Rb. Haarlem, 15-07-2010, nr. 08/8005 tot en met 08/8023
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN4170
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
15-07-2010
- Zaaknummer
08/8005 tot en met 08/8023
- LJN
BN4170
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN4170, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 15‑07‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2010/58
Uitspraak 15‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Douane. De Bunker Adjustment Factor, de Currency Adjustment Factor en de High Cube toeslag behoren tot de douanewaarde.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Zaaknummers: AWB 08/8005 tot en met 08/8023
Uitspraakdatum: 15 juli 2010
Uitspraak in de gedingen tussen
X B.V., gevestigd te Z, eiseres,
Curator: mr. A
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de gedingen
1.1.
Verweerder heeft in de periode gelegen van 27 april 2006 tot en met 27 september 2007 aan eiseres de volgende 19 uitnodigingen tot betaling (hierna: utb’s) opgelegd voor in totaal een bedrag van € 420.219,42:
utb nummer periode datum bedrag
[nummer 1] okt 04 – dec 05 27/09/07 € 89.907,60
[nummer 2] juli 2003 30/06/06 € 30.000,00
[nummer 3] september 2003 31/08/06 € 20.000,00
[nummer 4] oktober 2003 29/09/06 € 13.000,00
[nummer 5] november 2003 31/10/06 € 13.000,00
[nummer 6] februari 2004 31/01/07 € 26.000,00
[nummer 7] mei 2004 24/04/07 € 13.000,00
[nummer 8] april 2004 29/03/07 € 10.000,00
[nummer 9] maart 2004 28/02/07 € 26.000,00
[nummer 10] juni 2004 29/05/07 € 13.000,00
[nummer 11] juli 2004 27/06/07 € 23.000,00
[nummer 12] augustus 2004 19/07/07 € 26.000,00
[nummer 13] september 2004 19/07/07 € 15.000,00
[nummer 14] mei 2003 27/04/06 € 4.369,30
[nummer 15] augustus 2003 01/08/06 € 30.000,00
[nummer 16] juni 2003 01/06/06 € 25.000,00
[nummer 17] nov en dec 2003 10/10/06 € 942,52
[nummer 18] december 2003 30/11/06 € 16.000,00
[nummer 19] januari 2004 21/12/06 € 26.000,00
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 november 2008 de utb’s verminderd tot de volgende bedragen:
Utb nummer utb verminderd/gehandhaafd bij
uitspraak op bezwaar:
[nummer 1] € 85.304,60
[nummer 2] € 16.241,88
[nummer 3] € 9.924,79
[nummer 4] € 13.000 (gehandhaafd, bij utb te laag vastgesteld)
[nummer 5] € 8.714,07
[nummer 6] € 19.222,27
[nummer 7] € 8.857,32
[nummer 8] € 8.696,27
[nummer 9] € 10.755,64
[nummer 10] € 11.492,92
[nummer 11] € 19.235,52
[nummer 12] € 24.293,04
[nummer 13] € 11.726,46
[nummer 14] € 2.339,46
[nummer 15] € 16.724,40
[nummer 16] € 10.567,25
[nummer 17] € 602,24
[nummer 18] € 16.000 (gehandhaafd, bij utb te laag vastgesteld)
[nummer 19] € 26.000 (gehandhaafd, bij utb te laag vastgesteld)
1.3.
Eiseres heeft daartegen bij brieven van 18 december 2008, ontvangen bij de rechtbank op 22 december 2008, beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een op de beroepen betrekking hebbend verweerschrift ingediend.
1.5.
Eiseres is bij uitspraak van de rechtbank te Rotterdam in staat van faillissement verklaard, waarbij tot curator is benoemd mr. A.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2010. Namens eiseres is daar met kennisgeving van de curator niemand verschenen. Namens verweerder is verschenen drs. B, bijgestaan door mr. C, D en E.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Eiseres treedt op als expediteur ten behoeve van diverse importeurs. In de periode van 10 april 2006 tot en met 29 mei 2007 heeft bij eiseres een controle na invoer (hierna: CNI) plaatsgehad op de voet van artikel 78 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). De controle zag op de jaren 2003, 2004 en 2005. Bij deze controle is door het Landelijk Waarde Team (LWT) van de douane vastgesteld dat eiseres steeds bepaalde toeslagen op vrachtkosten geheel of gedeeltelijk buiten de douanewaarde heeft gehouden. Het betreft de volgende door eiseres aan haar opdrachtgevers in rekening gebrachte toeslagen op vrachtkosten, geheten:
- -
de Bunker Adjustment Factor (BAF): een brandstoftoeslag;
- -
de Currency Adjustment Factor (CAF): een toeslag ter compensatie van koersverschillen;
- -
de High Cube toeslag (High Cube): een toeslag voor containers met afwijkende maat.
2.2.
Tevens is tijdens de CNI gebleken dat eiseres bepaalde bemiddelingskosten in verband met de vervoerskosten doorberekent aan haar opdrachtgevers. Deze bemiddelingskosten heeft eiseres eveneens steeds buiten de douanewaarde gehouden.
3. Geschil
3.1.
In geschil is de vraag of de utb’s terecht en voor een juist bedrag aan eiseres zijn opgelegd. In het bijzonder is in geschil of eiseres de juiste douanewaarde heeft toegepast bij het doen van de aangiften waarop de utb’s betrekking hebben. In dat kader is in geschil welke kosten behoren tot de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 32, lid 1, sub e, van het CDW.
3.2.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van de transportkosten en de toeslagen dient te worden uitgegaan van de door eiseres gemaakte inkoopkosten ter zake daarvan en niet van de door eiseres aan haar opdrachtgevers ter zake in rekening gebrachte bedragen. Volgens eiseres behoren de vervoerskosten zoals aan eiseres in rekening gebracht door de rederijen tot de douanewaarde. Het (hogere) bedrag dat eiseres vervolgens in rekening brengt aan haar opdrachtgevers mag zij op de voet van artikel 147 van de Toepassingsverordening van het CDW buiten de douanewaarde laten. Hetzelfde geldt voor de bemiddelingskosten, deze behoren volgens eiseres niet tot de douanewaarde. Daarnaast stelt eiseres dat verweerder haar te laat, namelijk pas ten tijde van de CNI in kennis heeft gesteld van een mogelijke onjuistheid in de aangiften, zodat het voor eiseres niet meer mogelijk is deze meerkosten op de importeurs te verhalen en kan verweerder daarom niet achteraf tot boeking overgaan. Daarbij stelt eiseres dat nu de douane jarenlang de aangiften bij de verificaties heeft gecontroleerd en heeft geaccepteerd, hij thans niet meer een ander standpunt kan innemen. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de utb’s.
3.3.Verweerder
meent dat zowel de BAF/CAF/High Cube-toeslagen als de bemiddelingskosten ten behoeve van het verzorgen van scheepsruimte die eiseres aan haar klanten in rekening heeft gebracht, deel uitmaken van de douanewaarde. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Eiseres doet aangifte van de douanewaarde op basis van artikel 29 van het CDW: de transactiewaardemethode gebaseerd op de koop-verkooptransactie.
4.2.1.
Artikel 32 van het CDW luidt, voor zover relevant, als volgt:
“1. Voor het vaststellen van de douanewaarde met toepassing van artikel 29 wordt de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met
(…)
- e)
i) de kosten van vervoer en verzekering van de ingevoerde goederen
en
- ii)
de met het vervoer verband houdende kosten van het laden en van de behandeling van de ingevoerde goederen, tot de plaats van binnenkomst van de goederen in het douanegebied
van de Gemeenschap.
(…)”
4.2.2.
Artikel 164 van de Toepassingsverordening CDW stelt nadere voorwaarden aan de toepassing van artikel 32, eerste lid, sub e, van het CDW voor wat betreft het vervoer plaatshebbend zowel binnen als buiten het douanegebied van de Gemeenschap en voor het geval van kosteloos vervoer.
4.2.3.
Artikel 147 van de Toepassingsverordening CDW luidt als volgt:
“1. Voor de toepassing van artikel 29 van het Wetboek is het feit dat de goederen die het voorwerp van een verkoop uitmaken, voor het vrije verkeer worden aangegeven, een voldoende aanduiding om de goederen als verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap aan te merken. In het geval van opeenvolgende verkopen voordat de waarde wordt bepaald, is een dergelijke aanduiding van toepassing op de laatste verkoop als gevolg waarvan de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht of op een verkoop binnen het douanegebied van de Gemeenschap voordat de goederen in het vrije verkeer worden gebracht. Wanneer de prijs wordt aangegeven die betrekking heeft op een verkoop die voorafgaat aan de laatste verkoop als gevolg waarvan de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, dient ten genoegen van de douaneautoriteiten te worden aangetoond dat deze verkoop met het oog op de uitvoer naar genoemd douanegebied is afgesloten. De artikelen 178 tot en met 181 bis zijn van toepassing”
4.3.1.
Uit de stukken van het geding blijkt dat tussen partijen vaststaat dat de in geschil zijnde kosten steeds eerst door eiseres worden gemaakt, en vervolgens – met een opslag – aan haar opdrachtgevers in rekening worden gebracht. Evenmin is in geschil dat de kosten op zichzelf beschouwd betrekking hebben op vervoer zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, sub e, van het CDW. De rechtbank begrijpt de stelling van eiseres aldus dat zij weliswaar meent dat deze kosten dienen te worden bijgeteld bij de douanewaarde, doch dat partijen verdeeld houdt de vraag of deze kosten dienen te worden bijgeteld voor het bedrag dat eiseres aan desbetreffende dienstverleners heeft betaald, dan wel voor het bedrag dat eiseres aan haar opdrachtgevers in rekening brengt.
4.3.2.
Eiseres meent steun te vinden voor haar stelling in artikel 29 van het CDW, gelezen in samenhang met artikel 147 van de Toepassingsverordening CDW, op grond waarvan voor de vaststelling van de koopovereenkomst als basis voor de transactiewaarde een eerdere transactie kan worden gekozen, indien daarbij de goederen zijn verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap. Volgens eiseres dient deze mogelijkheid in gelijke zin te gelden voor de bij te tellen kosten voor vervoer en verzekering. De stelling van eiseres vindt geen steun in het recht. De bepaling dat de transactieprijs voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap als transactiewaarde kan gelden is expliciet in het CDW vermeld. Een dergelijke bepaling bestaat niet ten aanzien van de kosten van vervoer en verzekering. Uit de tekst van het CDW en de Toepassingsverordening van het CDW blijkt enkel dat de werkelijke kosten van vervoer en verzekering tot aan de grens van de Gemeenschap dienen te worden bijgeteld. Deze kosten behoeven alleen dan niet te worden bijgeteld, indien het CDW in die mogelijkheid voorziet. Bij gebrek aan wettelijke grondslag voor de stelling van eiseres, kan de rechtbank deze reeds niet volgen. Nu niet (meer) in geschil is dat de onder 2.1 genoemde kosten zijn gemaakt voor het vervoer van goederen en dat dit vervoer plaatshad voordat de goederen zich in de Gemeenschap bevonden, heeft verweerder deze kosten terecht in de douanewaarde begrepen.
4.4.
Evenmin kan de enkele stelling van eiseres dat in de omringende landen wel zou worden toegestaan dat slechts de inkoopwaarde van de vervoerskosten tot de douanewaarde behoeft te worden bijgeteld tot een ander oordeel leiden. Behoudens haar enkele stelling heeft eiseres niets tot staving van deze stelling aangedragen, zodat de rechtbank dit reeds bij gebrek aan enige wetenschap hieromtrent niet kan volgen.
4.5.
Eiseres heeft voorts gesteld dat zij uit het feit dat verweerder ten tijde van de verificatie niets heeft opgemerkt over de vrachtkosten had mogen begrijpen dat zij een juiste douanewaarde heeft gehanteerd. De rechtbank begrijpt eiseres aldus dat zij hiermee een beroep doet op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW en het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2009, 07/10290, LJN: BD4373. Eiseres heeft, los van deze enkele stelling, echter geenszins aannemelijk gemaakt dat zij jarenlang een repeterende stroom aan aangiften met soortgelijke kosten heeft gedaan en dat de douane dit heeft gezien zonder dat dit tot correcties heeft geleid. Nu hiervan ook niet anderszins is gebleken, faalt het beroep van eiseres op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW.
4.6.
Ook overigens heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar een beroep op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW, toekomt. Eiseres heeft met al hetgeen zij heeft gesteld niet aannemelijk gemaakt dat door de bevoegde douaneautoriteiten jegens haar uitlatingen zijn gedaan, op grond waarvan zij erop mocht vertrouwen dat de onderhavige kosten wel buiten de douanewaarde konden blijven. Daarenboven geldt dat de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan verweerders stelling ter zitting dat de rood c.q. oranje geselecteerde aangiften niet in de utb zijn betrokken, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet de stelling van eiseres op dit punt te volgen. Het beroep van eiseres op artikel op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW faalt derhalve.
Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Nu de beroepen ongegrond zullen worden verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
- 2.
- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.