Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 19
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
26-07-2017, Stb. 2017, 317 (uitgifte: 17-08-2017, kamerstukken: 34588)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2018, Stb. 2018, 119 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De verwerking van persoonsgegevens door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:
- a.
die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat;
- b.
die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;
- c.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het onderzoek betreffende andere landen;
- d.
over wie door een andere inlichtingen- of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;
- e.
wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;
- f.
die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst;
- g.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van de dreigings- en risicoanalyses, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel e;
- h.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het doen van een mededeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel f.
2.
De verwerking van persoonsgegevens door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:
- a.
die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht;
- b.
die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;
- c.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het onderzoek betreffende andere landen;
- d.
over wie door een andere inlichtingen- of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;
- e.
wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;
- f.
die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst;
- g.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van een onderzoek als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, sub 2°;
- h.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van de dreigingsanalyses, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel f;
- i.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van een analyse door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, in opdracht van onze minister van Defensie, van potentiële dreigingen tegen een bij de krijgsmacht werkzaam persoon of een bij de krijgsmacht in gebruik zijnd object, welke niet ingevolge de artikelen 4, derde lid, onderdeel b, en 42, eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk artikel 16 van de Politiewet 2012 is aangewezen;
- j.
omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het doen van een mededeling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel g.
3.
De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, lidmaatschap van een vakvereniging, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats.
4.
De verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de in het derde lid bedoelde kenmerken vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van andere gegevens en slechts voor zover dat voor het doel van de gegevensverwerking onvermijdelijk is.
5.
Onverminderd de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de diensten bevoegd tot verwerking van gegevens omtrent andere personen, indien die gegevens een logisch en onlosmakelijk onderdeel vormen van de door de diensten te verwerven of verworven gegevensbestanden.