HR, 30-08-2016, nr. 15/02471
ECLI:NL:HR:2016:2010
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30-08-2016
- Zaaknummer
15/02471
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2010, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑08‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:800, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑06‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2010, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0328
Uitspraak 30‑08‑2016
Inhoudsindicatie
Geen rechtsmiddel mogelijk tegen veroordeling door Ktr tot een geldboete van € 30,- t.z.v. overtreding. Art. 404 Sv. Gelet op art. 404.2 onder b Sv heeft Hof verdachte terecht n-o verklaard in het h.b. Standpunt dat art. 13 EVRM aan de toepasselijkheid van deze bepaling in de weg staat, is onjuist. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat ex art. 404.4 Sv tegen het vonnis in e.a. ook geen beroep in cassatie heeft opengestaan, kan verdachte niet worden ontvangen in het cassatieberoep.
Partij(en)
30 augustus 2016
Strafkamer
nr. S 15/02471
IF/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 april 2015, nummer 21/000035-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis in eerste aanleg. Dit vonnis heeft betrekking op een overtreding (art. 447e Sr) ter zake waarvan aan de verdachte een geldboete van € 30,-, subsidiair 1 dag hechtenis, is opgelegd.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.F. Stelling, advocaat te Alphen aan den Rijn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1.
3.2.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat ingevolge art. 404, vierde lid, Sv tegen het vonnis in eerste aanleg voor de verdachte ook geen beroep in cassatie heeft opengestaan, kan de verdachte niet worden ontvangen in het cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2016.
Conclusie 28‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Geen rechtsmiddel mogelijk tegen veroordeling door Ktr tot een geldboete van € 30,- t.z.v. overtreding. Art. 404 Sv. Gelet op art. 404.2 onder b Sv heeft Hof verdachte terecht n-o verklaard in het h.b. Standpunt dat art. 13 EVRM aan de toepasselijkheid van deze bepaling in de weg staat, is onjuist. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat ex art. 404.4 Sv tegen het vonnis in e.a. ook geen beroep in cassatie heeft opengestaan, kan verdachte niet worden ontvangen in het cassatieberoep.
Nr. 15/02471 Zitting: 28 juni 2016 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 2 april 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, op grond van art. 404, tweede lid onder b, Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Namens de verdachte heeft mr. M.J.F. Stelling, advocaat te Alphen aan den Rijn, middelen van cassatie voorgesteld.
De kantonrechter heeft de verdachte bij vonnis van 4 oktober 2012 wegens overtreding van art. 447e Sr in verbinding met art. 2 Wet op de Identificatieplicht veroordeeld tot een geldboete van € 30,-. Gelet op art. 404, tweede lid aanhef en sub b, en art. 404, vierde lid, Sv staat voor een verdachte tegen een dergelijk vonnis geen rechtsmiddel open.
Dat brengt mee dat het hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep en voorts dat voor de verdachte evenmin beroep in cassatie openstaat, zodat de verdachte derhalve in het beroep niet kan worden ontvangen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG