gedaagde]. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat deze lening binnen twee á drie maanden zou worden terugbetaald inclusief een rentevergoeding. [gedaagde] heeft in een groot aantal e-mails en brieven aan [eiser2] verzocht om terugbetaling van de lening aangedrongen. Op 1 november 2012 heeft [eiser2] een bedrag van € 3.000,- aan [gedaagde] terugbetaald. De rest van de lening is niet terugbetaald.
2.3.
Op 15 mei 2013 heeft [eiser2] [gedaagde] een e-mail met bijlagen toegezonden. De tekst van de e-mail luidt: ‘[gedaagde], vul dit aan en zet mijn handtekening eronder. Stuur me kopie. Groetuhhh [eiser2].’ Die zelfde dag zendt [eiser2] een bericht via skype naar [gedaagde]. [eiser2] schrijft ‘de overeenkomst zit in je mail; aanvullen en mijn handtekening eronder plakmansen. Gefeliciteerd mt je nieuwe boot haha’.
2.4.
Op 16 mei 2013 heeft [gedaagde] aan [eiser2] een e-mail met de volgende bijlage gestuurd:
‘OVERDRACHT VAN EIGENDOM
Hierbij verklaar ik,
[eiser2] (…) en eigenaar van de
[A.] bouwjaar 2004 (…)
Dat ik deze boot in volle eigendom overdraag aan:
[gedaagde] (…)
per heden, 10 mei 2013, schuldvrij, en in de staat waarin deze zich bevind en goedgekeurd door overnemen.
Getekend te [woonplaats] op 10 MEI 2014’
Onder beide namen is een handtekening geplaatst. Partijen zijn het erover eens dat de datering ‘2014’ een vergissing betreft, en dat bedoeld is ‘2013’.
2.5.
In de winterperiode van 2013 is de boot bij de firma ‘Droog op water’ gestald geweest. [B.] was voor partijen de contactpersoon van deze firma.
2.6.
Op 10 december 2013 schrijft [eiser2] in een e-mail aan [gedaagde] het volgende:
‘Graag ook annulatie van overdracht bevestigen zodat ik hem per 15/12 kan faktureren aan Crea Yachting teneinde die zekerheid te geven voor betaling aan [B.] die ze gaan doen. (…)’
2.7.
Rond die tijd heeft [eiser2] de boot verkocht aan Crea Yachting voor een bedrag van € 80.000,-. Op de factuur van 15 december 2013 is vermeld dat [eiser2] gedurende twee jaar een recht van terugkoop heeft. Als leveringsadres staat vermeld: ‘[adres]’. De koopprijs is in drie gedeelten door aan Crea Yachting gelieerde vennootschappen aan [eiser2] betaald.
2.8.
In augustus 2014 heeft [gedaagde] de boot, die op dat moment al enkele maanden in de haven van Bergen op Zoom lag, met toestemming van [eiser2] gebruikt. In een e-mail van 17 augustus 2014 schrijft [gedaagde] het volgende aan [eiser2]:
‘De boot ligt inmiddels in een jachthaven in Amsterdam. Ik wil hem om voor de hand liggende redenen onder me hebben om op een later tijdstip mogelijke discussies met derden voor te zijn.
De boot is WA+diefstal verzekerd, de jachthaven in BOZ heb ik betaald
Verdere aanpak bespreken we later.
Tegen mijn natuur in, maar kan geen verder risico meer lopen.’
2.9.
Op 18 augustus 2014 schrijft [eiser2] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
‘[gedaagde], ik wist het niet meer zo uit m’n hoofd maar ik vond enkele mails, waaronder deze.
Daar meldt ik je dat ik een oplossing heb om hem bij [B.] weg te krijgen.
Je kunt lezen dat het de bedoeling is hem dan te verkopen. (2 jaar terugkoopoptie staat er ook)
Want daarvan kun jij worden betaald en anders kan dat nog wat duren.
Ik heb dus niks raars gedaan maar gewoon wat wij bespraken.
En ben idd met enkel mensen ook bezig maar er is altijd die inruil en andere obstakels tot op heden.
Ik kan niet lang meer tegenhouden dat [E.] wordt geïnformeerd.
Jij kan enkel je overdrachtspapier bij de voordeur klaar leggen dan en misschien mij gaan aanpakken ‘dat ik je de boot heb verkocht’ of zoiets maar dan had je hem met de politie moeten gaan ‘terughalen’ zodat dat nu gaat gebeuren verwacht ik als je niet snel reageert dat deze oefening is afgeblazen. (…)
[E.] zal me vragen of er al een ultimatum gesteld werd en als ik moet toegeven van wel doet hij linea recta aangifte van diefstal (…)’
Bij deze e-mail zit een e-mail van 12 november 2013 waarin [eiser2] het volgende aan [gedaagde] schrijft:
‘(…)
Voor de grote getallen gaat momenteel niemand meer maar hij gaat me in staat stellen om de boot uit [B.] handen te halen en naar hier te varen.
Dan krijg ik twee jaar de tijd om hem te verkopen.
Hij moet wel overgedragen worden omdat anders het allemaal lastig is maar dat maakt me niks uit.
(…)’
2.10.
In reactie hierop schrijft [gedaagde] dezelfde dag het volgende aan [eiser2]:
‘Ik fris nog even je geheugen op. Je hebt kennelijk de boot verkocht nadat je hem aan mij hebt verkocht. Dit kan maar juridisch is het lastig om dezelfde zaak twee maal te leveren. Nu jij weet dat dat niet kan is het ook niet netjes van je naar alle partijen.
Je stelt dat er een overdracht om niet is gedaan. Dit is onjuist. Uitgerekend jij zou nimmer de boot om niet aan mij overdragen. sinds 2009 heb ik een vordering op je. Je hebt me bijna gesmeekt om je te helpen en je wist dat ik hiertoe eigenlijk niet in staat was. Volgens mij wist je ook van te voren dat me niet binnen een paar maanden zoals afgesproken zou terugbetalen. Eerst zou ik een hypothecaire zekerheidstelling krijgen voor de lening en de rente en later hebben wij in samenspraak besloten dat de boot aan mij werd overgedragen en dat ik dus eigenaar van de boot werd en dat jij een terugkoopoptie kreeg voor de lening plus rente. Tevens zijn wij overeengekomen dat indien jij mij niet binnen 5 jaar zou kunnen terugbetalen c.q. je optie zou kunnen inroepen, dat ik de boot dan aan een ander zou verkopen en een overwinst met jou zou delen (uiteraard na aftrek van kosten). Dit zijn normale transparante afspraken welke niet ik, maar jij niet nakomt.
Verder heb ik niets met [D.] te maken en ook niet met [E.]. (…) en als het zo moeilijk voor je is om [E.] op te biechten dat je de boot 2 keer verkocht hebt wil ik dit wel voor je doen. (…)’
2.11.
In een e-mail van 3 augustus 2014 schrijft [gedaagde] aan [eiser2]:
‘(…) Botenmarkt is echt helemaal ingestort. Heb er nog veel meer gezien. Probeer je boot maar gewoon te houden, want de prijs die je denkt dat waard is krijg je er voorlopig niet meer voor’
2.12.
Bij brief van 5 september 2014 heeft Crea Yachting [gedaagde] gesommeerd de boot terug te geven. [eiser2] heeft [gedaagde] gesommeerd zijn eigendommen die zich op de boot bevinden terug te geven. [gedaagde] heeft de boot niet teruggegeven. Een deel van de inventaris van de boot heeft [gedaagde] wel teruggegeven aan [eiser2].
2.13.
In een e-mail van 22 december 2014 schrijft [B.] van Droog op water aan [eiser2] het volgende:
‘De Motor boot [A.] is de afgelopen jaren bij mij, Droog op water, in onderhoud en stalling geweest. De facturen voor de winterstalling van 2013/2014 even als de werkzaam heden van 2013 zijn voldaan door de heer [eiser2]. In winter van 2013/2014, medio december 2013, heeft de heer [eiser2] mij medegedeeld dat het beheer van de [A.] was overgegaan naar Crea Yachting te Belgie maar heer [eiser2] blijft gebruiker. De boot is in het voorjaar van 2014 opgehaald door de heer [eiser2], na een aantal aanvullende werkzaamheden heeft hij de boot in ontvangst genomen en weg gevaren. (…) De werkzaamheden zijn uitgevoerd op verzoek van de heer [eiser2] en gefactureerd aan Crea Yachting. Bij mijn weten is de [A.] eigendom van Crea Yachting, met als gebruiker de heer [eiser2].’
3. Het geschil
3.1.
Crea Yachting vordert na vermeerdering van eis:
I. Gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de boot, [A.] uit 2004, in het bezit te stellen van een door eiseres sub 1 aan te wijzen persoon, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen, met een maximum van € 200.000,-;
II. Gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tegen voldoende bewijs van kwijting aan Crea Yachting N.V. te betalen een bedrag van primair € 584.000,00 subsidiair € 14.800 aan gebruiksvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tegen voldoende bewijs van kwijting aan Crea Yachting N.V. te betalen een bedrag van € 13.333 aan onderhoudskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tegen voldoende bewijs van kwijting aan Crea Yachting N.V. te betalen een bedrag van € 16.000,- aan misgelopen huurinkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
[eiser2] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot teruggave van de roerende zaken overeenkomstig de door [eiser2] in het geding gebrachte lijst, welke roerende zaken eigendom zijn van [eiser2], zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde] niet aan een veroordelend vonnis voldoet.
3.3.
Crea Yachting en [eiser2] hebben voorts gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
Crea Yachting legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in december 2013 eigenaar is geworden van de boot nu zij deze van [eiser2] heeft gekocht en longa manu geleverd heeft gekregen. Nu [gedaagde] de boot onrechtmatig onder zich houdt heeft Crea Yachting recht op een gebruiksvergoeding van de [gedaagde] gelijk aan de huurprijs per dag die Crea Yachting rekent. Daarnaast heeft [gedaagde] niet aangetoond dat hij de boot deugdelijk onderhoudt zodat haar uit dien hoofde een vergoeding van de schade toekomt. Tenslotte heeft Crea Yachting de boot gedurende de periode dat [gedaagde] de boot onder zich heeft niet kunnen verhuren en potentiële huurders moeten teleurstellen.
3.5.
[eiser2] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij eigenaar is van de roerende zaken als vermeld op de door hem overgelegde lijst. Deze zaken bevonden zich op de boot op het moment dat [gedaagde] de boot onder zich nam.
3.6.
[gedaagde] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag wie eigenaar is van de boot. [gedaagde] stelt zich in dit verband op het standpunt dat hij eigenaar is geworden, waarbij sprake is geweest van een koopovereenkomst met toenmalig eigenaar [eiser2] en dat [eiser2] hem de boot longa manu heeft geleverd.
4.2.
Crea Yachting is van opvatting dat deze overdracht een geldige titel ontbeert. Crea Yachting stelt dat [gedaagde] en [eiser2] het document ‘overdracht van eigendom’ hebben opgesteld omdat [gedaagde] voor het verkrijgen van een lening een onderpand nodig had. Om [gedaagde] in staat te stellen een dergelijk onderpand te kunnen geven hebben [eiser2] en [gedaagde] gedaan ‘alsof’ een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Ter onderbouwing van die stelling heeft Crea Yachting gewezen op de e-mails tussen [eiser2] en [gedaagde] waarin ‘lacherig’ wordt gedaan over de overdracht. Voorts heeft Crea Yachting gesteld dat [gedaagde] geen koopsom heeft betaald voor de boot, althans dat deze koopprijs op het moment waarop de overeenkomst zou zijn gesloten onvoldoende bepaalbaar was.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze -door [gedaagde] betwiste- stellingen van Crea Yachting te worden gepasseerd. In de eerste plaats is daarvoor van belang dat noch in het document ‘overdracht van eigendom’ noch in de e-mailwisseling tussen [eiser2] en [gedaagde] aanwijzingen kunnen worden gevonden dat daadwerkelijke eigendomsoverdracht niet bedoeld was. In genoemd document is geen enkele nuancering te vinden op de eigendomsoverdracht die hieruit naar voren komt. Maar ook indien de rechtbank uitgaat van de juistheid van die stelling kan dat niet wegnemen dat ook voor dat doel de eigendom overgedragen diende te worden aangezien [gedaagde] dan beschikkingsbevoegdheid diende te verkrijgen met een bepaald doel, namelijk het verstrekken van een pandrecht op de boot. Dat er sprake is van een rechtsgeldige overdracht vindt bovendien steun in de e-mail van [eiser2] aan [gedaagde] van 10 december 2013 waarin [eiser2] vraagt de overdracht te “annuleren”. In deze mail, net als in andere berichten van [eiser2], wordt met geen enkel woord gerept over een overdracht indertijd met een ander doel dan daadwerkelijke eigendomsoverdracht. In dat licht bezien is de stelling van [gedaagde] dat hij met [eiser2] daadwerkelijk een koopovereenkomst heeft gesloten, waarbij [eiser2] tot 31 december 2014 de gelegenheid had om de boot van [gedaagde] terug te kopen des te aannemelijker. Anders dan Crea Yachting stelt is de koopsom die [gedaagde] voor de boot betaalde ook voldoende bepaalbaar. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat de eigendomsoverdracht plaatsvindt tegen de hoogte van de uitstaande schuld van [eiser2] aan [gedaagde], vermeerderd met het overeengekomen rentepercentage.
4.4.
De vraag of [gedaagde] eigenaar is geworden van de boot is daarmee echter nog niet beantwoord. Immers, voor een geslaagde eigendomsoverdracht is het nodig dat [eiser2] de boot ook aan [gedaagde] heeft geleverd.
4.5.
De stellingen van [gedaagde] komen erop neer dat [eiser2] hem de boot longa manu heeft geleverd.
Levering van een roerende zaak geschiedt door bezitsverschaffing. Uit de feitelijke stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat de boot ten tijde van de eigendomsoverdracht van de boot aan [gedaagde] in de haven in Amsterdam lag, bij de firma Droog op water en [B.] als havenmeester. Dit blijkt ook uit het document ‘overdracht van eigendom’. Aldus was [B.] onmiddellijk houder van de boot voor [eiser2], die eigenaar en middellijk bezitter was. Voor een levering longa manu zou in dit geval vereist zijn geweest dat [eiser2] aan [B.] mededeling had gedaan dat [B.] vanaf dat moment houder werd voor [gedaagde] en dit ook door [B.] was erkend. Tussen partijen is niet in geschil dat een dergelijke mededeling niet is gedaan, laat staan dat [B.] iets heeft erkend. Dat betekent dat van een geslaagde levering longa manu geen sprake is geweest.
4.6.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk een rechtsgeldig levering van de boot aan [gedaagde] heeft plaatsgevonden.
Niet gebleken is van afspraken tussen partijen over de wijze van levering van de boot. Gelet op de omstandigheid dat partijen beide de boot gebruikten en zouden blijven gebruiken kan de (tweezijdige) verklaring in de koopovereenkomst worden opgevat als mede strekkende tot overdracht van het bezit, waarbij het schip op de werf van Droog op water zou blijven. Kennelijk was ook onderdeel van de afspraak dat [eiser2] de boot mocht blijven gebruiken, een terugkoopoptie voor [eiser2] bestond en [eiser2] zou proberen om de boot te verkopen voor [gedaagde]. In dat licht plaatst de rechtbank ook de mail van De Weerdvan 3 augustus 2014 .
Ten tijde van de eigendomsoverdracht was [eiser2] middellijk bezitter van de boot. Door de verkoop aan [gedaagde] hield [eiser2] de boot niet meer voor zichzelf maar voor [gedaagde]. Gevolg daarvan is dat [eiser2] middellijk houder van de boot is geworden, nog steeds via [B.] die onmiddellijk houder van de boot is. In een dergelijke situatie is niet vereist dat de derde houder erkent voor een ander te gaan houden. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank de boot constitutum possessiorum aan [gedaagde] geleverd.
4.7.
Crea Yachting stelt dat als al sprake is geweest van een geldige eigendomsoverdracht, deze in strijd zou zijn met fiduciaverbod (3:84 lid 3 BW) nu deze overdracht slechts bedoeld was om zekerheid te verstrekken aan [gedaagde] voor terugbetaling door [eiser2] van het geld dat [eiser2] van [gedaagde] had geleend.
4.8.
De maatstaf van artikel 3:84 lid 3 BW moet volgens de Hoge Raad (HR 19 mei 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1735) worden gezocht in het antwoord op de vraag of de rechtshandeling ertoe strekt de verkrijger een zekerheidsrecht op het goed te verschaffen waardoor deze in zijn belangen als schuldeiser ten opzichte van andere schuldeisers wordt beschermd. Wanneer deze verkrijger slechts het recht krijgt om, in geval van wanprestatie, het hem overgedragen goed te gelde te maken ten einde zich uit de opbrengst daarvan te bevredigen onder gehoudenheid een eventueel overschot aan zijn wederpartij ten goede te doen komen, levert dit op grond van artikel 3:84 lid 3 BW niet een geldige titel voor overdracht op. Strekt daarentegen de rechtshandeling van partijen tot ‘werkelijke overdracht’ en heeft zij derhalve de strekking het goed zonder beperking op de verkrijger te doen overgaan - en deze aldus meer te verschaffen dan enkel een recht op het goed, dat hem in zijn belang als schuldeiser beschermt - dan staat art. 3:84 lid 3 BW daaraan niet in de weg.
4.9.
In het licht van de voorgaande uitleg van de Hoge Raad en de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden, is niet gebleken van een met artikel 3:84 BW strijdige titel. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die erop duiden dat er sprake was van een verboden zekerheidsoverdracht dan wel dat de rechtshandeling de strekking miste om de boot na de overdracht in het vermogen van [gedaagde] te doen vallen. Zoals overwogen is sprake geweest van een daadwerkelijke eigendomsoverdracht van de boot en viel de boot na de overdracht in het vermogen van [gedaagde]. Dat [gedaagde] slechts het recht verkreeg om, in geval van wanprestatie, het hem overgedragen goed te gelde te maken ten einde zich uit de opbrengst daarvan te bevredigen onder gehoudenheid een eventueel overschot aan zijn wederpartij ten goede te doen komen, is niet gebleken. Weliswaar wordt gesteld dat [gedaagde] slechts in het geval [eiser2] de lening niet zou terugbetalen, de boot te gelde kon maken, maar die stelling is tegenover betwisting door [gedaagde], die op zijn beurt stelt dat sprake is geweest van een terugkoopoptie van twee jaar voor [eiser2], onvoldoende onderbouwd.
4.10.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] in mei 2013 eigenaar is geworden van de boot.
4.11.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Crea Yachting in december 2013 eigenaar is geworden van de boot. Nu hiervoor geoordeeld is dat [gedaagde] in mei 2013 eigenaar werd van de boot, staat vast dat Crea Yachting - als al sprake is van een geldige titel tussen haar en [eiser2] - de boot van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen. Aan de orde is daarmee de vraag of aan Crea Yachting op zodanige wijze is geleverd dat haar een beroep op derdenbescherming toekomt.
4.12.
Voor bescherming van Crea Yachting op grond van het bepaalde in artikel 3:86 BW kan in het onderhavige geval alleen plaats zijn indien aan haar het bezit van de boot is verschaft.
Crea Yachting stelt dat er sprake is geweest van bezitsverschaffing longa manu (3:115 sub c BW). Ter onderbouwing van die stelling heeft Crea Yachting erop gewezen dat de boot in december 2013 gestald was bij Droog op water en dat [eiser2] in december 2013 aan [B.] van Droog op water melding heeft gemaakt van de verkoop van de boot aan Crea Yachting.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank is van een geldige bezitsverschaffing longa manu geen sprake. Voor het aannemen daarvan is vereist dat een derde de zaak voor de vervreemder hield en de zaak na de overdracht voor de ontvanger is gaan houden. In het onderhavige geval moet er derhalve sprake van zijn dat [eiser2] de boot voor de vervreemder hield. [eiser2] was middellijk houder van de boot op het moment van de veronderstelde verkoop aan Crea Yachting. Hij hield de boot niet voor de vervreemder maar was zelf die vervreemder, terwijl hij de boot hield voor [gedaagde]. Hij heeft zich door de enkele verklaringen jegens Robeleus waarvan deze in de sub 2.13 weergegeven e-mail melding maakt niet van middellijk houder voor [gedaagde] tot middellijk houder voor Crea Yachting kunnen maken. Van een geldige longa manu levering kan dan ook geen sprake zijn.
4.14.
Voor zover Crea Yachting zich subsidiair op het standpunt stelt dat levering door [eiser2] in het voorjaar van 2014 heeft plaatsgevonden doordat de boot door [eiser2] ten behoeve van Crea Yachting naar België is gevaren en aldaar door Crea Yachting in gebruik is genomen, wordt deze stelling door [gedaagde] betwist. Bovendien zijn onvoldoende feitelijke omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat Crea Yachting de boot in gebruik heeft genomen. Niet in geschil is dat [E.] Dillen, vertegenwoordiger van Crea Yachting, niet met de boot kan varen. Het enkele feit dat de boot in Bergen op Zoom ligt, maakt evenmin dat daaruit volgt dat Crea Yachting de boot in gebruik heeft genomen nu namens [gedaagde] ter zitting onbetwist is gesteld dat de boot daar altijd lag, waarmee kennelijk is bedoeld dat de boot daar tijdens het vaarseizoen altijd lag. De omstandigheid dat Crea Yachting op enig moment, zonder dat [gedaagde] daarvan op de hoogte is, de boot in gebruik heeft genomen heeft niet verhinderd dat [gedaagde] de boot terug in zijn feitelijke macht heeft kunnen brengen en heeft, aldus bezien, niet geleid tot bezitsverlies aan de zijde van [gedaagde].
Bij die stand van zaken kan in het midden blijven of Crea Yachting de boot op enig moment heeft verhuurd, zoals zij stelt.
4.15.
Nu Crea Yachting geen eigenaar is geworden van de boot dienen haar vorderingen te worden afgewezen.
4.16.
Met betrekking tot roerende zaken waarvan door [eiser2] afgifte wordt gevorderd heeft [gedaagde] ter comparitie aangegeven dat hij deze aan [eiser2] zal retourneren. Daarmee zou geoordeeld kunnen worden dat het belang van [eiser2] aan deze vordering is komen te ontvallen. Nu de rechtbank er echter geen zicht op heeft of [gedaagde] deze toezegging ook is nagekomen zal de rechtbank de vordering van [eiser2] in die zin toewijzen dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van deze zaken, voor zover deze op de boot aanwezig zijn en deze zonder de boot te beschadigen van de boot kunnen worden gehaald. Gelet op de toezeggingen van [gedaagde] zal de rechtbank de gevorderde dwangsom afwijzen .
4.17.
Crea Yachting en [eiser2] zullen, nu zij gezamenlijk hun vorderingen hebben ingesteld en bij een en dezelfde advocaat hebben geprocedeerd, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.533,00
- salaris advocaat 5.160,00 (2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 6.693,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
Veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis [eiser2] in het bezit te stellen van de roerende zaken, zijnde de inboedel zoals beschreven in linker kantlijn van productie 7 bij de dagvaarding door deze na vooraankondiging en overleg af te geven op een door [eiser2] aangewezen adres in Nederland voor zover deze zaken aanwezig zijn op de [A.] en zonder deze boot te beschadigen van de boot te halen zijn;
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.3.
veroordeelt Crea Yachting en [eiser2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 6.693,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 23‑12‑2015