Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/6.2.3
6.2.3 Recht op ongedaanmaking
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS584079:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Voor een geschil tussen banken over een te laat ontvangen opdracht tot ongedaanmaking: HR 3 november 1989, NJ 1990, 290 (`Rabobank-Amro').
Op grond van artikel 13 ABV wordt een rekeninghouder geacht te hebben ingestemd met de inhoud van bevestigingen, rekeningafschriften, nota's of andere opgaven van de bank indien hij deze niet heeft betwist binnen twaalf maanden nadat die stukken hem redelijkerwijze geacht kunnen worden te hebben bereikt. Zie voor onterechte incasso ook de publieksbrochure van Currence, Automatische Incasso, p. 5, te raadplegen via
Currence Incasso, Rules & Regulations Incasso - Algemene Toelichting (januari 2008) p. 11. Op grond van HR 3 december 2004, NJ2005, 200 m.nt. PvS en JOR 2005, 51, m.nt. N.E.D. Faber (`Mendel q.q.-ABN Amro') is verdedigbaar dat er helemaal geen sprake is van enig faillissementsrisico aangezien de ongedaanmaking door de Hoge Raad als een boekhoudkundige debitering wordt gezien en daarmee buiten het vermogensrecht is geplaatst. Hierna komt in par. 5 aan de orde dat dát niet onder alle omstandigheden kan worden volgehouden.
Currence Incasso, Ruiles & Regulations Incasso - Algemene Toelichting (januari 2008) p. 16.
In het incassocontract met de crediteur zal de creditbank bedingen dat een uitgevoerde incasso-opdracht kan worden hersteld. Dat zal gebeuren indien de debetbank of diens rekeninghouder, de debiteur, de incasso storneert. De redenen voor stornering zijn verschillend voor de debetbank en de debiteur. De debetbank zal storneren indien het saldo van de debiteur niet toereikend is of er derdenbeslag is gelegd. Stornering is in deze gevallen een uitvloeisel van het feit dat de debetbank in geval van een incasso niet vooraf een saldocontrole kan uitvoeren, wat wel gebeurt als de debiteur de betalingsopdracht verstrekt. Een debiteur zal storneren indien de incasso onterecht is geschied, bijvoorbeeld omdat er in het geheel geen machtiging was verstrekt, deze ontoereikend was of reeds was ingetrokken. Bij stornering zijn enkele termijnen van belang.
Gedurende de eerste termijn kan een opdracht tot terugboeking worden ingezonden. Afhankelijk van het type incasso bedraagt de termijn 5 werkdagen dan wel 30 kalenderdagen te rekenen van de datum waarop de incasso-opdracht is uitgevoerd. Als in deze periode een terugboeking wordt ingezonden, zal de creditbank deze terugboeking altijd accepteren, dus ongeacht de reden van de terugboeking. Op grond van het incassocontract zal de creditbank bevoegd zijn het bedrag van de terugboeking ten laste te brengen van de rekening van de incassant. Met het oog op de tijd die gemoeid is met de verwerking van de opdracht, heeft de creditbank overigens een iets langere termijn voor het debiteren van de incassorekening, namelijk 9 werkdagen respectievelijk 35 kalenderdagen na de dag van incasso.1
De tweede termijn begint met het verstrijken van de eerste termijn en eindigt één jaar na de datum van de incasso. In deze tweede termijn liggen de kaarten enigszins anders. Een debiteur is bevoegd tot één jaar na de datum van incasso bezwaar te maken tegen een (vermeend) onterechte incasso.2 Het bezwaar wordt dan niet zonder meer geaccepteerd, wel zullen de gronden voor het bezwaar worden onderzocht. Indien blijkt dat het bezwaar van de debiteur gestoeld is op het ontbreken van een machtiging of op het feit dat de machtiging ongeldig was of reeds bleek ingetrokken, zal de creditbank het onterechte bedrag alsnog vergoeden aan de debiteur. Ook voor deze gevallen voorziet het incassocontract in de bevoegdheid van de creditbank om het gerestitueerde bedrag ten laste te brengen van de incassant, doorgaans door het debiteren van de incassorekening.
Door de rol die de creditbank vervult bij de uitvoering van een herstelboeking, krijgt de (onterecht) geïncasseerde niet het faillissementsrisico op de incassant opgedrongen. De creditbank is immers verantwoordelijk voor de betaling aan de debetbank in geval van stornering.3 Dat betekent ook dat de creditbank het verhaalsrisico draagt op de incassant. In het incassocontract is bedongen dat herstelboekingen bij wijze van verhaal ten laste mogen worden gebracht van de incassant. Is deze inmiddels failliet of is zijn vermogen anderszins niet meer toereikend of niet voor verhaal beschikbaar, dan blijft de creditbank achter met een onverhaalbare vordering. De geïncasseerde staat hier echter buiten. Hij kan volstaan met het verzoek tot terugboeking of de melding van de onterechte incasso aan zijn eigen bank. De debetbank zal de melding van de onterechte incasso voorleggen aan de creditbank. Die zal uitzoeken of er inderdaad sprake was van een onterechte incasso, doorgaans door de incassant te verzoeken een geldige incassomachtiging te tonen. Eventuele geschillen tussen de credit- en debetbank worden voorgelegd aan Currence Incasso.4