HR, 22-11-2016, nr. 15/00784
ECLI:NL:HR:2016:2651
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-11-2016
- Zaaknummer
15/00784
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2651, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1153, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1153, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2651, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0014
Uitspraak 22‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Cassatieberoep n-o. Art. 437.2 Sv. Het middel behelst een klacht tegen een beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak (15/00780) en kan daarom niet als wettelijk middel van cassatie in onderhavige zaak worden aangemerkt.
Partij(en)
22 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/00784 P
AGE/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014, nummer 22/004781-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst een klacht die is gericht tegen 's Hofs beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 15/00780. Als een middel van cassatie als in de wet bedoeld, kan slechts gelden een duidelijke en stellige klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Het middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat het onbesproken moet blijven.
2.2.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016.
Conclusie 04‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Cassatieberoep n-o. Art. 437.2 Sv. Het middel behelst een klacht tegen een beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak (15/00780) en kan daarom niet als wettelijk middel van cassatie in onderhavige zaak worden aangemerkt.
Nr. 15/00784 P Zitting: 4 oktober 2016 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [betrokkene] |
Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 6 oktober 2014 aan de betrokkene de verplichting opgelegd om een bedrag van € 70.910,66 aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijke verkregen voordeel.
Er bestaat samenhang met de zaken 14/05232 P, 14/05238 en 15/00780. In die zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de betrokkene heeft mr. M.T. de Vaal, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
Hetgeen in de schriftuur als middel wordt gepresenteerd behelst de klacht dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden opgemaakt dat de betrokkene medepleger is geweest van het hem in de strafzaak (de hoofdzaak) tenlastegelegde.
Het middel behelst een klacht die is gericht tegen 's hofs beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 15/00780. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Het middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat het onbesproken moet blijven.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in zijn beroep in cassatie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG