NJB 2016/312
Beklag aangaande beslag art. 552a Sv en verschoningsrecht notaris art. 98 Sv. Brieven of geschriften die tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, art. 98 lid 5 Sv: de vraag of hiervan sprake is, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar is afhankelijk van de aard van het stuk en van de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon jegens wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die aan deze in dat verband worden verweten. De rechtbank heeft in casu juist geoordeeld – mede omdat i.c. sprake is van verdenking betreffende een intellectueel delict dat in enige tijdspanne en in onderlinge samenwerking tot stand is gekomen – dat als instrumenta delicti kunnen worden aangemerkt documenten als e-mailberichten of notulen betreffende overleg over of het uitdenken van de strafbare gedragingen, of concepten van (valse) overeenkomsten, indien die strafbare feiten geacht kunnen worden met behulp van dan wel door middel van deze documenten tot stand te zijn gekomen. A-G: anders. Hoge Raad zet voorts procedure uiteen om te bepalen of het gaat om brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend. Verschoningsrecht en op cc ontvangen emails: een notaris komt alleen een verschoningsrecht toe in het kader van zijn juridische dienstverlening aan degene die zich tot hem heeft gewend vanwege zijn hoedanigheid van notaris. Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. In casu doet zich het geval voor dat van de digitale correspondentie die tussen een cliënt van de klager en een derde heeft plaatsgevonden, een digitaal afschrift aan de klager (notaris) is verzonden. Het verschoningsrecht strekt zich daarover niet uit. A-G: anders
HR 26-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:110
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 januari 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/02336
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Juridische beroepen / Notaris
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:110, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2567, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑08‑2015
- Wetingang
Essentie
Beklag aangaande beslag art. 552a Sv en verschoningsrecht notaris art. 98 Sv. Brieven of geschriften die tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, art. 98 lid 5 Sv: de vraag of hiervan sprake is, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar is afhankelijk van de aard van het stuk en van de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon jegens wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die aan deze in dat verband worden verweten. De rechtbank heeft in casu juist geoordeeld – mede omdat i.c. sprake is van verdenking betreffende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.