Vgl. HR 20 januari 2009, NJ 2009, 321, LJN: BG5562; HR 8 april 2008, NJ 2008, 232, LJN: BC5971.
HR, 02-03-2010, nr. 08/03525
ECLI:NL:HR:2010:BK8958
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-03-2010
- Zaaknummer
08/03525
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BK8958
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK8958, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑03‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK8958
ECLI:NL:PHR:2010:BK8958, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑01‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK8958
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid h.b. Het Hof had moeten doen blijken te hebben onderzocht of de griffier die de akte heeft opgemaakt de in die akte genoemde comparant mededeling heeft gedaan van het vereiste van een bijzondere schriftelijke volmacht. Bij gebreke van een zodanige mededeling zou immers de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze als voorgeschreven in art. 450.1.b. Sv het gevolg kunnen zijn van een niet aan verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval verdachte ontvankelijk zou dienen te worden verklaard in zijn hoger beroep (vgl. HR LJN BG5562).
2 maart 2010
Strafkamer
nr. 08/03525
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 juli 2008, nummer 22/000461-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.M.L. Theelen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
2.2. De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
(i) De akte rechtsmiddel:
"Op 14 januari 2008 kwam ter griffie van deze rechtbank [betrokkene 1], die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht - verklaarde namens
Naam: [achternaam verdachte]
Voornaam: [voornamen verdachte]
geboren: [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
wonende te: [woonplaats]
adres: [a-straat 1]
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 03 januari 2008 in de zaak met bovenvermeld parketnummer 10/911564-07 bij verstek gewezen tegen [verdachte] voornoemd."
(ii) De aan de akte rechtsmiddel gehechte volmacht:
"Hierbij verklaar ik, [verdachte], wonende [a-straat 1], [woonplaats], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], aan [betrokkene 1], kantoorhoudende [b-straat 1], [plaats] de bevoegdheid te hebben gegeven als gemachtigde op te treden in alle nu bekende en mogelijk nog volgende juridische en financiële procedures.
Getekend te [plaats] op 26 november 2007,
[verdachte]"
2.3. Het Hof heeft de bestreden beslissing als volgt gemotiveerd:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
[Betrokkene 1] heeft als vertegenwoordiger van de verdachte met behulp van een schriftelijke algemene volmacht namens de verdachte bij de griffie van de rechtbank waar het vonnis in eerste aanleg is gewezen hoger beroep ingesteld van dat vonnis. Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaring in het door hem ingestelde hoger beroep, nu het instellen van het hoger beroep niet heeft plaatsgevonden op de wijze als bedoeld in de artikelen 449 en 450 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafvordering en de vaste rechtspraak daaromtrent, daar de vertegenwoordiger dit hoger beroep slechts in had mogen stellen indien zij daartoe persoonlijk door de verdachte bij bijzondere volmacht schriftelijk bepaaldelijk gevolmachtigd zou zijn geweest".
2.4. De bestreden beslissing is ontoereikend gemotiveerd. Het Hof had moeten doen blijken te hebben onderzocht of de griffier die de akte heeft opgemaakt de in die akte genoemde comparant mededeling heeft gedaan van het vereiste van een bijzondere schriftelijke volmacht. Bij gebreke van een zodanige mededeling zou immers de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze als voorgeschreven in art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv het gevolg kunnen zijn van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval de verdachte ontvankelijk zou dienen te worden verklaard in zijn hoger beroep (vgl. HR 20 januari 2009, LJN BG5562, NJ 2009, 321).
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 maart 2010.
Conclusie 05‑01‑2010
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Gravenhage niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
2.
Namens de verdachte heeft mr. R.M.L. Thelen, advocaat te 's‑Gravenhage, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt dat de eisen ex art. 450 lid 1 aanhef en onder b Sv, waaraan het Hof stelt dat de machtiging moet voldoen, in strijd zijn met art. 6 EVRM, in het bijzonder met de daarin vervatte minimumgarantie dat ‘as a general rule an accused must not be deprived, against his will or without his knowledge, of the assistance of the defence counsel he has appointed’.
4.
De steller van het middel miskent dat het hierbij gaat om het recht van een verdachte op de bijstand van een raadsman naar eigen keuze. [Betrokkene 1] is echter geen advocaat en kan derhalve niet als raadsvrouw optreden ter terechtzitting.
5.
Het middel faalt derhalve.
6.
Het tweede middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te onderzoeken of er geen sprake is van een ambtelijke misslag die niet aan verdachte te verwijten valt.
7.
Het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep houdt ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring van verdachte het volgende in:
‘De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn hoger beroep. Immers, naar mening van de advocaat-generaal heeft het instellen van dat hoger beroep niet plaatsgevonden op de wijze als bedoeld in de artikelen 449 en 450 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafvordering en de vaste rechtspraak daaromtrent.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.
Aantekening mondeling arrest
als bedoeld in artikel 425, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van heden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
[Betrokkene 1] heeft als vertegenwoordiger van de verdachte met behulp van een schriftelijk algemene volmacht namens de verdachte bij de griffie van de rechtbank waar het vonnis in eerste aanleg is gewezen hoger beroep ingesteld van dat vonnis. Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, nu het instellen van het hoger beroep niet heeft plaatsgevonden op de wijze als bedoeld in de artikelen 449 en 450 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafvordering en de vaste rechtspraak daaromtrent, daar de vertegenwoordiger dit hoger beroep slechts in had mogen stellen indien zij daartoe persoonlijk door de verdachte bij bijzondere volmacht schriftelijk bepaaldelijk gevolmachtigd zou zijn geweest.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.’
8.
De akte rechtsmiddel houdt het volgende in:
‘Op 14 januari 2008 kwam ter griffie van deze rechtbank [betrokkene 1], die —daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht— verklaarde namens
Naam: [achternaam verdachte]
Voornaam: [voornamen verdachte]
geboren: [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
wonende te: [woonplaats]
adres: [a-straat 1]
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 03 januari 2008 in de zaak met bovenvermeld parketnummer 10/911564-07 bij verstek gewezen tegen [verdachte] voornoemd.’
9.
Bedoelde machtiging van [betrokkene 1] is gehecht aan de akte rechtsmiddel en houdt het volgende in:
‘Volmacht
Hierbij verklaar ik, [verdachte], wonende [a-straat 1], [woonplaats], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], aan [betrokkene 1], kantoorhoudende [b-straat 1], [plaats] de bevoegdheid te hebben gegeven als gemachtigde op te treden in alle nu bekende en mogelijk nog volgende juridische en financiële procedures.
Getekend te [plaats] op 26 november 2007,
[verdachte]’
10.
Uit de akte rechtsmiddel maak ik op dat de griffier kennelijk meende dat de volmacht voldeed. In ieder geval lijkt het erop dat de griffier [betrokkene 1] niet heeft medegedeeld dat de schriftelijke volmacht die zij had niet een bijzondere schriftelijke volmacht was als bedoeld in art. 450 lid 1 aanhef en onder b Sv. Het Hof heeft niet doen blijken dit te hebben onderzocht. Bij gebreke van een dergelijke mededeling zou de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze als voorgeschreven in art. 450 lid 1 aanhef en onder b Sv het gevolg kunnen zijn van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval de verdachte ontvankelijk zou dienen te worden verklaard in zijn hoger beroep.1.De beslissing van het Hof is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
11.
Ik heb mij nog even afgevraagd of de omstandigheid dat verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen nog van invloed is. In de uitspraken van de Hoge Raad waar naar ik heb verwezen zijn de verdachten wel verschenen in hoger beroep. Daar zou je uit kunnen afleiden dat zij inderdaad wilden dat er hoger beroep werd ingesteld. In de onderhavige zaak is verdachte niet verschenen. De dagvaarding in hoger beroep is, blijkens de daaraan gehechte akte van uitreiking, in persoon betekend. Ter zitting is verdachte echter niet verschenen, doch wel de gemachtigde [betrokkene 1]. Er kan, meen ik, van uit gegaan worden dat verdachte [betrokkene 1] op de hoogte heeft gesteld van de dagvaarding en haar verzocht heeft om te gaan. In dat licht volgt uit de aanwezigheid van [betrokkene 1] ter zitting dat verdachte hoger beroep heeft willen instellen en daarin ontvangen wil worden.2.
12.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's‑Gravenhage, opdat deze op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑01‑2010
Overigens noemt de Hoge Raad in NJ 2009, 321 enkel het niet doen blijken van onderzoek door het Hof. Over de wil van de verdachte tot het instellen van hoger beroep wordt niet uitdrukkelijke gesproken.