Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 12-02-2014, nr. 16/701176-12 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2014:509
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
12-02-2014
- Zaaknummer
16/701176-12 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2014:509, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 12‑02‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑02‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank Midden-Nederland spreekt een 43-jarige verdachte vrij van de moord, dan wel doodslag op zijn partner en haar ongeboren kind. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig bewijs is voor een veroordeling.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling StrafrechtZittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701176-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres]te [woonplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20, 21 en 22 januari 2014.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, heeft de benadeelde partij vertegenwoordigd.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 juli 2012 te Utrecht al dan niet met voorbedachten rade zijn partner [slachtoffer] en hun ongeboren kind om het leven heeft gebracht.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.
Op 2 juli 2012 om 12.06 uur ontvangt de politie op het telefoonnummer 112 een melding van verdachte, die meldt dat hij zijn vrouw onder aan de trap heeft gevonden.2.Volgens verdachte voelt ze koud aan en is ze “hartstikke dood”.3.Kort daarna wordt de partner van verdachte, [slachtoffer] (verder: [slachtoffer]), door ambulance personeel inderdaad levenloos onder aan de trap van hun beider woning gevonden. Later wordt geconstateerd dat ook hun beider ongeboren zoon, van wie [slachtoffer] ongeveer acht maanden zwanger was, niet meer leeft.
Onderzoek naar het mogelijke tijdstip van overlijden van [slachtoffer] wijst volgens het toegepaste model van Forensic Technical Solutions uit dat dit tijdstip moet worden geschat op 08:02 uur, met uiterste waarden tussen 06:21 en 11:18 uur, en op basis van ErgonSim-model is het vermoedelijke tijdstip van overlijden 09:19 uur, waarbij een betrouwbaarheidsinterval van 72 minuten voor en na dit tijdstip wordt gegeven.4.
Verdachte is op 3 en 8 juli 2012 (als verdachte) door de politie gehoord. In zijn eerste verhoor heeft verdachte op de vraag hoe de dag daarvoor (2 juli 2012) is verlopen onder meer verklaard: “Ik heb van te voren dingen opgeschreven, dus ik heb ze redelijk in mijn hoofd.”. Vervolgens heeft hij een gedetailleerde verklaring afgelegd over het verloop van de ochtend waarop [slachtoffer] is overleden. Tijdens zijn tweede verhoor, op 8 juli 2012, heeft verdachte overeenkomstig zijn eerste verklaring verklaard.
Later, ten tijde van de doorzoeking van de woning van verdachte op 14 januari 2013, is een aantal notitieblaadjes in beslag genomen. Op die notitieblaadjes (hierna: de notitie) is onder meer het volgende geschreven:
“Ma Ochtend
Wakker worden rond 7 uur (wekker)
Nek [slachtoffer] gemasseerd en rug
Zij mij op rug gekriebeld
Gedouched en een kruidkoek gegeten
Mail gechecked had conference calls
[slachtoffer] nog in bed/komt even naar beneden. Zitten in tuin en hebben discussie over dinsdag. Ik ben er niet met kraamzorg. Zij boos en roept dingen tegen mij
Moest naar burgerzaken voor parkeervergunning
Gaat om 9 uur open
Met auto naar burgerzaken en daarna naar werk
Ben rond kwart over negen bij burgerzaken
En realiseer dat ik geen rijdersverklaring heb van [naam]
Als ik bij het bonnetje (niet leesbaar)
Ga weer naar auto en rijd richting Oracle over oude Maarssense ring
Heb om 10.00 conf. call met [A] over [naam], [B] heeft ook gebeld over Ahold.
Dubbele afspraak
Kom aan bij Oracle. Moet een pakketje ophalen en mijn VPN testen. Parkeer op de Wall. VPN doet het nog steeds niet.
Ben mijn portemonnee vergeten. Terug naar auto. Bel naar huis terwijl ik mijn portemonnee haal uit auto. Thuis neemt niet op
Heb een telefonische afspraak met [C]. Is maar kort. Hij had geen tijd. Haal pakketjes op bij Facilitaire dienst en kom richting uitgang [B] tegen. We lopen samen naar The Wall parkeerdek. Hij moest naar [naam] en ik naar huis voor fotograaf 13.00. Nog een keer naar huis gebeld. Geen antwoord.”
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2014 bevestigd dat hij deze notitie heeft gemaakt. Tijdens die zitting is met verdachte ook gesproken over het doel van deze notitie en het moment waarop hij die heeft gemaakt. Verdachte heeft tijdens de zitting in eerste instantie verklaard de notitie te hebben gemaakt voorafgaand aan het verhoor van 3 juli 2012, heeft vervolgens verklaard niet meer te weten wanneer hij deze notitie heeft gemaakt en heeft uiteindelijk verklaard dat hij de notitie in ieder geval heeft geschreven vóór het verhoor van 8 juli 2012.
De reden voor het maken van de notitie was volgens verdachte gelegen in het feit dat hij destijds als verdachte werd aangemerkt en daarom ter voorbereiding van het verhoor een en ander op papier heeft gezet.
De rechtbank overweegt dat het haar voorkomt dat de notitie voorafgaand aan het verhoor van 3 juli 2012 moet zijn gemaakt, gelet op de inhoud van de notitie in vergelijking met de verklaring van verdachte van 3 juli 2012 en gezien de staccato wijze waarop verdachte tijdens het verhoor van 3 juli 2012 verklaard heeft, in bewoordingen die bovendien vrijwel overeenstemmen met de inhoud van de notitie.
Wanneer de notitie exact is gemaakt, doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet ter zake, nu op grond van de inhoud van de notitie, bezien in samenhang met het verhoor van 8 juli 2012, in ieder geval vastgesteld kan worden dat de notitie vóór het verhoor van 8 juli 2012 is gemaakt, dus binnen een week na het overlijden van [slachtoffer].
Aan de hand van de notitie van verdachte zal hieronder een aantal van de in die notitie beschreven feitelijkheden worden besproken. Daarbij zullen ook de bevindingen van de recherche dienaangaande worden betrokken en hetgeen verdachte - na confrontatie - daarover heeft verklaard.
Mail checken
Notitie: “Gedouched en een kruidkoek gegeten, mail gechecked had conference calls”.
In zijn verklaring van 3 juli 2012 heeft verdachte verklaard dat hij na het opstaan naar beneden is gegaan en zijn computer heeft gecheckt omdat hij afspraken had, conference calls. Hij heeft daar nog expliciet aan toegevoegd: “Die krijg ik niet altijd op mijn Blackberry door, dus ik doe voor de zekerheid mijn laptop open.”5.In zijn tweede verhoor (8 juli 2012) heeft verdachte nogmaals verklaard dat hij (kort) na het opstaan zijn zakelijke laptop heeft gecheckt en dat toen bleek dat hij conference calls had.6.
Na voornoemde verhoren is de zakelijke computer van verdachte door een digitaal specialist onderzocht. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat de zakelijke computer van verdachte op 2 juli 2012 niet kort na het opstaan (zeven uur), maar voor het eerst om 09:59 uur is opgestart.7.Nadat verdachte hiermee is geconfronteerd, heeft verdachte op 14 februari 2013 verklaard: “Dan heb ik me daarin vergist.”8.
Resumerend
Uit het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de opmerking van verdachte in zijn notitie dat hij kort na het opstaan zijn afspraken heeft gecheckt, welke opmerking hij in zijn eerste verhoren heeft herhaald, niet juist is.
’s Morgens in de tuin
Notitie: “Zitten in tuin en hebben discussie over dinsdag. Ik ben er niet met kraamzorg. Zij boos en roept dingen tegen mij.”
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij en [slachtoffer] de ochtend van 2 juli 2012 “wat woorden hadden” over het feit dat verdachte niet aanwezig zou kunnen zijn bij het bezoek van de kraamzorg, die de volgende dag zou langskomen. [slachtoffer] raakte er “wat overstuur van” dat hij daar niet bij kon zijn; zij vond dat niet leuk, aldus verdachte.9.
Wanneer hem expliciet naar de hevigheid van de ruzie wordt gevraagd, zegt verdachte letterlijk: “Ehh, ja, heb je daar gradaties voor? Ehh, boos. Heftig, emotioneel.” 10.
In een later verhoor heeft verdachte naar aanleiding van het gestelde bezoek van de kraamzorg verklaard dat [slachtoffer] meerdere afspraken met de kraamzorg heeft gemaakt vanwege het feit dat de groei van het kindje achterbleef.11.
Diverse buren hebben tegenover de politie verklaard over wat zich die ochtend in de tuin heeft afgespeeld tussen verdachte en [slachtoffer].
Eén buurvrouw verklaart dat [slachtoffer] schreeuwend huilde, zo hard, dat ze dacht dat er een kind dood was.12.Een ander zegt dat ze [slachtoffer] meermalen tegen verdachte hoorde schreeuwen: “Nee, nee, laat me met rust” en dat ze op een gegeven moment dacht dat [slachtoffer] in een psychose zat, omdat het geschreeuw uit de toppen van haar tenen leek te komen.13.Weer een andere getuige verklaart dat [slachtoffer] ongelooflijk gilde en krijste en op een hysterische manier “Nee, nee, nee” naar verdachte schreeuwde, alsof ze helemaal buiten zinnen was.14.Nog een andere buurvrouw zegt dat het geschreeuw en gekrijs van [slachtoffer] door merg en been ging en heel indringend was. Ook zij heeft [slachtoffer] “Nee, nee, nee” horen schreeuwen.15.Zij verklaart voorts dat het geschreeuw van [slachtoffer] geen normaal geschreeuw was; het klonk heel wanhopig.16.Ten slotte is er nog een getuige gehoord die zegt dat ze duidelijk hoorde dat [slachtoffer] in paniek was. Overstuur en in paniek.17.
Uit onderzoek is gebleken dat er geen afspraak met het kraambureau bestond.
De kraamhulp, die als getuige is gehoord, heeft verklaard dat er geen afspraak gepland was om bij [slachtoffer] langs te gaan; [slachtoffer] zou bellen als de bevalling begon of als ze bevallen was.18.
Voorts is gebleken dat er geen sprake was van een groeiachterstand van de baby. De verloskundige heeft verklaard dat het kindje goed groeide en dat sprake was van een normale zwangerschap.19.De aantekeningen van de verloskundigenpraktijk bevestigen dit. Naar aanleiding van een echo op 14 maart 2012 is genoteerd dat de afmetingen conform de zwangerschapsduur zijn20.en naar aanleiding van een zwangerschapsconsult en echo op 24 mei 2012 is genoteerd: “HB is goed, groei-echo ook. Kindje mooi aan de maat.”21.
Resumerend
De rechtbank constateert dat de opmerking van verdachte in zijn notitie over de afspraak met kraamzorg, welke opmerking hij in zijn eerste verhoren herhaald heeft, onjuist is. Voorts is hetgeen verdachte heeft verklaard over een groeiachterstand van de baby onjuist gebleken.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de verklaring die verdachte heeft afgelegd over (de hevigheid van) hetgeen zich die ochtend in de tuin heeft afgespeeld, in strijd is met hetgeen de getuigen daarover hebben verklaard.
Vervoer Burgerzaken
Notitie: “Moest naar burgerzaken. Gaat om 9 uur open. Met auto naar burgerzaken en daarna naar werk. Ben om kwart over negen bij burgerzaken en realiseer me dat ik geen rijdersverklaring heb van [naam] (…). Ga weer naar auto en rijd richting Oracle over de oude Maarssense ring.”
Op 3 en 8 juli 2012, dus kort na het overlijden van [slachtoffer], heeft verdachte ook tegen de politie verklaard dat hij na de ruzie met de auto naar Burgerzaken is gegaan en daarna direct door naar zijn werk is gereden.22.De reden voor zijn bezoek aan Burgerzaken was volgens verdachte het omzetten van de parkeervergunning naar zijn nieuwe leaseauto. Omdat hij zich bijtijds realiseerde dat hij de hiervoor vereiste berijdersverklaring niet bij zich had, is hij niet bij Burgerzaken naar binnen geweest en is hij met de auto direct naar zijn werk doorgereden.23.In zijn verhoor van 8 juli 2012 heeft verdachte de door hem op die ochtend gereden route geschetst, namelijk - samengevat - heen via de Catharijnesingel richting het station en op de terugweg (dus richting werk) weer over de Catharijnesingel, het Ledig Erf, dan links waar het eigenlijk niet mag, langs het Spoorwegmuseum en ten slotte via de Kardinaal de Jongweg en de Maarssensering naar Oracle.24.
Nadat verdachte er op 8 juli 2012 mee wordt geconfronteerd dat zijn telefoon ten tijde van de gestelde rit naar Burgerzaken en vervolgens naar zijn werk een telefoonmast nabij zijn huis heeft aangestraald, blijft verdachte bij zijn verklaring dat hij met de auto naar Burgerzaken is gegaan. Hij verklaart dan verder dat hij gebeld heeft in de auto, stil heeft gestaan bij stoplichten en niet thuis is geweest.25.19 dagen later, namelijk op 27 juli 2012, wijzigt verdachte deze gestelde gang van zaken in een telefoongesprek met zijn vader. Hij zegt dan: “Ik herinnerde me ineens plotseling nog (…) dat toen ik naar mijn gevonden parkeervergunning ging dat ik helemaal niet met de auto was gegaan, maar met de fiets.”26.Kort daarna vertelt verdachte ook aan een vriendin27.en een vriend28.van hem dat hij op de ochtend van 2 juli 2012 met de fiets naar Burgerzaken is gegaan.
Ter terechtzitting van 20 januari 2014 heeft verdachte verklaard dat hij zich in de zomer van 2012 op enig moment herinnerde dat hij met de fiets naar Burgerzaken is gegaan in plaats van met de auto, dat hij zich realiseerde dat dit in strijd was met hetgeen hij bij de politie had verklaard, dat hij er met zijn advocaat over heeft gesproken of hij dit bij de politie moest melden, en vervolgens gemeend heeft dat achterwege te kunnen laten.29.
Als verdachte op 14 januari 2013, dus een aantal maanden later, nogmaals wordt gehoord over het door hem gestelde bezoek aan Burgerzaken en het vervoer daarheen, blijft hij echter bij zijn eerder afgelegde verklaring, inhoudende dat hij met de auto naar Burgerzaken is gegaan, ook nadat hij wordt geconfronteerd met het getapte telefoongesprek met zijn vader. Ook verklaart verdachte dan dat hij het allemaal niet precies meer weet en dat hij in juli 2012 vers van de pers heeft verklaard.30.Een aantal dagen weer daarna, te weten tijdens zijn zevende verhoor, verklaart verdachte: “Als het gaat over ben ik met de auto of met de fiets, daar heb ik duidelijk van gezegd, in eerste instantie met de auto (…). Maar (…) zoals ik hem nu voor de geest heb, dat ik op de fiets ben geweest.”31.Weer drie weken daarna (8e verhoor) verklaart verdachte: “ik kan me dat niet honderd procent herinneren, maar ik heb steeds sterker het vermoeden dat het met de fiets is geweest. (…).32.Vervolgens verklaart verdachte in hetzelfde verhoor dat hij bij terugkomst van Burgerzaken zijn fiets in een fietsenhok schuin aan de overkant van zijn woning heeft gezet en daarna in de auto is gaan zitten en dus niet zijn woning binnen is gegaan.33.
Resumerend
Op grond van het bovenstaande is resumerend de conclusie dat de aantekening van verdachte in de notitie, te weten dat hij met zijn auto naar Burgerzaken is gegaan en daarna is doorgereden naar zijn werk, welke lezing hij in zijn verhoren meermalen heeft herhaald, onjuist is.
Overigens bevindt zich in het dossier geen bewijs dat een ondersteuning biedt voor de stelling van verdachte dat hij op 2 juli 2012 in de periode 09:15 tot 10:00 uur naar Burgerzaken is geweest. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat dit bezoek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden (ongeacht de gestelde wijze van vervoer daarheen).
Conference Call
Notitie: “Ga weer naar de auto en rijd richting Oracle over oude Maarssense ring. Heb om 10.00 conf. call met [A] over [naam].”
Op 3 juli 2012 verklaart verdachte hierover: “ik ben doorgereden naar kantoor. Ik had om tien uur een conference call. Die heb ik half in de auto genomen. Ben op het parkeerdek gaan staan van The Wall.”34.Op 8 juli 2012 herhaalt verdachte dat hij rijdend de conference call heeft gedaan.35.Kort daarna spreekt verdachte een vriendin van hem en volgens haar verklaring heeft verdachte toen tegen haar gezegd (samengevat) dat hij die ochtend iets moest doen voor zijn nieuwe leaseauto en dat hij nog een conference call had gepleegd in zijn auto en dat hij dit voor zijn woning had gedaan.36.Het observatieteam heeft verdachte met die vriendin toen horen praten en de verbalisanten hebben verdachte het volgende horen zeggen: “Daarvoor ben ik op de dag dat het gebeurde naar Burgerzaken gegaan op de fiets. Ik was iets vergeten en ben naar huis teruggegaan. Ik ben toen voor de deur in mijn auto gaan zitten en heb daar met mijn BlackBerry ingelogd op de thuis-wifi. Ik heb datgene toen geregeld. (…)”.37.
Op 14 januari 2013 wordt verdachte nader over de conference call gehoord. Hij verklaart dan de exacte locaties en tijdstippen niet meer te weten.38.Vervolgens krijgt verdachte de beschikking over het voorgeleidings- en raadkamerverbaal. Daarin staat onder meer beschreven dat met de telefoon van verdachte op 2 juli 2012 om 10:02 uur is gebeld met een gespreksduur van 41 seconden en dat om 10:04 uur wederom is gebeld met het toestel van verdachte, ditmaal met een gespreksduur van 655 seconden (bijna elf minuten).39.Beide keren heeft de telefoon een paallocatie in de buurt van de woning van verdachte aangestraald.40.In de raadkamer gevangenhouding van 24 januari 2013 wordt aan deze gegevens ook aandacht besteed. In het verhoor van 14 februari 2013 verklaart verdachte vervolgens dat hij de conference call voor zijn woning in de auto heeft gevoerd en dat hij toen ook vanuit de auto heeft ingelogd op zijn thuis-wifi. Hij is niet de woning binnengegaan, aldus verdachte.41.
Ook blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2012 dat verdachte om 10:18 uur heeft gebeld naar zijn collega [B]. Ook toen heeft de telefoon van verdachte een paallocatie in de buurt van zijn woning aangestraald.42.Tijdens het verhoor van 14 februari 2013 kan verdachte zich hierover herinneren dat hij ook in de auto voor zijn huis met [B] heeft gebeld en dat hij daarna naar zijn werk is gereden.43.
Uit de gegevens van verdachte is verder gebleken dat hij op 09:43 uur door [B] is gebeld, dus in de periode dat verdachte volgens zijn verklaring bij Burgerzaken of op de terugweg was.44.In eerste instantie kon door een brand bij provider Vodafone niet worden achterhaald welke paallocatie toen door de telefoon van verdachte is aangestraald. In een faxbericht van februari 2013 heeft de advocaat van verdachte verzocht alsnog deze gegevens te achterhalen.45.In zijn verhoor van 9 april 2013 verklaart verdachte over de aangestraalde paallocaties: “als er een paal in de buurt staat en die wordt niet aangestraald, hoe kan dat. Nou ik kan het uitleggen, want ik was er niet.”46.Uit een proces-verbaal van 18 april 2013 blijkt dat het alsnog gelukt is de door de telefoon van verdachte om 09:43 uur aangestraalde paallocatie te achterhalen, te weten een paallocatie in de nabijheid van de woning van verdachte.47.Hiermee geconfronteerd verklaart verdachte ter terechtzitting van 20 januari 2014 dat hij in de ochtend voordat hij met de fiets richting Burgerzaken vertrok zijn aktetas met zijn laptop en met zijn telefoon daarin in de auto had gelegd en dat hij dus zonder telefoon naar Burgerzaken is gegaan. Dat is volgens verdachte een verklaring voor het feit dat zijn telefoon om 09:43 uur een paallocatie bij zijn woning heeft aangestraald.48.
Resumerend
Op grond van al het bovenstaande is de conclusie dat de aantekening in de notitie van verdachte en de verklaring van verdachte kort daarna (3 en 8 juli 2012), inhoudende dat hij de conference call al rijdend op weg naar zijn werk heeft gevoerd, onjuist is. In plaats daarvan is de verklaring van verdachte later - na confrontatie met een aantal onderzoeksgegevens - samenvattend dat hij (1) de telefoon in de auto heeft gelegd, (2) bij terugkomst van Burgerzaken in de auto is gaan zitten, (3) aldaar de conference call heeft gevoerd, (4) [B] heeft gebeld en (5) pas daarna naar zijn werk is gereden, maar in die tijd niet zijn woning binnen is gegaan. Ook voor deze latere verklaring geldt overigens dat zich in het dossier geen bewijs bevindt dat een ondersteuning biedt voor de verklaring van verdachte dat hij op 2 juli 2012 in de periode van 09:59 tot 10:18 uur zich voor zijn woning in de auto heeft bevonden (en niet in zijn woning).
Activiteiten van verdachte op zijn werkplek
Notitie: “Kom aan bij Oracle. Moet een pakketje ophalen en mijn VPN testen. Parkeer op de Wall. VPN doet het nog steeds niet.”
Uit onderzoek naar het gebruik van de toegangspas van verdachte voor het bedrijfspand van Oracle en uit camerabeelden van Oracle is gebleken dat verdachte op 2 juli 2012 om 10:44 uur het pand van Oracle is binnen gegaan.49.
Tijdens zijn verhoor van 8 juli 2012 heeft verdachte conform zijn aantekeningen in de notitie verklaard dat hij (onder andere) naar Oracle ging om zijn VPN verbinding te testen (VPN is een afkorting van Virtual Private Network50.). Verdachte heeft toen letterlijk gezegd: “Bij Oracle moest iets met VPN gebeuren. Dat moest ik daar uittesten en dat is niet gelukt. Ik moest mijn computer aan doen, ze hebben daar een self service concept dus dan moet ik gewoon kijken of je op het netwerk komt. En dat lukte niet.” Hij legt vervolgens uit waarvoor hij die VPN verbinding nodig heeft en zegt dan dat VPN nog steeds niet werkte. Verdachte zegt voorts: “Ik heb binnen mijn laptop opgestart en gezien dat mijn VPN verbinding niet gemaakt kon worden.”51.
Uit digitaal onderzoek is gebleken dat de zakelijke laptop van verdachte niet is geactiveerd tijdens zijn bezoek aan Oracle. De laptop is die dag om 10:10 uur (na de conference call) in de slaapstand gegaan en is om 13:10 uur, na een inactieve periode van 180 minuten, ontwaakt uit de slaapstand en overgegaan in de sluimerstand.52.
Als verdachte tijdens zijn verhoor van 14 februari 2013 wordt geconfronteerd met het feit dat zijn computer die dag niet aan is geweest bij Oracle, antwoordt hij dat hij dat onbegrijpelijk vindt. Hij zegt: “Ik vind dat onbegrijpelijk. (…) Ik kan dat niet uitleggen, ik heb op Oracle mijn VPN connectie gecontroleerd.” Als dat niet uit de computer blijkt, “dan is dat mooi pech voor mij”, aldus verdachte tijdens dat verhoor. Hij zegt vervolgens nogmaals dat hij zeker weet dat hij het wel geprobeerd heeft.53.
Ter terechtzitting gevraagd naar hetgeen hij de ochtend van 2 juli 2012 op zijn werkplek heeft gedaan, heeft verdachte verklaard dat hij zijn VPN-verbinding die ochtend niet kón testen, omdat zijn laptop het niet deed; die had wel vaker opstartproblemen, aldus verdachte.54.Op de vraag waarom hij dit nooit eerder heeft verklaard, geeft verdachte geen duidelijk antwoord. Wanneer door de rechtbank op dit punt wordt doorgevraagd, persisteert verdachte bij zijn stelling dat hij zijn VPN-verbinding op de ochtend van 2 juli 2012 niet heeft kunnen testen vanwege het feit dat zijn laptop niet wilde opstarten.
Resumerend
Uit het voorgaande volgt dat hetgeen verdachte in zijn notitie heeft genoteerd en in zijn eerste verhoren heeft verklaard over wat hij de ochtend van 2 juli 2012 op zijn werk heeft gedaan, eveneens onjuist is.
Nadat hij geconfronteerd is met deze onjuistheid, die uit het onderzoek is gebleken, heeft verdachte zijn verklaring uiteindelijk aangepast.
De rechtbank constateert dat één en ander niet kan worden verklaard door miscommunicatie of andere bedoelingen op dit punt, nu de eerdere verklaringen van verdachte daarvoor geen ruimte laten. Hij heeft immers tot aan de zitting met geen woord gerept over problemen met zijn laptop en heeft tegenover de politie letterlijk verklaard dat hij zijn computer “aan heeft gedaan” en vervolgens (nogmaals): dat hij zijn laptop “heeft opgestart” en heeft gezien dat “zijn VPN-verbinding niet gemaakt kon worden.”
Tussentijdse rit van werk richting huis en terug
Notitie: “Met auto naar burgerzaken en daarna naar werk (…) Kom aan bij Oracle (…) naar huis voor fotograaf 13.00 (…) Kom aan in [adres] en parkeer auto. Zal rond 12.15 geweest zijn.”
Zowel in de notitie als tijdens de verhoren van 3 juli 201255.en 8 juli 201256.heeft verdachte het doen voorkomen alsof hij op de ochtend waarop [slachtoffer] is overleden na zijn (gestelde) bezoek aan Burgerzaken direct is doorgereden naar zijn werk en daar is gebleven totdat hij rond kwart voor twaalf naar huis is gegaan.
Uit onderzoek is gebleken dat de auto van verdachte het parkeerterrein van Oracle die ochtend om 10:58 uur alweer heeft verlaten.57.
Voorts is uit onderzoek aan de hand van de Mac-adressen van de bluetooth verbindingen van de telefoon van verdachte en van het navigatiesysteem van de auto van verdachte, in combinatie met de gegevens van de Verkeers Informatie Dienst, gebleken dat verdachte tussen 11:01 uur en 11:06 uur vanaf zijn werk naar de Darwindreef is gereden, zijnde in de richting van zijn woning (en zijnde de gebruikelijke route die verdachte rijdt van werk naar huis58.), dat hij vervolgens 18 minuten uit beeld is geweest, en dat hij tussen 11:24 uur en 11:38 uur weer vanaf de Darwindreef is teruggereden naar zijn werk.59.
Nadat hij met deze onderzoeksbevindingen is geconfronteerd, heeft verdachte in eerste instantie te kennen gegeven zich deze tussenrit niet te kunnen herinneren en geen idee te hebben waar hij in de tussentijd is geweest.60.Aan de hand van de door hem afgelegde route, zoals die uit het onderzoek is gebleken en die hem door de politie is voorgehouden, heeft verdachte getracht een verklaring te zoeken en geopperd dat hij wellicht naar een benzinepomp is gereden of naar winkelcentrum De Gaard en misschien een boodschap heeft gedaan, maar heeft hij meermalen benadrukt dat hij het niet meer weet.61.
Wanneer hem in een later verhoor opnieuw naar deze tussenrit wordt gevraagd, oppert verdachte weer de mogelijkheid van een bezoek aan De Gaard, waarbij hij enerzijds blijft benadrukken hierover geen zekerheid te hebben, terwijl hij anderzijds uit zichzelf allerlei details aan dat (eventuele) bezoek aan De Gaard koppelt. Zo verklaart hij: “Ik heb niks gekocht. (…) Ik heb volgens mij bij de bloemenstal gestaan, ik ben volgens mij bij de Etos geweest, ik ben volgens mij bij de Albert Heijn geweest, daar hebben ze ook bloemen, en ik ben weer terug gereden.”62.
Opmerkelijk is dat verdachte, wanneer hem ter terechtzitting van 20 januari 2014 naar de tussenrit wordt gevraagd, geen enkele twijfel of onzekerheid uit, maar op de vraag waar hij is geweest stellig antwoordt dat hij naar winkelcentrum De Gaard is gereden en vervolgens weer terug naar Oracle omdat hij spullen was vergeten.63.
Resumerend
In de notitie en in de verhoren van 3 en 8 juli 2012 heeft verdachte het doen voorkomen alsof hij om 09:00 uur van huis is vertrokken en na het gestelde bezoek aan Burgerzaken de rest van de ochtend op zijn werk is geweest. Noch in de notitie, noch tijdens het verhoor van 3 juli 2012, noch tijdens het verhoor van 8 juli 2012 heeft verdachte melding gemaakt van een tussentijdse rit van werk in de richting van zijn woning en vice versa. Eerst nadat verdachte door de politie is geconfronteerd met het feit dat uit onderzoek is gebleken dat hij die ochtend nog geen kwartier op zijn werk is geweest alvorens hij weer in de richting van zijn woning is gereden, heeft verdachte over deze tussenrit verklaard. Eerst weifelend en naar eigen zeggen zonder herinnering aan de tussenrit. Vervolgens met stelligheid over de bestemming en het doel ervan.
Bellen naar huis vanaf Oracle
Notitie: Ben mijn portemonnee vergeten. Terug naar auto. Bel naar huis terwijl ik mijn portemonnee haal uit auto. Thuis neemt niet op
Heb een telefonische afspraak met [C]. Is maar kort. Hij had geen tijd. Haal pakketjes op bij Facilitaire dienst en kom richting uitgang [B] tegen. We lopen samen naar The Wall parkeerdek. Hij moest naar [naam] en ik naar huis voor fotograaf 13.00. Nog een keer naar huis gebeld. Geen antwoord.
Net als in de notitie, heeft verdachte het tijdens zijn verhoor op 3 juli 2012 doen voorkomen alsof hij vanaf (het parkeerdek van) Oracle een aantal malen (vergeefs) naar huis heeft gebeld.64.
Uit digitaal onderzoek van de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte op de ochtend van 2 juli 2012 om 11:24 uur het mobiele telefoonnummer van [slachtoffer] heeft gebeld65.en dat hij om 11:25 uur en om 11:26 uur naar het vaste telefoonnummer van hun woning heeft gebeld66..
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de verzwegen tussenrit, was verdachte gedurende deze tijdstippen niet bij Oracle, maar onderweg in zijn auto vanaf Oracle richting huis en weer terug naar Oracle.
Resumerend
Verdachte belde [slachtoffer] dus niet vanaf Oracle, terwijl hij zijn portemonnee uit de auto haalde, zoals in de notitie staat en zoals hij tijdens het verhoor van 3 juli 2012 heeft verklaard. Ook op dit punt is de notitie (en de eerste verklaring) van verdachte dus onjuist.
Reanimeren en verplaatsen [slachtoffer]
Zoals al aan het begin van dit vonnis is vermeld, ontvangt de politie op 2 juli 2012 om 12.06 uur op het nummer 112 een melding.67.Het is verdachte die meldt dat hij zijn vrouw onder aan de trap heeft gevonden. In zijn verklaringen van 368.en 8 juli 201269.en 16 januari 201370.heeft verdachte – samengevat – hierover verklaard dat hij bij thuiskomst over haar heen is gestapt, haar hoofd heeft opgetild, haar pols heeft gevoeld (die koud aanvoelde), 112 heeft gebeld, daarna is gaan reanimeren, haar heeft horen reutelen uit mond en neus, dat er bloed op kwam en dat er verder niks gebeurde.
De chauffeur van de ambulance is als getuige gehoord en die heeft onder meer het volgende verklaard: “Toen wij ter plaatse kwamen, zagen wij dat de voordeur van de woning openstond en eveneens een deur van glas achter deze deur. Ik kon direct naar binnen kijken en zag een man binnen in de centrale hal van de woning reanimeren (…). Ik vond dat vreemd, aangezien de melding was dat een man zijn vrouw dood had aangetroffen, waarom reanimeer je dan?”
De ambulanceverpleegkundige is ook gehoord en heeft - voor zover relevant en zakelijk weergegeven - verklaard dat, nu de melding was dat een vrouw dood was, zij zonder spoed naar de woning zijn gegaan en daar 15 à 20 minuten later aankwamen. Ze vond het raar dat hij ging reanimeren op het moment dat zij binnen kwamen en dat hij dat ging doen terwijl hij had gezegd dat ze dood was. Ook vond ze opvallend dat de man niet transpireerde, terwijl ze zelf bij het trainen met reanimatie na 2 minuten wel heel erg transpireert.71.
Ten tijde van de schouw die op 11 juni 2013 in de woning heeft plaatsgevonden is, onder verwijzing naar de foto’s 101 en 102 in het Forensisch dossier,72.aan verdachte gevraagd hoe hij [slachtoffer] op 2 juli 2012 heeft aangetroffen en of hij haar toen ook heeft verplaatst. Op deze vraag heeft verdachte toen - zakelijk weergegeven - verklaard: “Zij lag tegen de spiegel aan met haar hoofd in een knik. Ik kon haar zo niet reanimeren. Daarom heb ik haar een beetje opzij geduwd. Ik heb alleen haar bovenlichaam verplaatst. Ik heb haar positie niet veranderd, ze lag al op haar rug.”73.Zoals ook in het proces-verbaal van de plaatsgevonden schouw is vermeld, heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte bij de verklaring dat hij [slachtoffer] een beetje opzij heeft geduwd, in de richting wijst van de rechterhoek van de spiegel.74.
In een aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek van 27 november 2013 is de door verdachte ten tijde van de schouw afgelegde verklaring (het opzij duwen in de richting van de rechterhoek van de spiegel) ingetekend op de foto’s zoals [slachtoffer] is aangetroffen. Op basis van die intekening en de verklaring van verdachte wordt in genoemd proces-verbaal het volgende geschreven: “Er zijn op de foto’s geen aanwijzingen zichtbaar van een door verdachte beschreven verplaatsing van het hoofd. Gelet op de door verdachte aangeduide richting naar de rechterhoek van de spiegel zouden immers vegen in het bloed veroorzaakt zijn. De haren van het slachtoffer op de vloer, zichtbaar op foto 6, zouden bij een dergelijke verplaatsing van het hoofd, onder het hoofd terecht komen en niet uitgestrekt naar buiten, zeker niet als de haren nat zijn.”75.
Bebloede kleding in de kast
Op de deuren van de kledingkast in de slaapkamer van de woning van verdachte werd met luminol-onderzoek een aantal mogelijke bloedsporen zichtbaar.76.Bij nader onderzoek werd op één van de kastdeuren een aantal bloedvegen aangetroffen waarvan een bemonstering is gemaakt.77.DNA-onderzoek heeft uitgewezen dan het DNA-profiel dat werd opgemaakt uit deze bemonstering overeen komt met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.78.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte werd achter deze kastdeur, op de bovenste plank, achter een stapel opgevouwen broeken, een in elkaar gefrommeld blauw T-shirt aangetroffen, waarin een blauwe onderbroek (type boxershort) was gerold.79.
Een buurvrouw die als getuige is gehoord heeft verklaard dat verdachte op de ochtend van 2 juli 2012 een blauw T-shirt en een blauwe onderbroek droeg toen zij hem met [slachtoffer] in de tuin zag.80.Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2014 beaamd dat hij het hiervoor genoemde, in de kast gevonden blauwe T-shirt en de onderbroek heeft gedragen op de ochtend van 2 juli 2012.81.
Op dit T-shirt en op deze onderbroek zijn bloedsporen aangetroffen.82.Een aantal van deze bloedsporen is bemonsterd, te weten (onder meer en voor zover hier relevant): een bloedspoor op de voorzijde en een bloedspoor op de achterzijde van het T-shirt alsmede een bloedspoor op de achterzijde van de onderbroek. DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat het DNA-profiel dat is opgemaakt uit de bemonstering van deze bloedsporen op het T-shirt en de bemonstering van dit bloedspoor op de onderbroek overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.83.
Op de onderbroek, vastgeplakt in het bloed, werden haren aangetroffen.84.Deze haren zijn veiliggesteld en nader onderzocht, onder meer door vergelijking met een referentiemonster van het haar van [slachtoffer]. Twee van deze haren betreffen hoofdharen die passen in het haarpalet van [slachtoffer].85.Ook komt het mitochondriale DNA-profiel van deze beide haren overeen met het mitochondriale DNA-profiel van [slachtoffer].86.
Op grond van de gecombineerde resultaten van het mitochondriaal DNA onderzoek en het morfologische haaronderzoek, komt het Nederlands Forensisch Instituut tot de conclusie dat de onderzoeksresultaten veel waarschijnlijker zijn als de onderzochte hoofdharen afkomstig zijn van [slachtoffer] dan wanneer ze niet van haar afkomstig zouden zijn.87.
Overige bloedsporen
Woning:
In de woning van verdachte zijn op diverse plaatsen (mogelijke) bloedsporen aangetroffen, onder meer in het souterrain, in de badkamer, op de overloop van de eerste verdieping en in de gang op de begane grond.88.
Deze sporen zijn nader onderzocht door een bloedspoorpatroondeskundige, die (onder meer) tot de volgende conclusies komt:
- De meeste bloedsporen vertoonden karakteristieke kenmerken van overgedragen bloedspoorpatronen. Dit zijn bloedsporen die ontstaan door fysiek contact met een bebloed persoon of object.
- Geen van de aangetroffen bloedsporen en bloedspoorpatronen vertoonden de karakteristieke kenmerken van bloedspoorpatronen die zijn ontstaan als gevolg van uitgeoefende kracht (geweld).89.
Auto:
Voorts werden in de auto van verdachte diverse bloedsporen aangetroffen, te weten op het stuur, op de bestuurdersstoel en op de achterbank.90.
Deze bloedsporen zijn bemonsterd en onderworpen aan DNA-onderzoek. Voor deze bemonsteringen geldt dat het DNA-profiel van verdachte overeenkomt met dan wel past in het DNA-(meng)profiel uit de bemonstering.91.
In geen van deze bemonsteringen werd een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van [slachtoffer].92.
Aktetas:
Daarnaast werden in de aktetas van verdachte, die hij op de ochtend van 2 juli 2012 bij zich had, tissues met bloed aangetroffen.93.
Uit DNA-onderzoek bleek dat het DNA-profiel dat kon worden opgemaakt uit twee bemonsteringen van de tissues overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.94.
Verdachte heeft over de aangetroffen bloedsporen het volgende verklaard.
Het bloed op de onderbroek en het T-shirt is volgens verdachte afkomstig van één dan wel twee bloedneuzen die [slachtoffer] de avond voor haar overlijden heeft gehad en die hij heeft geholpen te stelpen. Dat het bebloede ondergoed op de bovenste plank van de kast achter een stapel broeken is aangetroffen, komt volgens verdachte omdat het ‘klus-kleding’ betrof. Zijn ‘klus-kleding’ bewaart hij op de bovenste plank van de kast en zodoende heeft hij ook deze kleding op die plank gegooid.
Het bloed dat op andere plaatsen in de woning werd aangetroffen, is volgens verdachte afkomstig van hetzij de genoemde bloedneus/-neuzen van [slachtoffer], hetzij van de verwondingen waarmee zij onder aan de trap werd aangetroffen.
Met betrekking tot de bloedsporen in zijn auto en op de tissues in zijn aktetas heeft verdachte verklaard dat hij op 2 juli 2012 een wondje aan zijn neus had dat hij de dag ervoor had opgelopen bij het klussen; mogelijk heeft hij aan dit wondje gekrabd en is het gaan bloeden, waarna hij het met tissues gedept heeft en waardoor er via zijn hand(en) bloed in zijn auto is gekomen.
Computergebruik vóór 2 juli 2012
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte op 12 juli 2012 is een aantal computers in beslag genomen95.. Op de vraag van wie deze computers zijn en welke daarvan in juni/juli 2012 voor algemeen gebruik waren, heeft verdachte in zijn verhoor van 15 januari 2013 alsmede ter terechtzitting van 20 januari 2014 een antwoord gegeven. Op grond hiervan kan het volgende overzicht worden gemaakt:
- 1.
Dell laptop werklaptop [slachtoffer]
- 2.
Lenovo 7440-C12 werklaptop [slachtoffer]
- 3.
HP laptop werklaptop [slachtoffer] (oud)
- 4.
Samsung laptop laptop [slachtoffer] algemeen gebruik
- 5.
Lenovo 4291/H77 werklaptop verdachte
- 6.
Sony laptop laptop [slachtoffer]
- 7.
Lenovo laptop werklaptop verdachte (oud)
- 8.
HP Mediacenter desktop algemeen gebruik
- 9.
Acer laptop laptop verdachte (oud)
- 10.
Sony tablet tablet verdachte algemeen gebruik
Na het aantreffen van deze computers is een digitaal onderzoek opgestart, met name naar de op de Sony tablet (ad 10.) en de Lenovo laptop (ad 5.) ingevulde zoektermen en de op die computers bezochte websites. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat op een aantal opvallende zoektermen is gezocht, die hieronder – voor zover relevant – per afzonderlijke datum aan de orde zullen komen. Verder is uit het onderzoek naar de Lenovo laptop (ad 5., verder (ook) aan te duiden als de werklaptop van verdachte) naar voren gekomen dat die computer was beveiligd, in die zin dat bij iedere keer dat de laptop werd opgestart deze pas gebruikt kon worden na het aanloggen op McAfee met behulp van bepaalde toegangsgegevens en dat het daarna nog nodig was om aan te melden bij Windows met behulp van een gebruikersnaam en wachtwoord.96.
Op 18 januari 2013 is verdachte over het gebruik van zijn werklaptop gehoord. Op de vraag “Wie kan de laptop gebruiken, wie zijn de gebruikers?” antwoordt verdachte: “ik en iedereen die erop kan zolang hij niet in de beveiliging valt.” In het vervolg van het verhoor verklaart verdachte dat hij de verschillende wachtwoorden voor gebruik van zijn werklaptop in een boekje heeft opgeschreven. Op de vraag: “Wie hebben die passwords?” antwoordt verdachte: “Mijn secretaresse, en ik zou niet weten wie nog meer, maar ze staan in een boekje.”97.
15 juni 2012 (werklaptop verdachte)
Op 15 juni 2012 is op de werklaptop van verdachte gezocht naar/zijn de volgende sites bezocht:
- -
23:26:19 uur: de Engelse vertaling van het Nederlandse woord bedwelmen
- -
23:26:54 uur: een artikel op spits.nl, waarbij een vrouw 5 jaar gevangenis had gekregen voor het bedwelmen van vrachtwagenchauffeurs
16 juni 2012 (Sony tablet)
Op 16 juni 2012 is op de Sony tablet gezocht naar/zijn de volgende sites bezocht98.:
- -
00:41:00 uur: mail.google.com
- -
00:44:14 uur: www.ING.nl/mobile/android.aspx
- -
01:36:28 uur: LinkedIn (accepteren invite)
- -
01:38:55 uur: Facebookaccount verdachte
- -
02:02:11 uur: gebruikershandleiding Sony Bravia (TV)
- -
02:05:32 uur: Sony Bravia Google
- -
02:06:44 uur: Stel uw eigen BMW samen
- -
02:07:27 uur: www.bmw.nl
- -
02:07:39 uur: alcohol gevaarlijk- google zoeken
- -
02:13.11 uur: Wikipedia - Ethanol
- -
02:15.00 uur: Alcohol gevaarlijk lekker / alcohol en vergiftiging / Alcohol en
Gezondheid
- -
02:24:09 uur: Alcohol verdovend middel - Google
- -
02:26:37 uur: Methanol kopen - info pagina
- -
02:28:11 uur: Ethanol - gezondheidsraad
- -
02:28.35 uur: Pure alcohol ethanol gevaarlijk/inademen alcohol - Google
- -
02:38:16 uur: Bedwelmen alcohol - Google
- -
02:52:43 uur: Verwijderen van een teek
- -
02:53:11 uur: Alcohol info.nl
- -
02:54:19 uur: Bewustzijn ethanol - Google
- -
02:55:35 uur: Geneeskunde (jongens met alcoholintoxicatie)
- -
02:56:02 uur: Bewustzijn Ethanol - Google
- -
02:58:52 uur: Drugs - Wikipedia
- -
03:06:31 uur: Chloroform - Wikipedia
- -
03:07:23 uur: Diethylether - Wikipedia
- -
03:08:38 uur: Distikstofmonoxide - Wikipedia
- -
03:11:06 uur: Lachgas - Drugs info team
- -
03:14:44 uur: Ether verdoving - Google
- -
03:14:01 uur: Bedwelmende gassen - Kennislink
Uit het activiteitenlogboek van [slachtoffer] op Facebook blijkt dat [slachtoffer] op 16 juni 2012 daarop actief was tussen de tijdstippen 02:51 en 03:35 uur (14 activiteiten)99., dus in hetzelfde tijdsbestek dat op andere apparatuur, namelijk de Sony tablet onder meer is gezocht naar de zoektermen Alcohol, Bewustzijn Ethanol, Chloroform en Ether.
17 juni 2012 (Sony tablet)
Op 17 juni 2012 is op de Sony tablet gezocht naar/zijn de volgende sites bezocht:100.
- -
20:11:00 uur: Nek breken doe je zo - VK Magazine
- -
20:11:27 uur: Nek breken – Google zoeken
- -
20:12:39 uur: Forum.fok.nl (opgewonden raken van nek breken vriendin)
- -
20:12:42 uur: Nek breken – Google zoeken
18 juni 2012 (Sony tablet)
Op 18 juni 2012 is op de Sony tablet gezocht naar/zijn de volgende sites bezocht:101.
- -
15:57:49 uur: Wat zijn softdrugs (www.jongereraadborsele.nl)
- -
16:02:11 uur: Soorten drugs
- -
16:02:30 uur: GHB kopen – Google zoeken
- -
16:02:54 uur: GHB kopen – Google zoeken
En daarna op dezelfde dag:
17:49:29 uur: How to kill someone and leave no trace [naam] (blog waarin 5
moordmethodes beschreven staan)
- -
17:50:47 uur: Ways to kill without a trace (forum)
- -
17:51:05 uur: Ways to kill without a trace (google zoeken)
Uit het gebruik van de HP Mediacenter Desktop (ad 8.) blijkt dat op 18 juni 2012 gedurende de periode van 17:43:33 uur tot 17:55:05 uur, derhalve in hetzelfde tijdsbestek dat op de Sony tablet is gezocht naar “kill without a trace”, door [slachtoffer] de volgende activiteiten zijn verricht respectievelijk websites zijn bezocht:102.
- -
17:43:33 uur: www.facebook.com.[naam]
- -
17:45:38 uur: www.facebook.com (reactie op status van [naam])
- -
17:55:05 uur: www.facebook/photos/clusters (uploaden van foto’s vanaf de HP
desktop en toevoegen aan album “slot Zuilen”)
18:00 uur: bijwerken status van [slachtoffer] op Facebook
24 juni 2012 (werklaptop)
Op 24 juni 2012 is op de werklaptop gezocht naar/zijn de volgende sites bezocht:103.
- -
22:38:00 uur: opstarten werkcomputer
- -
22:40:04 uur: Chloroform kopen
- -
22:45:05 uur: benevelen alcoholdamp
- -
22:49:33 uur: inademen 100% alcohol
- -
22:51:35 uur: inademen pure alcohol
- -
22:54:57 uur: inademen ethanol
- -
22:56:21 uur: inademen ethanol bewustzijn
- -
22:56:35 uur: welke stof zorgt voor verlies bewustzijn
- -
23:00-23:04: Check in KLM met inlognaam [verdachte]
- -
23.05.00 uur: gebruiker doet computer uit (logoff)
Uit het activiteitenlogboek van [slachtoffer] op Facebook blijkt dat [slachtoffer] op 24 juni 2012 daarop actief was op het tijdstip 22:39 (1 activiteit), dus vlak na het opstarten van de werkcomputer en vlak voor het moment dat op de werklaptop is gezocht naar de zoekterm Chloroform kopen.104.Deze activiteit op Facebook moet op andere apparatuur dan op de werklaptop zijn verricht, omdat uit de historie van de werklaptop niet blijkt van een bezoek aan Facebook op het genoemde tijdstip van 22:39.
Gesprek in [woonplaats]
In de avond van zaterdag 28 juli 2012 heeft verdachte in gezelschap van een vriend van hem een bezoek gebracht aan een restaurant in [woonplaats].105.De uitbaatster van het restaurant heeft over het gedrag en de uitlatingen van verdachte tijdens dit bezoek onder meer verklaard: “Ik vond dat deze man duidelijk aanwezig was en hard sprak. Ik hoorde hem zeggen dat stikken de minst erge manier van dood gaan is. 106.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2014 verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij dat heeft gezegd. Aan de juistheid van de verklaring van de uitbaatster kan volgens verdachte ernstig worden getwijfeld. Zij en haar man zouden hem die avond namelijk ook dingen hebben horen zeggen die aantoonbaar onjuist zijn, zoals dat hij zijn ongeboren kind niet zou hebben erkend.107.
Forensische bevindingen pathologie
Inleiding.
Op het lichaam van [slachtoffer] is direct na haar overlijden sectie uitgevoerd door arts en patholoog P.M.I. van Driessche (verder: Van Driessche). Bij (een gedeelte van) zijn onderzoek is ook een forensisch arts, D. Botter (verder: Botter), betrokken geweest.
Hun beider bevindingen zijn vastgelegd in een rapport.108.Voorts is in het kader van de sectie en op verzoek van Van Driessche toxicologisch onderzoek verricht in het lichaamsmateriaal van [slachtoffer]. Dit onderzoek is uitgevoerd door dr. M. Verschraagen (verder: Verschraagen), apotheker. Ook zij heeft haar bevindingen in een rapport vastgelegd.109.
Gedurende de loop van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte is op last van de rechtbank een contra-expertise uitgevoerd door arts en patholoog F.R.W. van de Goot (verder: Van de Goot). Hij heeft het lichaam van [slachtoffer] niet onderzocht, maar wel de tijdens de sectie gemaakte foto’s alsmede materiaal van de verschillende organen van [slachtoffer] ten behoeve van microscopisch onderzoek. Van de Goot heeft zijn bevindingen vastgelegd in een drietal ongedateerde rapporten, waarvan het laatste door hem is aangemerkt als ‘het definitieve rapport’. Waar in dit vonnis naar het rapport van Van de Goot wordt verwezen, wordt dit derde (definitieve) rapport bedoeld, dat (als enige van de drie) uit twaalf pagina’s bestaat.110.
Ter terechtzitting van 21 januari 2014 zijn (onder meer) alle hiervoor genoemde deskundigen gehoord, met uitzondering van Verschraagen. Wegens ziekte van Verschraagen is een collega van Verschraagen als deskundige gehoord, te weten R. Oosting.111.
Bevindingen van de deskundigen.
Bij de sectie zijn bij [slachtoffer] diverse letsels aangetroffen, verspreid over haar lichaam.
Bij de sectie werd echter geen zekere anatomische doodsoorzaak aangetroffen; derhalve geen fataal letsel.112.
De letsels die (wel) werden geconstateerd betreffen onder meer en voor zover hier relevant de volgende: (a) stipvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van beide ogen, ter plaatse van het oppervlak van het hart en aan het middenrif en - mogelijk, doch moeilijk beoordeelbaar - aan het longoppervlak113., (b) longoedeem114., (c) een bloeduitstorting hoog in de hals115.en (d) een beschadiging aan de binnenzijde van onderlip en tandvlees, met afwezigheid van één snijtand116..
Bij het toxicologisch onderzoek werd -onder meer en voor zover hier relevant- in het hartbloed van [slachtoffer] een thyreoglobuline-waarde van 282 µg/l gemeten.117.
Van Driessche heeft in zijn rapport geschreven:
“6. Interpretatie van resultaten.
Bij sectie was er bloeduitstorting hoog in de hals rechts (…), bij leven opgelopen door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend geweld.
Bij toxicologisch onderzoek (…) is een verhoogde concentratie thyreoglobuline aangetroffen. Aangezien bij sectie en vervolgonderzoek geen ziekelijke schade is gebleken aan de schildklier, kan dit zeer goed passen bij geweldsinwerking aan de hals.
De bevindingen van stipvormige bloeduitstortingen (…) en het aantreffen van longoedeem (…) zijn aspecifiek en kunnen gezien worden bij (doch zijn niet bewijzend voor) een overlijden ten gevolge van zuurstoftekort/verstikking.
Aangezien er bij sectie en vervolgonderzoek (…) geen andere doodsoorzaak is gebleken, kunnen de bevindingen derhalve passen bij een overlijden ten gevolge van verstikking, ten gevolge van bij leven opgelopen inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend geweld aan de hals.118.
(…)
Het letsel aan de mond en lippen (…) kan mogelijk kaderen binnen smoren (belemmering van de uitwendige luchtwegen) en derhalve mogelijk zijn opgelopen in het kader van een overlijden door zuurstoftekort/verstikking. Het is echter ook mogelijk dat deze letsels (…) het gevolg zijn van inwerking van stomp botsend geweld, zoals door slaan, trappen, vallen etc.
(…)
7. Conclusie
“(…) de sectiebevindingen kunnen mogelijk passen bij een overlijden ten gevolge van verstikking, ten gevolge van bij leven opgelopen inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend geweld aan de hals, al dan niet in combinatie met smoren (…).
Een andere doodsoorzaak werd bij sectie en vervolgonderzoek niet aangetoond maar kan echter niet geheel worden uitgesloten.”119.
Ter toelichting op de beschrijving van zijn interpretatie van de sectiebevindingen en de conclusie die hij daaraan heeft verbonden, heeft Van Driessche ter terechtzitting uiteengezet dat hij de woorden ‘kunnen mogelijk passen bij’ heeft gebruikt om aan te geven dat hij weinig kan zeggen, maar dat hij heeft willen aanduiden dat het niet slechts een theoretische mogelijkheid is.
Als hij op grond van zijn bevindingen meer zou hebben kunnen zeggen, zou hij zich hebben bediend van termen als ‘kan passen bij’ of ‘kan goed passen bij’ of ‘kan zeer goed passen bij’ tot ‘past zonder meer bij’. Wanneer hij een slechts theoretische mogelijkheid zou benoemen, zou hij de woorden ‘kunnen theoretisch passen bij’ hebben gebruikt. In de (taalkundige) uitdrukkingsvormen die hij gebruikt bij de interpretatie van zijn bevindingen, is ‘kunnen mogelijk passen bij’ dus één stap hoger dan een enkel theoretische mogelijkheid, aldus Van Driessche.
Voor wat betreft de in verband met de stipvormige bloeduitstortingen en het longoedeem gebezigde term ‘aspecifiek’, heeft Van Driessche ter terechtzitting uitgelegd dat hij hiermee bedoelt dat deze verschijnselen zich zowel (kunnen) voordoen bij een overlijden ten gevolge van verstikking als bij andere doodsoorzaken. Deze verschijnselen kunnen derhalve passen bij verstikking, maar zijn daar niet bewijzend voor, aangezien zij ook door andere oorzaken zouden kunnen zijn opgetreden.
Aan Van de Goot is expliciet gevraagd zijn onderzoek (ook) te richten op de hypothese van het overlijden van [slachtoffer] ten gevolge van een val van de trap en op de hypothese van overlijden door verstikking.
Ook Van de Goot heeft de aanwijzingen voor verstikking summier genoemd.
Hij heeft voorts in zijn rapport het volgende geschreven:
“Verstikking in de forensische zin, het belemmeren of blokkeren van de ademwegen dan wel het veroorzaken van een onvermogen tot ademen, laat zich qua expressie niet onderscheiden van een primaire blokkade van de aansturing van de ademhaling bij bijvoorbeeld hersenschade of inklemmen met uitval van hersenfuncties.
(…) Indien er sprake zou zijn geweest van een ongelukkige val van de trap met nadien bewusteloosheid kan dit voor ademdepressie hebben geleid.”120.
Ter terechtzitting heeft Van de Goot desgevraagd beaamd dat hij met een ‘primaire blokkade van de aansturing van de ademhaling’ bedoelt een ademhalingsblokkade die (bij het slachtoffer) optreedt zonder toedoen van anderen.
Van Driessche, Van de Goot en Botter hebben ter zitting allen verklaard dat alle letsels van [slachtoffer] veroorzaakt zouden kunnen zijn door een noodlottige val van de trap.
Voorts hebben zij alle drie verklaard dat de letsels zodanig waren dat zij daardoor bewusteloos geraakt zou kunnen zijn.
Over de aannemelijkheid van het feit of een val van de trap zich daadwerkelijk heeft voorgedaan hebben de deskundigen niets kunnen zeggen, nu dit te zeer afhankelijk is van te veel (hen onbekende) factoren, zoals bijvoorbeeld de trap zelf, eventuele obstakels die destijds ter plaatse aanwezig waren en de exacte wijze waarop [slachtoffer] is aangetroffen.
Botter heeft in dit verband benadrukt dat hij hierover mogelijk meer had kunnen zeggen, indien hij op 2 juli 2012 direct bij het onderzoek betrokken zou zijn, nu een dergelijke beoordeling van het slachtoffer ter plaatse en interpretatie van de daaruit voorgekomen bevindingen juist tot zijn expertise als forensisch arts behoort.
Meer specifiek heeft Botter in dit verband verklaard dat de vraag of daadwerkelijk een val van de trap heeft plaatsgevonden en, zo ja, of de verwondingen van [slachtoffer] (alleen) hieraan toegeschreven moeten worden of dat (ook) sprake is geweest van smoren/verstikken, wellicht beantwoord had kunnen worden als hij ter plaatse onderzoek had kunnen doen. Doordat dit - naar zijn zeggen cruciale - onderzoek niet heeft plaatsgevonden, is geen onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld (stof)vezels op het hoofd van [slachtoffer] die een aanwijzing voor verstikking kunnen zijn en heeft hij niet kunnen beoordelen of de houding van [slachtoffer] onder aan de trap en de mogelijke obstakels op en in de buurt van de trap de verwondingen van [slachtoffer] (zonder meer) kunnen verklaren.
Van Driessche en Van de Goot hebben ter zitting eensluidend verklaard dat de in het rapport van Van de Goot (expliciet) genoemde oorzaken voor het intreden van een primaire blokkade van de aansturing van de ademhaling (te weten: hersenschade of inklemmen met uitval van hersenfuncties) in het onderhavige geval, bij [slachtoffer], niet aan de orde waren.
Uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, is gebleken dat de opsomming in het rapport van Van de Goot niet limitatief bedoeld is en dat een primaire blokkade van de aansturing van de ademhaling ook door andere oorzaken zou kunnen zijn ingetreden. Hij heeft namelijk een aantal andere mogelijke oorzaken genoemd, waaronder een epileptisch insult of een beschadiging van het ruggenmerg, die als gevolg van een val van de trap zouden kunnen zijn ingetreden. Deze mogelijkheden zijn vervolgens besproken, waarbij Van Driessche heeft gezegd dat hij voor de genoemde en besproken mogelijkheden bij de sectie geen aanwijzingen heeft gevonden.
Beide deskundigen zijn het er echter over eens dat er nog andere mogelijke oorzaken denkbaar zijn en dat een primaire blokkade van de aansturing van de ademhaling als gevolg van een val van de trap niet kan worden uitgesloten.
Voor wat betreft de bij het toxicologisch onderzoek gemeten thyreoglobuline-waarde verschillen Van de Goot en Van Driessche van mening over de betekenis die daaraan moet worden gehecht.
Door Verschraagen is vastgesteld dat de thyreoglobuline-waarde 282 µg/l was en dat de concentratie thyreoglobuline daarmee verhoogd was.121.Ter terechtzitting is aan Oosting gevraagd wanneer sprake is van een ‘verhoogd’ thyreoglobuline-gehalte. Hij heeft daarop geantwoord dat de thyreoglobuline-waarde bij levende personen meestal beneden de 55 µg/l ligt; voor wat betreft overleden personen heeft Oosting verwezen naar een bepaald onderzoek uit de literatuur122., waarbij referentiewaarden tot 137 µg/l123.worden genoemd. Hij heeft daarbij opgemerkt dat er in het onderhavige geval dus sprake was van (ruim) een verdubbeling.
Volgens Van de Goot is de verhoging zodanig beperkt dat hij daaraan nauwelijks waarde toekent in de context van een eventuele verstikking, mede gelet op het feit dat bij slachtoffers van wurging veelal (zeer) veel hogere thyreoglobuline-waarden worden gemeten. Van de Goot heeft voorts opgemerkt dat wat hem betreft niet geheel is uitgesloten dat bij [slachtoffer] sprake was van een ziekelijke afwijking van de schildklier, die de in haar bloed gemeten thyreoglobuline-waarde zou kunnen verklaren, ondanks het feit dat bij sectie geen ziekelijke schildklierafwijking is aangetroffen. Hij heeft in dit verband (onder meer) gewezen op het feit dat [slachtoffer] aan alpha thallassemie leed, waarbij beïnvloeding van de endocriene organen, waaronder de schildklier, bekend is.
Van Driessche noemt de verhoging van de thyreoglobuline-waarde opmerkelijk. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij de sectie geen ziekelijke aandoening aan de schildklier heeft geconstateerd waardoor deze verhoging verklaard zou kunnen worden en dat de verhoging in zijn optiek evenmin kan worden toegeschreven aan de (vorm van) thallassemie waaraan [slachtoffer] leed. In zijn optiek moet de verhoging veroorzaakt zijn door trauma aan de schildklier. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat hij hiermee bedoelt trauma dat zowel kan passen bij samendrukkend geweld (zoals verstikken) als bij stomp botsend geweld (zoals vallen en botsen).
Van Driessche heeft in dit verband voorts opgemerkt dat een verhoogde thyreoglobuline-waarde (bij afwezigheid van een ziekelijke aandoening aan de schildklier) weliswaar bewijst dat er een bepaalde vorm van geweld op de hals was, maar dat dat niet bewijst dat iemand als gevolg daarvan gestorven is. Letterlijk heeft hij gezegd: “Een verhoogde thyreoglobuline-waarde bewijst dat er iets was aan de hals, maar bewijst niet dat je daaraan gestorven bent, je kunt gewurgd worden en vervolgens verder wandelen, of je kan op je hals vallen etc., en er niet aan sterven.”
De rechtbank maakt hieruit op dat de verhoogde thyreoglobuline-waarde die in het bloed van [slachtoffer] is gemeten zowel veroorzaakt kan zijn door een verwurgingshandeling als door een andere geweldsinwerking, waaronder een geweldsinwerking als gevolg van een val van de trap, en dat uit die thyreoglobuline-waarde op zichzelf niet kan worden afgeleid dat die geweldsinwerking ook heeft geleid tot het intreden van de dood.
De rechtbank begrijpt in het verlengde hiervan dat de door Van Driessche genoemde aanwijzingen die ‘mogelijk kunnen passen bij’ een overlijden ten gevolge van verstikking, in onderlinge samenhang moeten worden bezien.
Naar het oordeel van Van de Goot zijn de aanwijzingen ook in onderlinge samenhang bezien ‘summier’. Van Driessche heeft ter afsluiting van zijn verhoor ter terechtzitting opgemerkt: ‘Kort samengevat kan ik zeggen dat ik een doodsoorzaak heb die ik niet kan verklaren, dat ik een paar zachte aanwijzingen naar één richting heb, en dat ik voor heel veel andere dingen die de revue gepasseerd zijn geen aanwijzingen heb.’
4.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir allereerst naar voren gebracht dat het onderzoek in deze zaak moeilijk en moeizaam is geweest. Hij is van mening dat het bewijs als een ketting aan elkaar hangt en dat elke ketting zo sterk is als de zwakste schakel. Na het nauwkeurig langslopen van al deze schakels is de officier van justitie tot de absolute overtuiging gekomen dat verdachte de ten laste gelegde moord op [slachtoffer] en op hun ongeboren zoon [naam] heeft begaan. Ter onderbouwing van deze overtuiging heeft de officier van justitie - zakelijk en sterk samengevat weergegeven - gewezen op de volgende zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Op de ochtend van de dood van [slachtoffer] heeft er een geweldige ruzie plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte droeg op dat moment een blauwe onderbroek en een blauw T-shirt, die uiteindelijk zijn gevonden, weggemoffeld achter een stapel broeken in de kledingkast. Op de deuren van die kast zijn bloedvegen aangetroffen en op zowel de onderbroek als het T-shirt is bloed aangetroffen van [slachtoffer]. Ook elders in de woning en in de auto van verdachte worden bloedvlekken aangetroffen. Verder heeft verdachte aantoonbaar gelogen over zijn alibi in de ochtend van 2 juli 2012, meer in het bijzonder over zijn verblijfplaats omstreeks 10:00 uur en over de plek waar hij de conference call rond dit tijdstip heeft gevoerd. Ook heeft verdachte onjuist verklaard over de door hem verrichte werkzaamheden bij Oracle en heeft verdachte gezwegen over een rit van zijn werk naar de omgeving van zijn woning tussen 11:00 en 11:40 uur.
In de twee weken direct voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] heeft verdachte op zoektermen gezocht op zijn werklaptop en op de Sony tablet die maar tot één logische conclusie kunnen leiden: verdachte was bezig om een wijze te zoeken waarop hij [slachtoffer] kon vermoorden, zonder daarbij betrapt te worden.
Tijdens de schouw in de woning van verdachte op 11 juni 2013 is door verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] op een andere plaats heeft aangetroffen dan waar zij uiteindelijk door de politie is gevonden. Verdachte zou [slachtoffer] een beetje opzij hebben geduwd omdat hij haar anders niet kon reanimeren. Het hoofd van [slachtoffer] is echter niet verschoven. Haar hoofd is namelijk in een plas bloed (zogenaamde bloedpoel) aangetroffen zonder dat er veegsporen zijn aangetroffen. De verklaring van verdachte op dit punt is dus kennelijk leugenachtig en mag als bewijsmiddel worden gebruikt.
Gezien de forensische bevindingen tezamen zijn er alleen maar aanwijzingen voor de doodsoorzaak verstikking. Deze aanwijzingen zijn “zacht”, maar het feit is dat ze er zijn en er is geen contra-indicatie voor deze doodsoorzaak. De aanwijzingen zijn ook dusdanig sterk dat de deskundige van het NFI er een conclusie aan durft te verbinden die niet de zwakste gradatie van waarschijnlijkheid kent. Daarbij komt dat voor een andere doodsoorzaak dan verstikking geen enkele aanwijzing is gevonden. Amper vier weken na de dood van [slachtoffer] wordt verdachte in een - min of meer - dronken bui luidruchtig en wordt gehoord dat hij zegt “stikken is de minst erge manier van dood gaan”. Met de kennis van nu kan dit bezwaarlijk anders worden gezien dan als daderwetenschap.
Al deze bewijsmiddelen tezamen leiden tot de oprechte overtuiging en logisch gezien slechts tot één scenario: [slachtoffer] is om het leven gekomen door een misdrijf en verdachte is daarvoor verantwoordelijk. Verdachte heeft dit anders dan in een opwelling gedaan, zodat de conclusie is dat sprake is van voorbedachte raad. Dit volgt uit het feit dat verdachte voorafgaand aan 2 juli 2012 reeds op internet heeft gezocht op de “perfecte moord”.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte vrij moet worden gesproken van de aan hem ten laste gelegde moord, subsidiair doodslag. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging - zakelijk en sterk samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte was na het aantreffen van [slachtoffer] op 2 juli 2012 uiteraard uit zijn normale doen. Algehele ontreddering heeft zich toen van hem meester gemaakt. Een zodanige schokkende gebeurtenis heeft ook een ongelofelijke impact op iemands gevoel, denken en functioneren. De shocktoestand waarin verdachte is komen te verkeren heeft er ook toe geleid dat hij op verschillende punten in zijn notitie en in zijn eerste verklaringen een andere gang van zaken heeft geschetst dan later is gebleken. Dit is hem gezien zijn shocktoestand niet te verwijten en mag daarom ook niet in zijn nadeel worden uitgelegd. Daarbij komt dat ervaring leert dat hoe meer een verdachte wordt gehoord hoe meer discrepanties er zijn te ontdekken in de verklaringen. Dat verdachte op sommige punten verschillend heeft verklaard, is dus ook niet vreemd te noemen. In ieder geval is het zo dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zich in de ochtend van 2 juli 2012 tussen 09:00 en 12:00 uur in de woning heeft bevonden.
Verder ontkent verdachte op de werklaptop en/of de Sony tablet te hebben gezocht naar de in het dossier genoemde zoektermen. Kennelijk heeft [slachtoffer] dat gedaan. Deze conclusie wordt ondersteund door het feit dat bij een aantal zoektermen aantoonbaar is dat verdachte op dat moment niet thuis was en bij weer andere zoektermen is het meer aannemelijk dat [slachtoffer] daarop gezocht heeft dan verdachte. Dat [slachtoffer] gelijktijdig met het intoetsen van de zoektermen haar Facebook bekeek (op een andere computer) zegt niets. Multitasken is gebruikelijk. Ook ontbreekt iedere logica voor de stelling dat verdachte naar de gewraakte zoektermen heeft gezocht. De relatie met [slachtoffer] was goed, verdachte was tot over zijn oren verliefd op [slachtoffer] en er is geen enkele aanwijzing dat verdachte psychopathische trekken heeft. In het algemeen moet nog worden opgemerkt dat sommige zoektermen wellicht vreemd voorkomen, maar geen van de zoektermen kan concreet in verband met de dood van [slachtoffer] worden gebracht.
De in de woning aangetroffen bloedsporen zeggen evenmin iets. Deze zijn allemaal niet delict gerelateerd. De in de auto van verdachte aangetroffen bloedsporen hebben ook geen bewijskracht. [verdachte] heeft hiervoor een aannemelijke verklaring gegeven, namelijk een wondje aan zijn neus. Door een lacune in het onderzoek is thans niet na te gaan welke verwondingen verdachte op 2 juli 2012 had. Dit kan niet ten nadele van verdachte werken. Ook voor het bloed op de gevonden onderbroek en T-shirt heeft verdachte een aannemelijke verklaring gegeven, te weten het deppen van een bloedneus. Indien de rechtbank die kleding, althans de sporen daarop, voor het bewijs denkt te gaan bezigen, dan is het nodig dat alsnog onderzoek wordt gedaan naar de soort bloedsporen en de wijze waarop deze op de kleding zijn gekomen.
Het “gesprek in [woonplaats]” biedt ook geen steun voor het bewijs. Degene die toen flarden van het gesprek tussen verdachte en een vriend van hem zou hebben opgevangen (over verstikking), meent namelijk ook uitlatingen te hebben gehoord die aantoonbaar onjuist zijn. Ook is het onaannemelijk dat verdachte tegen een vriend een boekje open zou doen over wat er op 2 juli 2012 gebeurd zou zijn. Van een bewijsmiddel - daderkennis - is dus geen sprake.
Met betrekking tot de forensische bevindingen is de conclusie dat de doodsoorzaak niet kan worden vastgesteld, maar een ongelukkige val van de trap is een reëel scenario. Ook de geconstateerde letsels bij [slachtoffer] passen bij dat scenario. [slachtoffer] kan onwel zijn geworden, haar evenwicht hebben verloren, buiten bewustzijn zijn geraakt, hersenletsel hebben opgelopen, een epileptisch insult hebben gekregen etc. Al deze mogelijkheden die tot de dood van [slachtoffer] hebben kunnen leiden zijn door de deskundigen niet uitgesloten. Voor de door de officier gestelde “verstikking” zijn slechts summiere aanwijzingen en die zijn pas gevonden nadat de politie om een bevestiging van dit mogelijke scenario heeft gevraagd. Daarbij wreekt zich bovendien dat op 2 juli 2012 of kort daarna geen (dan wel een gebrekkig) forensisch onderzoek is uitgevoerd. Dit betekent dat eventuele (contra)indicaties voor de verschillende mogelijke doodsoorzaken niet zijn onderzocht, zoals bemonstering van mond en neus op vezels, ligging van de stoelhoezen in relatie tot een val van de trap en een onderzoek naar de verwondingen bij verdachte. Dat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden mag niet in het nadeel van verdachte werken. In het licht van dit alles kan niet (onomstotelijk) worden vastgesteld dat [slachtoffer] op gewelddadige wijze om het leven is gebracht. Nu dat wettige bewijs ontbreekt, dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Overwegingen met betrekking tot de onjuistheden in de verklaring van verdachte
Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de gebleken onjuistheden in de notitie en de eerste verklaringen van verdachte, volgt dat verdachte over de ochtend van 2 juli 2012 in eerste instantie op een aantal wezenlijke punten een andere gang van zaken heeft voorgespiegeld dan later op grond van de onderzoeksresultaten naar voren is gekomen.
Allereerst heeft verdachte het doen voorkomen alsof [slachtoffer] en hij kort voor haar overlijden een onbetekenende ruzie hebben gehad, terwijl hij aantoonbaar heeft gelogen over de door hem gestelde afspraak met de kraamzorg die aan de ruzie ten grondslag zou hebben gelegen. Bovendien stelt de rechtbank vast dat verdachte - om hem moverende redenen - de hevigheid van hetgeen zich die ochtend in de tuin heeft afgespeeld, heeft willen bagatelliseren.
Voorts heeft verdachte het in de notitie en in de verhoren van 3 en 8 juli 2012 doen voorkomen alsof hij om 09:00 uur van huis is vertrokken en (na het gestelde bezoek aan Burgerzaken) de rest van de ochtend op zijn werk is geweest, totdat hij rond 12:00 uur thuis kwam en [slachtoffer] levenloos aantrof. Uit het onderzoek is echter gebleken dat verdachte (in elk geval) ook tussen 09:59 en 10:18 uur in elk geval in de buurt van zijn woning is geweest en dat hij tussen 10:58 en 11:38 tussentijds van zijn werk is weg geweest en in de richting van zijn woning is gereden, en vervolgens weer (kort) terug naar zijn werk.
Daarnaast heeft verdachte ook onjuist verklaard over de activiteiten die hij die ochtend op zijn werk zou hebben verricht.
De rechtbank constateert dat verdachte zijn verklaring telkens bijstelt op het moment dat hij met onjuistheden in zijn verklaring wordt geconfronteerd, en zich dan telkens tot in detail weet te herinneren dat en hoe het anders is gegaan dan hij in eerste instantie, kort na het overlijden van [slachtoffer], heeft verklaard en heeft opgeschreven.
De raadsman van verdachte heeft - kort gezegd - bepleit dat dit alles niet vreemd is, omdat verdachte kort na het overlijden van [slachtoffer] in een shocktoestand verkeerde. Daarom heeft verdachte dingen opgeschreven en heeft hij zaken verklaard die naderhand niet juist bleken te zijn, aldus de raadsman.
De rechtbank acht deze uitleg voor de onjuistheden in notitie en verklaringen van verdachte onaannemelijk. Allereerst is het aantal “vergissingen” dusdanig groot en betreft het zulke wezenlijke punten, dat niet valt in te zien dat de gestelde shocktoestand tot al deze onjuiste notities/verklaringen heeft geleid. Ten tweede blijkt noch uit de notitie, noch uit de processen-verbaal van de verhoren op 3 en 8 juli 2012 dat verdachte in een zodanige shocktoestand verkeerde dat hij zich de gang van zaken op 2 juli 2012 niet goed meer herinnerde of niet in staat was daarover te verklaren. Noch verdachte zelf, noch zijn advocaat, die de verhoren heeft bijgewoond, noch de verhorend verbalisanten maken er immers melding van dat zij twijfelen aan het feit of verdachte in staat is om een verklaring af te leggen. Integendeel, verdachte heeft juist meermalen uit zichzelf benadrukt dat hij zich kort na 2 juli 2012 goed kon herinneren wat er die dag was gebeurd (“Ik heb van tevoren dingen opgeschreven, dus ik heb ze redelijk in mijn hoofd”124.en “Ik heb verteld wat er gebeurd is, vers van de pers”125.).
Daarnaast blijkt uit de notitie dat verdachte kleine - op het oog niet redengevende - feitelijkheden kan terughalen en ook met betrekking tot die feitelijkheden geen enkel voorbehoud maakt. Niet valt in te zien dat verdachte wel precies weet wat hij voor zijn ontbijt heeft gegeten, maar zich herhaaldelijk vergist ten aanzien van de plaats waar hij de conference call heeft gevoerd en de tussentijdse rit van zijn werk in de richting van zijn woning vergeet te vermelden, terwijl het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat de tussentijdse rit van werk richting huis - gezien zijn positie als verdachte - een essentieel gegeven was dat genoemd en verklaard moest worden.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank ervan overtuigd is dat verdachte op meerdere punten bewust heeft gelogen en op andere punten bewust heeft gezwegen over wat zich op de ochtend dat [slachtoffer] is overleden tussen hem en [slachtoffer] heeft afgespeeld, waar hij die ochtend is geweest en wat hij die ochtend precies heeft gedaan.
4.4.2
Overwegingen met betrekking tot het computergebruik vóór 2 juli 2012
Verdachte ontkent dat hij de hiervoor omschreven zoektermen heeft ingevoerd en/of de vermelde websites heeft bezocht. In een schriftelijk stuk heeft verdachte per datum een uitleg gegeven over de verschillende - hierboven omschreven - internetbezoeken en daarbij komt verdachte tot de conclusie dat het hoogst waarschijnlijk is dat [slachtoffer] op zijn werklaptop en op de Sony tablet genoemde zoektermen heeft ingetoetst.
De rechtbank acht deze uitleg onaannemelijk op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Ten eerste had [slachtoffer], zoals uit het overzicht hierboven blijkt, de beschikking over een vijftal eigen laptops. Daarnaast bezat [slachtoffer] twee Iphones en blijkt uit het gebruik van de HP Desktop op onder meer 18 juni 2012 dat [slachtoffer] ook deze computer gebruikte. Gezien dit grote aantal apparaten dat [slachtoffer] (voor internet) kon gebruiken respectievelijk gebruikte is niet aannemelijk dat [slachtoffer] op 15 en 24 juni 2012 de werklaptop van verdachte zou hebben gepakt om op genoemde zoektermen te zoeken.
Daar komt bij dat de onwaarschijnlijkheid hiervan nog wordt vergroot door het feit dat verdachte de werklaptop pas sinds kort had en dat die was beveiligd met een aantal wachtwoorden. In eerste instantie heeft verdachte verklaard dat alleen hij en zijn secretaresse de wachtwoorden hadden en dat hij die in een boekje had geschreven. Dat ook [slachtoffer] op de hoogte was van de wachtwoorden, heeft verdachte toen niet verklaard. Ook heeft verdachte niet gezegd dat hij [slachtoffer] ooit achter zijn werklaptop heeft zien zitten. Pas ter terechtzitting van 20 januari 2014 is verdachte met de verklaring gekomen dat hij de wachtwoorden ook op “een geeltje” had geschreven en op de computer had geplakt, dat hij de wachtwoorden met [slachtoffer] had gedeeld en dat [slachtoffer] ook gebruik maakte van zijn werklaptop. Deze verklaring is in strijd, althans niet overeenkomstig, zijn eerdere afgelegde verklaring hieromtrent.
Ten derde blijkt uit het gebruik van de werklaptop op 24 juni 2012 dat deze om 22:38 uur is opgestart, derhalve met gebruikmaking van de verschillende wachtwoorden. Vervolgens is direct daarna onder meer gezocht op “Chloroform kopen” en is om 22:56:35 uur gezocht op “welke stof zorgt voor verlies bewustzijn”. De invulling van deze laatste zoekterm is in de periode 23:00 uur tot 23:04 uur weer direct gevolgd door een bezoek aan de website van KLM, waarbij verdachte heeft ingecheckt voor zijn vlucht naar Zweden de volgende dag.
Verder blijkt uit de dagen 16, 18 en 24 juni 2012 dat [slachtoffer] op het moment dat naar de zoektermen op de Sony tablet (16 en 18 juni) en de werklaptop (24 juni) werd gezocht, actief was op een andere computer/telefoon. Verdachte verklaart hierover dat het zeer wel mogelijk is dat [slachtoffer] in dezelfde periode op twee computers (dan wel computer en telefoon) activiteiten heeft verricht. Met verdachte is de rechtbank van oordeel dat dit kan, maar aannemelijk acht zij dat in dit geval niet. Moeilijk is namelijk voor te stellen dat [slachtoffer] op 18 juni 2012 gedurende de periode 17:49:29 uur tot 17:51:05 uur op de Sony tablet zoekt op “Kill without a trace” en daarna een blog bezoekt waar 5 moordmethodes staan beschreven en in de periode 17:43:33 uur tot 18:00:00 gebruik maakt van de HP desktop, onder meer voor het uploaden van foto’s van het huwelijksaanzoek van twee dagen daarvoor vanaf die computer naar haar Facebookaccount. Temeer is dit scenario onaannemelijk, nu niet valt in te zien waarom [slachtoffer] - als zij op de gewraakte zoektermen had willen zoeken - dat niet op de HP Desktop heeft gedaan, te weten de computer die zij toen gebruikte en die ook een internetverbinding had.
Voor het gebruik van de Sony tablet op 16 juni 2012 geldt meer specifiek dat in het begin van deze internetsessie de website van ING is bezocht, daarna de LinkedIn- en Facebookaccount van verdachte, vervolgens de handleiding van de nieuw door verdachte (op verzoek van [slachtoffer]) aangeschafte televisie is geraadpleegd en ten slotte informatie over BMW (samenstellen van een BMW) is opgevraagd, waarna direct daarop volgend is gezocht naar onder meer de gewraakte zoektermen Ethanol, Pure alcohol, ethanol gevaarlijk en Chloroform. Het is mogelijk dat [slachtoffer] in één van deze onderwerpen geïnteresseerd was, maar onaannemelijk acht de rechtbank dat [slachtoffer] in de nacht van 15 op 16 juni 2012 achter elkaar websites heeft bezocht waarvan aangenomen mag worden dat deze websites allemaal in directe relatie tot verdachte staan. Verdachte heeft namelijk een rekening bij ING ([slachtoffer] niet), hij heeft de nieuwe televisie aangeschaft, hij mocht een nieuwe leaseauto uitzoeken en zijn LinkedIn en Facebook pagina zijn bezocht.
Al het vorenstaande zou mogelijk anders zijn, indien op één van de privé of zakelijke laptops van [slachtoffer] naar zoektermen zou zijn gezocht die (soort)gelijk zijn aan de zoektermen waarnaar op 15, 16, 17, 18 of 24 juni 2012 is gezocht. Hiernaar is onderzoek gedaan, maar daarvan is niet gebleken.
Ten slotte wordt in dit kader overwogen dat het aannemelijk is - gezien de aard en soortgelijkheid van de ingevulde zoektermen op de Sony tablet en de werklaptop van verdachte - dat één en dezelfde persoon hiervoor verantwoordelijk is.
Op grond van alle hiervoor genoemde omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het hiervoor weergegeven computergebruik vóór 2 juli 2012 aan verdachte moet worden toegeschreven en dat hij degene is geweest die de betreffende zoektermen heeft ingevoerd en de betreffende websites heeft bezocht.
4.4.3
Beoordeling
Voorop gesteld moet worden dat de forensische bevindingen geen uitsluitsel bieden over de vraag of [slachtoffer] is overleden ten gevolge van een misdrijf dan wel ten gevolge van een noodlottig ongeval.
De deskundigen hebben immers geen anatomische doodsoorzaak kunnen vaststellen en hebben verklaard dat een overlijden als gevolg van een noodlottige val van de trap, ondanks het feit dat geen (daaraan te relateren) fataal letsel is geconstateerd, niet kan worden uitgesloten.
Bij een dergelijke stand van zaken, waarbij onzekerheid bestaat over de vraag of überhaupt een misdrijf heeft plaatsgevonden, dient hard bewijs voorhanden te zijn om aan te kunnen nemen dat [slachtoffer] inderdaad door een (door verdachte begaan) misdrijf om het leven is gekomen.
Op grond van de forensische bevindingen (pathologie) zijn er summiere c.q. zachte aanwijzingen voor verstikking, hetgeen op zichzelf onvoldoende is om aan te nemen dat dit scenario zich heeft voorgedaan en dat verdachte hier de hand in heeft gehad.
Het komt derhalve aan op de beoordeling en de weging van de hiervoor onder 4.1 genoemde feiten en omstandigheden, teneinde te bezien of deze (tezamen) voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren om vast te kunnen stellen dat verdachte de hem ten laste gelegde moord dan wel doodslag op [slachtoffer] en hun ongeboren zoon [naam] heeft begaan.
Alvorens daartoe over te gaan, overweegt de rechtbank allereerst dat zij geen motief heeft kunnen vaststellen waarom verdachte [slachtoffer] en hun ongeboren zoon om het leven zou hebben willen brengen. Het feit dat verdachte [slachtoffer] bij benadering twee weken voor haar overlijden ten huwelijk heeft gevraagd lijkt eerder een contra-indicatie en in de zich in het dossier bevindende (elektronische) berichten die over en weer tussen hen zijn geschreven, is ook geen aanwijzing te vinden voor een eventuele (op handen zijnde) escalatie.
Naar een eventueel financieel motief is onderzoek gedaan, maar daarvan is evenmin gebleken.
Bij requisitoir is een mogelijk motief ook niet aan de orde gekomen.
In het kader van de weging en beoordeling van de hiervoor onder 4.1. genoemde feiten en omstandigheden wordt het volgende overwogen.
Bewijs voor het feit dat [slachtoffer] ten gevolge van een misdrijf is gestorven en dat verdachte daar de hand in heeft gehad, is volgens de officier van justitie te vinden in de opmerking van verdachte tijdens het gesprek in [woonplaats], vier weken na de dood van [slachtoffer], dat “stikken de minst erge manier van doodgaan” is, welke opmerking hij als daderkennis aanmerkt.
Binnen dit kader is relevant dat de uitbaatster van het restaurant in [woonplaats] slechts flarden van het gesprek tussen verdachte en zijn gesprekspartner heeft opgevangen en dat de context waarbinnen verdachte deze opmerking heeft gemaakt dus ongewis is. Dit betekent dat niet (zonder meer) kan worden aangenomen dat verdachte de opmerking “stikken is de minst erge manier van doodgaan” heeft gemaakt in relatie tot zijn handelen op 2 juli 2012. Niet uitgesloten is bijvoorbeeld dat verdachte in [woonplaats] met zijn gesprekspartner heeft gesproken over mogelijke doodsoorzaken van [slachtoffer] en dat “stikken” als één daarvan is genoemd.
Met betrekking tot het bebloede ondergoed overweegt de rechtbank enerzijds dat dit, gelet op het daarop aangetroffen bloed en de daarop aangetroffen haren van [slachtoffer] en gelet op de plaats en wijze waarop dit ondergoed is aangetroffen, zeer wel delict gerelateerd zou kunnen zijn. Wanneer echter de geringe hoeveelheid bloed op dit ondergoed in ogenschouw wordt genomen (slechts enkele zeer kleine vlekjes en één iets groter vlekje van ongeveer 1 cm doorsnede), kan anderzijds een relatie met een (levens)delict niet zonder meer worden aangenomen.
Voor wat betreft de (overige) bloedsporen die in de woning zijn aangetroffen kan geen (zekere) relatie met een misdrijf worden vastgesteld. De deskundige heeft immers aangegeven dat geen van de aangetroffen bloedsporen en bloedspoorpatronen de karakteristieke kenmerken vertoonden van bloedspoorpatronen die zijn ontstaan als gevolg van geweld. Voorts heeft de deskundige vastgesteld dat de meeste bloedsporen zijn ontstaan door fysiek contact met een bebloed persoon of object, hetgeen ook past bij contactsporen die (door handelingen van verdachte, ambulancepersoneel en politie) zijn ontstaan na het overlijden van [slachtoffer].
Ook met betrekking tot de bloedsporen in de auto en op de tissues kan geen relatie met een misdrijf worden vastgesteld. Dit betreft immers bloed van verdachte zelf, waarvoor verdachte een op zichzelf mogelijke verklaring heeft gegeven (een bloedend wondje aan zijn neus). De juistheid van die verklaring kan niet worden getoetst, nu destijds geen onderzoek is gedaan naar eventuele verwondingen van verdachte.
Een andere mogelijke schakel in de door de officier van justitie genoemde bewijsketting zijn de door verdachte in de weken vóór 2 juli 2012 ingevulde zoektermen op de werklaptop en de Sony tablet.
Dat verdachte die zoektermen heeft ingevuld en aan die zoektermen gerelateerde websites heeft bezocht, wekt op zijn minst genomen bevreemding en kan, nu dit computergebruik kort voor de dood van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, als belastend worden aangemerkt. Anderzijds moet in ogenschouw worden genomen dat sprake is van een diversiteit aan zoektermen die niet allemaal in (direct) verband staan met de dood en die bovendien ook niet op verstikking zijn gericht (de enige doodsoorzaak waarvoor summiere aanwijzingen zijn). Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat steeds sprake is van kortdurend zoeken, van enkele seconden tot hooguit enkele minuten.
Het voorgaande laat echter onverlet dat verdachte leugenachtig heeft verklaard met betrekking tot dit computergebruik. Voorts heeft verdachte ook leugenachtig verklaard met betrekking tot hetgeen zich op de ochtend van 2 juli 2012 tussen hem en [slachtoffer] heeft afgespeeld en waar hij die ochtend (op welke tijdstippen) is geweest en wat hij die ochtend precies heeft gedaan. Dit vormt een sterke aanwijzing dat verdachte iets heeft willen verbergen over wat zich op die ochtend heeft voorgedaan en over zijn rol daarbij.
Op basis van de in het dossier voorhanden zijnde gegevens kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte op de betreffende ochtend - na het door hemzelf gestelde vertrek uit de woning rond 09:15 uur - nog of weer in de woning is geweest.
Dit alles leidt tot de kernvraag of – mede met inachtneming van de kennelijke leugenachtige verklaringen van verdachte – onomstotelijk, althans met voldoende mate van zekerheid, kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] ten gevolge van een door verdachte gepleegd misdrijf om het leven is gekomen. Na grondige en herhaalde afweging van al het voorgaande, ook in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Gelet op het feit dat op grond van de forensische bevindingen slechts summiere aanwijzingen bestaan die er op duiden dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van een misdrijf, is het (overige) bewijs onvoldoende hard om onomstotelijk, althans buiten gerede twijfel, vast te kunnen stellen dat verdachte [slachtoffer] heeft verstikt of op een andere wijze om het leven heeft gebracht. De gang van zaken rondom het reanimeren en de (mogelijke) verplaatsing van het hoofd van [slachtoffer] daarbij wekt bevreemding, maar maakt dit niet anders.
Deze conclusie zou mogelijk anders hebben geluid indien op 2 juli 2012 direct een forensisch arts ter plaatse onderzoek zou hebben verricht. Een dergelijk onderzoek zou mogelijk meer informatie over de doodsoorzaak hebben opgeleverd en over de eventuele betrokkenheid van verdachte daarbij.
Bij de huidige stand van zaken dient verdachte echter te worden vrijgesproken bij gebrek aan voldoende wettig bewijs.
5. Beslag
Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, waarvan een deel reeds is teruggegeven. Op de volgende voorwerpen rust thans nog beslag:
een mobiele telefoon, Blackberry 9790, kleur zwart; goednummer 893112;
een Sony Tablet, kleur bruin, goednummer 855135;
7 stuks bierviltjes, achterzijde beschreven; goednummer 873391;
1 notitieblokje en losse blaadjes; goednummer 873453;
1 Lenovo computer type Thinkpad; 1032650;
1 geschreven document F2165394;
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
6. Vordering benadeelde partij
Mr. S.F.J. Smeets heeft namens de ouders van [slachtoffer] een materiële schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 29.928,97 en een immateriële schadevergoeding van ten bedrage van € 50.000,-, ter vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is veroorzaakt, te weten 2 juli 2012.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de vordering.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. een mobiele telefoon, Blackberry 9790, kleur zwart; goednummer 893112;
2. een Sony Tablet, kleur bruin, goednummer 855135;
3. 7 stuks bierviltjes, achterzijde beschreven; goednummer 873391;
4. 1 notitieblokje en losse blaadjes; goednummer 873453;
5. 1 Lenovo computer type Thinkpad; 1032650;
6. 1 geschreven document F2165394;
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra en A.J. Henderson MSc., griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2014.BIJLAGE : De (gewijzigde) tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade,
(zijn partner) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk, en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
- die [slachtoffer] van de trap geduwd/gegooid en/of
- die [slachtoffer] bij de keel/hals gepakt/gegrepen en/of (vervolgens) deze
Keel/hals dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor zij geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of
- de neus en/of mond, in elk geval de luchtwegen en/of
ademhaling, van die [slachtoffer] belemmerd (met de hand(en) en/of kleding en/of (een)
ander(e) voorwerpen), waardoor zij geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen,
althans zodanig geweld tegen/op die [slachtoffer] uitgeoefend en/of die [slachtoffer] in een zodanige situatie gebracht en/of gehouden,
tengevolge waarvan zij is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade,
(zijn zoon) [naam] (die zich op dat moment nog als ongeboren/levensvatbare vrucht in de buik van zijn moeder, [slachtoffer], bevond) van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk, en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
- voornoemde [slachtoffer] van de trap geduwd/gegooid en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij de keel gepakt/gegrepen en/of
(vervolgens) deze keel/hals dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor zij geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of
- de neus en/of mond, in elk geval de luchtwegen en/of
ademhaling, van voornoemde [slachtoffer] belemmerd (met de hand(en) en/of kleding
en/of (een) ander(e) voorwerpen), waardoor zij geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft
kunnen krijgen,
althans zodanig geweld tegen/op voornoemde [slachtoffer] uitgeoefend en/of voornoemde [slachtoffer] in een zodanige situatie gebracht en/of gehouden,
waardoor zij is overleden,
tengevolge waarvan die Julia (eveneens) is overleden;
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 12‑02‑2014
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 148.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2012, pag. 68.
Rapportage Bepaling Tijdstip van Overlijden, opgemaakt door Prof. Dr. H.A.M. Daanen, Prof. Dr. M.C.G. Aalders en Dr. D. Fiala, pag. 486 van het Forensisch Dossier.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2112.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2123 en 2124.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 1948.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2322.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2112.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2150.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2013, pag. 2215.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pag. 691.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pag. 706.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pag. 710-711.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], pag. 719.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], pag. 728.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5], pag. 734.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6], pag. 1036.
Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 7], pag. 1009.
Het geschrift, houdende aantekeningen van Verloskundigenpraktijk Breedstraat betreffende [slachtoffer], pag. 1018.
Idem, achterzijde van pag. 1016 bezien in samenhang met pag. 1018.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2153 en 2154.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2154.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2164 en 2165.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2012, pag. 176-179.
Proces-verbaal van observatie d.d. 3 augustus 2012, pag. 2961.
Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 952.
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 januari 2014
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 januari 2013, pag. 2183 en 2184.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2013, pag. 2278.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2319.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2329 en 2330.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2153 en 2154.
Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 920.
Proces-verbaal van observatie d.d. 3 augustus 2012, pag. 2961
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 januari 2013, pag. 2183.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 135.
Idem
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2329 - 2331.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 135.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2330.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 135.
Faxbericht advocaat van verdachte van februari 2013, pag. 141.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2330.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2013, pag. 145 en 146.
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 januari 2014.
Proces-verbaal van bevindingen, bevindingen beelden en logging Oracle, pag. 110.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2157.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 1948.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2323.
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 januari 2014.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2154-2155.
Proces-verbaal van bevindingen, pag. 124.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2013, pag. 2244.
Proces-verbaal van bevindingen Mac-adres Blackberry, pag. 84 en proces-verbaal van bevindingen Mac-adres navigatiesysteem, pag. 87.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2013, pag. 2243-2244.
Idem, pag. 2244-2246.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2013, pag. 2326.
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 januari 2014.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113.
Proces-verbaal van bevindingen, pag. 150.
Proces-verbaal van bevindingen, pag. 1564.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2012, pag. 148.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2113.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2012, pag. 2166 en 2167.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2013, pag. 2220 en 2221.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 augustus 2012, pag. 687-690.
Foto’s 101 en 102 uit het forensisch dossier, pag. 74.
Proces-verbaal van de schouw d.d. 11 juni 2013, pag 4.
Proces-verbaal van de schouw d.d. 11 juni 2013, pag 4.
Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 november 2013
Proces-verbaal onderzoek kastdeuren, pag. 293 van het Forensisch Dossier.
Proces-verbaal onderzoek kastdeuren, pag. 294 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 augustus 2012, opgemaakt door drs. J. Klaver (naar aanleiding van aanvraag 007), pag. 433 van het Forensisch Dossier.
Proces-verbaal van bevindingen, vindplaats blauwe onderbroek en blauw t-shirt, pag. 220.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pag. 691.
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 januari 2014.
Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 267-269 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 23 augustus 2012, opgemaakt door drs. J. Klaver, pag. 401 van het Forensisch Dossier.
Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 268 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (haaronderzoek) d.d. 25 september 2012, opgemaakt door ing. P.E. de Vreede, pag. 405-412 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 12 maart 2013, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, pag. 422 van het Forensisch Dossier.
Idem, pag. 424 van het Forensisch Dossier.
Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 12-19 van het Forensisch Dossier, proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 249-251 van het Forensisch Dossier en proces-verbaal nader onderzoek plaats delict, pag. 179-188 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (analyse van bloedspoorpatronen) d.d. 28 november 2013, opgemaakt door ing. L. Meijerink, nagezonden stuk zonder dossiernummering.
Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 230 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 augustus 2012, opgemaakt door drs. J. Klaver (naar aanleiding van aanvraag 005), pag. 445 van het Forensisch Dossier.
Idem.
Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 267-269 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 augustus 2012, opgemaakt door drs. J. Klaver (naar aanleiding van aanvraag 007), pag. 433 van het Forensisch Dossier.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 1054-1059.
Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 1734.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2013, pag. 2231.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2013, pag. 1806-1817 en loopverbaaal d.d. 22 oktober 2013 pag. 4631.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2013, pag. 4842-4844.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2013, pag. 1806-1817 en loopverbaaal d.d. 22 oktober 2013, pag. 4631.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2013, pag. 1806-1817 en loopverbaaal d.d. 22 oktober 2013, pag. 4632.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2013, pag. 4823-4829 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2013, pag. 4831 en 4832.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2012, pag. 1952-1962.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2013, pag. 4840.
Processen-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 augustus 2012 en 31 januari 2013, pag. 952 en 958.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juli 2012, pag. 948
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 januari 2014.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (pathologie-onderzoek) d.d. 29 oktober 2012, opgemaakt door P.M.I. van Driessche en D. Botter, pag. 339-360 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (toxicologisch onderzoek) d.d. 8 augustus 2012, pag. 361-368 van het Forensisch Dossier.
Het (ongedateerde) rapport van Symbiant, pathology expert centre, bestaande uit 12 pagina’s, opgemaakt door F.R.W. van de Goot, nagekomen en niet doorgenummerd in de dossiernummering.
Waar in het vonnis wordt verwezen naar hetgeen de deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard, wordt telkens verwezen naar het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 21 januari 2014.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (pathologie-onderzoek) d.d. 29 oktober 2012, opgemaakt door P.M.I. van Driessche en D. Botter, pag. 345 van het Forensisch Dossier.
Idem, pag. 342 van het Forensisch Dossier.
Idem, pag. 342 van het Forensisch Dossier.
Idem, pag. 342 bezien in samenhang met pag. 345 van het Forensisch Dossier.
Idem, pag. 342 van het Forensisch dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (toxicologisch onderzoek) d.d. 8 augustus 2012, opgemaakt door dr. M. Verschraagen, apotheker, pag. 365 van het Forensisch Dossier.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (pathologie-onderzoek) d.d. 29 oktober 2012, opgemaakt door P.M.I. van Driessche en D. Botter, pag. 345 van het Forensisch Dossier.
Idem, pag. 346 van het Forensisch Dossier.
Pag. 8 van het ongedateerde, uit 12 pagina’s bestaande rapport van Symbiant, pathology expert centre, opgemaakt door F.R.W. van de Goot, dat is nagekomen en niet is doorgenummerd in de dossiernummering.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (toxicologisch onderzoek) d.d. 8 augustus 2012, pag. 365 en 367 van het Forensisch Dossier.
Thyreoglobulin and violent asphyxia, E. Müller, W.-G. Franke, R. Koch, Forensic Science International 90 (1997) 165-170.
In het artikel wordt letterlijk gesproken over ng/ml (nanogram per mililiter), hetgeen dezelfde concentratie aangeeft als µg/l (microgram per liter).
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2012, pag. 2112.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 januari 2013, pag. 2184.