Rb. Den Haag, 27-06-2017, nr. C/09/531730 / FT RK 17/850
ECLI:NL:RBDHA:2017:7140
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
27-06-2017
- Zaaknummer
C/09/531730 / FT RK 17/850
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:7140, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 27‑06‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2017/3402
JOR 2017/302 met annotatie van mr. F.B. Bosvelt
INS-Updates.nl 2017-0222
Uitspraak 27‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Geen pluraliteit. De Staat der Nederlanden en de Belastingdienst zijn geen te onderscheiden rechtspersonen en daarmee geen afzonderlijke dragers van (privaatrechtelijke) rechten en verplichtingen. Zij zijn als één en dezelfde (publiekrechtelijke) rechtspersoon aan te merken, namelijk de Staat.
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team insolventies – meervoudige kamer
rekestnummer: C/09/531730 / FT RK 17/850
uitspraakdatum: 27 juni 2017
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Inspectie SZW, agentschap van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid),
verzoeker,
mr. W.J. Vroegindeweij,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerster],
verweerster.
1. Het verzoekschrift is op 30 mei 2017 in raadkamer behandeld. Verzoeker, althans zijn advocaat, is daarbij gehoord. Verweerster is, hoewel daartoe behoorlijk schriftelijk opgeroepen, niet verschenen. Op 30 mei 2017 is de verdere behandeling van het verzoek aangehouden en die behandeling is 20 juni 2017 voortgezet. Daarbij was aanwezig een kantoorgenoot van de advocaat van verzoeker, mr. A.W. van Rijn. De enkelvoudige kamer heeft de zaak voor beslissing naar de meervoudige kamer verwezen. Dit is op 20 juni 2017 met de advocaat van verzoeker besproken. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Verzoeker heeft het faillissement van verweerster aangevraagd stellende dat verweerster verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen nu zij zowel de vordering van verzoeker als een vordering van de Belastingdienst onbetaald laat. Ter terechtzitting van 30 mei 2017 is de behandeling van het verzoekschrift aangehouden naar 20 juni 2017 om verzoeker in staat te stellen toe te lichten dat verzoeker en de Belastingdienst twee verschillende schuldeisers zijn. Voorafgaande aan de behandeling van 20 juni 2017 heeft verzoeker bij brief van 12 juni 2017 onder meer uittreksels uit de registers van de Kamer van Koophandel overgelegd waaruit volgens verzoeker blijkt dat verzoeker en de Belastingdienst “twee verschillende entiteiten zijn”. Verzoeker heeft geen andere steunvordering naar voren gebracht en persisteert bij zijn verzoek.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Eén van de voor een faillietverklaring geldende eisen is de eis dat summierlijk blijkt van een steunvordering. Deze eis vindt volgens de rechtspraak zijn rechtvaardiging hierin dat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers. Met dat doel strookt niet de faillietverklaring van een schuldenaar die slechts één schuldeiser heeft (onder meer Hoge Raad 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:488). Voor een faillietverklaring geldt derhalve de eis dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft, het pluraliteitsvereiste.
4. Verzoeker is de Staat der Nederlanden. Hij heeft zichzelf daarbij nader aangeduid als: “inspectie SZW, agentschap van Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid”. De Staat der Nederlanden is een (publiekrechtelijke) rechtspersoon (artikel 2:1 lid 1 BW).
5. Verzoeker stelt over een steunvordering te beschikken in de vorm van een schuld van verweerster aan de Belastingdienst. De Belastingdienst is (eveneens) onderdeel van de Staat der Nederlanden en heeft geen zelfstandige rechtspersoonlijkheid.
6. Het vorenstaande wordt bevestigd door hetgeen is vermeld in de door verzoeker overgelegde uittreksels uit de registers van de Kamer van Koophandel aangaande de vestiging “Inspectie SZW – Centraal kantoor Utrecht” en de vestiging “Belastingdienst/kantoor Den Haag”. In beide uittreksels wordt onder rechtsvorm vermeld: “Publiekrechtelijke Rechtspersoon: De Staat (Ministerie)”.
7. Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank er van uit dat verzoeker en de Belastingdienst geen te onderscheiden rechtspersonen zijn en daarmee geen afzonderlijke dragers van (privaatrechtelijke) rechten en verplichtingen. Zij zijn als één en dezelfde (publiekrechtelijke) rechtspersoon aan te merken, namelijk de Staat. Dit maakt dat ten aanzien van de gestelde vorderingen de Staat als schuldeiser moet worden aangemerkt. Er is dus niet voldaan aan het pluraliteitsvereiste, zodat het verzoek tot faillietverklaring van verweerster zal worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verweerster], voornoemd.
Gegeven door mr. R. Cats, mr. M.M.F. Holtrop en mr. G.H.M. Smelt en uitgesproken op
27 juni 2017, in tegenwoordigheid van mr. J.J.P. van Wieringen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.